Onlangs verscheen een belangwekkend boek van de historicus Jan Willem Stutje: Folterfabriek Buchenwald. Overleven en collaboreren in een Duits concentratiekamp. Stutje kwam aan dat onderwerp tijdens zijn onderzoek over de trotskistische voorman Ernest Mandel. Daarover schreef hij een biografie, die ik – net als Stutje sterk beïnvloed door het werk van Mandel – na verschijnen in 2008 besprak in het jaarboek Kritiek. Stutje stuitte op correspondentie van Mandel met Ernst Federn en die ontdekking leidde uiteindelijk tot Folterfabriek Buchenwald.
Ernst Federn was een Weense, joodse trotskist die gevangen zat in Dachau (1936 en 1937) en in Buchenwald (1939-1945), twee van de Duitse concentratiekampen voor onder meer misdadigers en politieke gevangenen. Kampen waarin niet uitroeiing zoals in de vernietigingskampen, maar dwangarbeid en foltering centraal stonden. Federn overleefde de kampen door zijn grote intelligentie en innemende persoonlijkheid – en door geluk, zoals hij zelf heel goed besefte.
Heel bijzonder is dat Federn al een paar maanden na de oorlog een analyse publiceerde van het functioneren van Buchenwald en met name ook van het terrorisme van de SS en van de rol van de Duitse communisten binnen het systeem. Zij namen als “rode” Kapo’s de rol van de “groene” misdadigers over; de mensen die in opdracht van de nazi’s het reilen en zeilen in de kampen regelden. En er daarbij voor zorgden dat de eigen mensen in leven bleven en gepriviligeerde posities kregen, ook ten koste van anderen.
Federns eerste analyse van het kamp is uitzonderlijk: precies, wetenschappelijk, getuige bijvoorbeeld dit citaat: “Waar de administratie der gevangenen in de kampen niet in de handen der “groenen” was, berustte ze bij de zgn. politieke gevangenen, de “roden”. In de kampen, evenals in alle andere gevangenissen, hield de SS zich enkel bezig met de controle der administratie; de gevangenen zelf moesten het administratieve werk verrichten. Daardoor verkregen de kampambtenaren natuurlijk een aanzienlijke macht. In Buchenwald bv. hadden de gevangenen meer macht dan de SS in het kamp, daar de vooraanstaanden onder hen vaak meer vertrouwen genoten vanwege de commandant of de kampleider, dan de SS-lieden zelf. Men begrijpt, dat zulk een positie de politieke gevangenen in een lastig parket brengt, en wil men een verkeerd oordeel vermijden, dan dienen deze toestanden ook nauwkeurig ontleed te worden.”
Federns essay verscheen in Vlaanderen in een kleine oplage en kreeg destijds nauwelijks aandacht. Dat gold ook voor een aantal verdere uitwerkingen in de jaren daarna. Ook de werken van ex-gevangenen David Rousset en Primo Levi kregen in die eerste naoorlogse jaren weinig weerklank, de inhoud ervan was op dat moment te confronterend, te ongemakkelijk. Dat veranderde pas vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw en inmiddels geldt Is dit een mens? als een van de allerbelangrijkste boeken van de twintigste eeuw.
Stutje’s boek is geen makkelijke lectuur. Het is aan de ene kant een verhaal over de gebeurtenissen in Buchenwald, met de Federn als hoofdfiguur. Aan de andere kant is het een geschiedsfilosofische beschouwing waarin alle grote thema’s van de “korte twintigste eeuw” en het nazi-tijdperk voorbij komen: de aard van het nazi-regime, antisemitisme, de rol van het stalinisme in de arbeidersbeweging, de banaliteit van het kwaad, homoseksualiteit in de kampen, de schuld van het Duitse volk etc. Onderwerpen waarover boekenkasten zijn volgeschreven en die bekend zijn voor contemporaine historici, maar voor minder ingevoerde lezers minder eenvoudig te volgen en beoordelen zijn.
Ernst Federn
Indrukwekkend is de figuur van Ernst Federn, zijn opstelling in de kampen en zijn analyse daarvan. Na de oorlog verhuisde hij naar de Verenigde Staten en verloor hij zijn geloof in de revolutie en de arbeidersklasse. In plaats van Marx werd Freud zijn leermeester. Federn is een van de exponenten van de jonge intelligentsia die in het interbellum door het socialisme werden aangetrokken en deel gingen uitmaken van de kleine groepen trotskisten die zich verzetten tegen de dictatuur van het stalinisme. Zoals de Oostenrijker Karl Fischer, die in Buchenwald het leven van Federn redde bij de bevrijding van het kamp. David Rousset uit Franrijk, die vlak na de de oorlog al over Buchenwald schreef en later progressieve aanhanger van De Gaulle werd. Ik denk ook aan Abram Léon (Abraham Wajnsztock), die op 26-jarige leeftijd werd vermoord in Auschwitz en al een nog steeds indrukwekkend boek op zijn naam heeft staan over jodenvervolging en -emancipatie. Aan Martin Monath, die net als Leon afscheid nam van het linkse zionisme, aanhanger werd van Trotski, in Frankrijk tijdens de oorlog een Duitstalige krant uitgaf voor Duitse soldaten (Arbeiter und Soldat) en uiteindelijk door de nazi’s werd vermoord.
Dat met name de Duitse communisten met hun grote partijdiscipline een belangrijke rol speelden en kregen in deze concentratiekampen was voor mij niet geheel nieuw, maar Stutje gaat er uitvoerig op in. Federn was overigens niet tegen het aannemen van posities binnen de kamphiërarchie, omdat openlijk verzet binnen de kampen in zijn ogen onmogelijk was. Hij bekritiseerde wel het misbruik van die posities, waarvan ook linkse andersdenkenden de dupe werden.
Jammer is dat Stutje weinig aandacht besteedt aan de het werk van Jorge Semprun, de Spaanse romanschrijver die als lid van de Spaanse communistische partij en het Franse gewapende verzet in Buchenwald verbleef. Semprun, in Nederland vooral bekend vanwege zijn optreden in de tv-serie Nauwgezet en wanhopig van Wim Kayzer, bleef zijn gehele leven bezig met de kampervaring en slaagde er pas na twintig jaar in twee boeken erover te schrijven, De lange reis en Wat een mooie zondag. Stutje noemt die boeken wel, maar gaat er inhoudelijk niet echt op in. Ook na die twee boeken bleef Buchenwald Semprun in zijn latere werk bezig houden, zoals in L’écriture ou la vie en vooral in De dode met mijn naam uit 2001, waarin Semprun, werkzaam in de Arbeitsstatistik, de identiteit van een kampgenoot in doodsnood aanneemt om aan een executiebevel te ontsnappen. Semprun gaf aan dat hij dit boek niet eerder had kunnen schrijven en gaat in op de communistische netwerken binnen het kamp. Als communist en latere dissident was Semprun bij uitstek aangewezen om licht te werpen op de invloed van de communisten in het kampsysteem. Een aantal van de Duitse communisten uit het boek van Stutje komen ook bij Semprun voor, zoals Bartel en Busse.
Een analyse van het totale oeuvre van Semprun zou onze kennis van het kampsysteem in Buchenwald en de rol van de communisten nog verder kunnen verdiepen. Overigens geen eenvoudige opgave, want in het literaire werk van Semprun verspringt de tijd en komt hij terug op fragmentarische herinneringen en episodes uit eerder werk.
Deze kanttekening doet overigens niets af aan het belang van de fascinerende studie van Jan Willem Stutje en aan de figuur van Ernst Federn, die zijn analyse vlak na de oorlog als volgt begon:
“Degenen uit de Westerse democratieën, die dit werkje zullen lezen, behoor ik eerst en vooral er op voor te bereiden, dat ze hier sommige opvattingen zullen vinden die hen misschien zullen bevreemden. Maar ik strijd reeds sinds mijn twintigste jaar tegen alle geestelijke en materiele onderdrukking. Het begon in de illegale beweging tegen de leugenachtige, belachelijke dictatuur van een Dollfuss en een Schussnigg. Het werd een strijd op leven en dood tegen het SS-regime, en, jammer genoeg, ook tegen de macht van misleide partijleden in het kamp. De publicatie van dit werkje bewijst, dat ik tot dusverre heb gezegevierd. Ik heb in deze strijd overwonnen, zonder mijn politieke of wetenschappelijke overtuiging in het, minst te hebben prijsgegeven. Ik begrijp echter tevens maar al te goed, dat ik dit enkel aan uiterst gunstige omstandigheden te danken heb; zo’n eigendunk heb ik niet, om te menen dat het alleen maar aan mezelf heeft gelegen, zeven jaar Buchenwald overleefd te hebben. Ik zal trouwens geen mens ooit enig verwijt toesturen, indien hij heeft toegegeven om zich het leven te redden.”
Jan Willem Stutje, Folterfabriek Buchenwald. Overleven en collaoboreren in een Duits concentrtatiekamp. Uitgeverij Prometheus, 296 pagina’s, 24,99 euro.
Overgenomen van Grenzeloos en van Linksbuiten.
IIRE
Op 3 november organiseert het IIRE de boekpresentatie Folterfabriek Buchenwald.
Paul Mepschen, antropoloog en docent aan het University College Utrecht ondervraagt de auteur over het hoe en waarom van het boek. Het laatste halve uur is het woord aan de zaal.
IIRE, Lombokstraat 40 Amsterdam
Inloop: 14.30 aanvang: 15.00 uur einde: 17.00
Na afloop: borrel
Overgenomen van IIRE.