INTERNATIONALE POLITIEK

Over klasse, ongelijkheid, respect en waardigheid

Image

“Er zijn veel dingen die maar heel weinig mensen – zelfs mijn vrienden – over mij weten. Dingen zoals: toen ik een kind was, hadden we vaak geen munten om de wasmachine in ons flatgebouw te voeden, wat betekende dat we de was niet konden doen en dat mijn kleren naar kattenpis stonken. Of dat ik op de bank sliep in het appartement van mijn vader met één slaapkamer omdat er niet genoeg geld was voor een grotere woning. Of dat ik met school stopte omdat er niet genoeg geld was voor boeken, en dat ik op mijn achttiende vond dat het tijd was om eropuit te gaan en de kost te verdienen”. Zo begint Deborah Dundas, editor bij de Toronto Star, die al meer dan 18 jaar voor deze en andere publicaties schrijft, haar levensverhaal.

In deze bijdrage van 9 augustus vertelt ze over een verleden waarvoor ze zich lange tijd schaamde. Maar door ideeën over klasse te onderzoeken, mensen met verschillende achtergronden te interviewen en haar eigen verhaal te delen, wilde ze kijken hoe we over klasse praten – en ook hoe we dat niet doen.

Waarom zijn we zo terughoudend om over klasse te praten? On Class is een verkenning van wie de verhalen vertelt en wie niet, welke verhalen het vaakst worden herhaald en waarom dit moet veranderen. Deborah Dundas pakt dit lastige onderwerp op twee met elkaar integrerende manieren aan. Ze levert prachtig werk door het persoonlijke en het politieke met elkaar te verweven voor een dieper begrip van klasse.

Ze gebruikt haar journalistieke talenten, gesprekken met activisten en schrijvers en haar eigen reflecties uit haar jeugd toen ze in armoede opgroeide, om een goed doordachte en waardevolle lezing te geven over een onderwerp waar we tegenwoordig niet genoeg over praten. Daarbij legt ze de focus stevig op systemische factoren en structurele problemen. Maar ze deelt ook respectvolle verhalen en zet aan tot bezinning.

Honger en waardigheid

Deborah Dundas groeide op in armoede en wist wat het betekende om honger te hebben, en toch te verlangen naar sociale en economische waardigheid.

In een tijd van stijgende rijkdom en inkomensongelijkheid, — zie de jaarlijkse rapporten van Oxfam bijvoorbeeld –, zou je kunnen aannemen dat klasse een frequent onderwerp van discussie is. Helaas lijkt het er eerder op dat de term uit het politieke discours is verdwenen.

Hoewel nieuwe sociale bewegingen een open gesprek over gender en racisme hebben aangezwengeld, meent Dundas dat in discussies over klasse zelden de stemmen naar voren komen van degenen die het meest getroffen zijn: de arbeidersklasse en de armen. In onze populaire cultuur zijn het vaak immers verhalen, waarbij iemand die in armoede leeft, wordt vergeleken en gecontrasteerd met degenen met een hogere status.

De meeste boeken over dit onderwerp zijn geschreven door economen of politicologen, en staan bol van alarmerende statistieken en academisch jargon over inkomen, werk, wonen, onderwijs en dergelijke. Ook Dundas citeert regelmatig interessante cijfers van OESO, Wereldbank, Pew Research en nationale overheden (vooral de VS en Canadese), en bewijst met auteurs als antropoloog David Graeber dat ze ook de academische wereld kent.

Op of onder de armoedegrens

Maar als ‘ervaringsdeskundige’ lardeert Dundas de cijfers met een kijkje in werelden waarmee de meeste lezers misschien minder bekend zijn. En laat ook degenen die net boven, op of onder de armoedegrens leven aan het woord.

Dundas is Canadees, dus ik vond het interessant dat een groot deel van dit boek, hoewel verteld vanuit een Noord-Amerikaans perspectief, niet over de Verenigde Staten gaat. De discussie wordt gekaderd door een Canadese lens, wat interessant en verhelderend is, vooral de zaken rond de COVID-pandemie, die gelijkenissen met Europa vertoont.

Dundas merkte op hoe ons taalgebruik over de arbeidersklasse al vroeg tijdens de COVID-pandemie veranderde, toen eerstelijnswerkers in de voedsel-, gezondheidszorg- en andere sectoren, waar thuiswerken geen optie was, een beperkte salarisverhoging kregen. Maar dat extra loon was van korte duur. “En toen hebben ze het weggenomen. Wat zegt dat over de manier waarop mensen die dit soort werk doen in onze samenleving worden gezien? Dat is een klasse-aangelegenheid,” stelt Dundas.

Door haar eigen ervaringen van het opgroeien in armoede aan te vullen met die van anderen, krijgen we een zeer intersectionele kijk op het leven dat niet vaak wordt gepresenteerd, of in ieder geval niet wordt vertegenwoordigd door degenen die het daadwerkelijk leven. Dundas ontleedt de meritocratische mythen die ons zijn opgedrongen door leidinggevenden en politici, en gebruikt gegevens en onderzoek om de illusies te ontrafelen waarvan ons is geleerd dat ze de ‘objectieve realiteit’ zijn.

“De meeste mensen zullen zeggen dat ze hard werken. Mensen met hogere inkomens zullen zeggen dat ze hard hebben gewerkt om te komen waar ze nu zijn: lange uren om de bedrijfsladder te beklimmen of te studeren om naar de universiteit te gaan.

Mensen met lagere inkomens werken ook hard: mensen op de arbeidsmarkt in de frontlinie, in laagbetaalde banen, de essentiële werknemers die voor ons hebben gezorgd. Maar als we allemaal samen zijn, en als dit werk inderdaad essentieel is, waarom zijn er dan de mensen die we zo essentieel achten in een  positie waarin ze door de pandemie worden gedwongen om nog harder te werken, terwijl ze zieker werden? Hard werken en toch niet in staat zijn de middelen te betalen om hun kinderen onderwijs te geven? Wat maakt het werk dat ze doen meer of minder waardevol dan de professionals die toestaan dat anderen van thuis werken? Waarom is het systeem op deze manier opgezet?” (pp.11-2). Met deze vragen opent ze dit nauwelijks 143-bladzijden tellende ‘pamflet’.

De middenklasse

“Als we tegenwoordig over klasse praten, hebben we de neiging dat te doen via de hiërarchie van de hogere klasse, de middenklasse, de arbeidersklasse en de armen – en gaan we er nog steeds van uit dat die klasse een gemeenschappelijk geheel van belangen en waarden definieert. Het idee van de middenklasse is het idee waar we eindeloos over horen van politici en reguliere media” (p. 18).

Het steeds maar weer verwijzen naar de middenklasse – zie de recente media enquete ‘Ben je rijk, arm of middenklasse? Bereken hier hoeveel je hebt en hoe armer of rijker je bent dan de gemiddelde Belg’– blijft steken in een modernistisch vooruitgangsgeloof, “dat we beter af zullen zijn dan onze ouders, beter af zijn dan nu, dat we vooruit kunnen komen, dat we vooruitgang zullen boeken en bloeien” (p. 21).

En vandaag lijkt het alsof iedereen tot de middenklasse behoort. Hoewel cijfers en statistieken dat tegenspreken (“In 2021 verdienden typische CEO’s in de VS 351 keer wat de gemiddelde werknemer verdiende (p. 38)” — “Het duurt gemiddeld vier tot vijf generaties, of ‘tot 150 jaar’, voordat een kind geboren in een gezin met een laag inkomen het gemiddelde inkomensniveau bereikt” (p. 68).). Maar ach, wie maalt daar nog over. “Het idee middenklasse te zijn ligt immers deels in het gevoel alsof je tot de middenklasse behoort” (p. 23).

“Maar door niet over klasse te praten, versterken we een verhaal dat deel uitmaakt van het DNA van Canada en de Verenigde Staten, het verhaal dat iedereen de Amerikaanse droom of zijn Canadese neef kan verwezenlijken: de kansen liggen voor het oprapen. Dat als je hard werkt en je aan de regels houdt, jij ook in een kamer met miljardairs terecht kunt komen, en niet van de buitenkant naar binnen moet kijken met de mensen die maar voorbijschuiven.

De keerzijde van dit egalitaire ideaal is dat als je het niet haalt, het je eigen schuld is” (p.33).

De “losers of globalization’

Ten gevolge van de globalizering en het gevoel van ‘onmacht’ bij grote delen van zij die zich aan de onderkant van de samenleving bevinden, steekt rechtspopulisme opnieuw de kop op.

“Omdat ze het gevoel hebben dat ze door de mondialisering in de steek zijn gelaten, lijken veel leden van de arbeidersklasse te denken dat de voormalige Amerikaanse president Donald Trump ‘sympathieker’ is dan democratische leiders met een duidelijker arbeidsachtergrond … Alle partijen – rechts en links – worden door de berooiden gezien als overgenomen door ‘de elite’” (p. 104).  De intellectuele elite domineert ‘links’, met haar focus op identiteitspolitiek, terwijl de ‘commerciële elite’ – degenen die hun geld verdienen met het importeren en exporteren van goederen – ‘rechts’ controleert.

“En dus kunnen degenen die zich niet identificeren als onderdeel van een elite, die zichzelf misschien niet zien als beginnende intellectuelen of academici, of die niet de financiële of zakelijke steun hebben om zich bij de commerciële elite aan te sluiten, er nog steeds van dromen dat ze op een dag rijk zijn, en iemand als Trump, met zijn zelfgepropageerde ‘bootstrap’-mythologie (de self-made-man ideologie), wordt geacht iets haalbaars te vertegenwoordigen, iets waarnaar zij, waar ze zich momenteel economisch of sociaal ook bevinden, zouden kunnen streven” (p. 105).

We’re all in this together?

Dundas vraagt hoe het anders kan nu klasse niet langer alleen gemeten wordt in termen van inkomen, maar ook in persoonlijke en gemeenschapswaarden en overtuigingen. Geen enkele klasse is immers een monoliet, en geen enkele gemeenschap is dat ook, hoezeer je ook moeite hebt om de labels aan te passen aan de veranderende tijden.

Solidariteit is het woord dat vakbonden gebruikten; solidariteit werd aanvankelijk ook tijdens de COVID-pandemie gescandeerd. Maar, “de kwaliteiten die gemeenschappen samenbrengen – gedeelde ervaringen, gedeelde geschiedenis, gedeelde waarden – zijn ook de kwesties die ons uit elkaar drijven. Elkaar begrijpen, binnen onze eigen gemeenschappen en luisteren naar de ervaringen van mensen in andere gemeenschappen, is wat ons samen zal brengen” (p. 115).

“En als deze verhalen niet worden verteld, hoe moeten wetgevers en beleidsmakers dan ervaringen begrijpen die ze zelf niet hebben meegemaakt? We krijgen dan geen verandering; we krijgen een versterking van een specifieke reeks waarden. Waar kan in dit milieu verandering mogelijk vandaan komen? (p. 124)”.

Maar, besluit ze, “als het gesprek eenmaal op gang is gekomen, is het belangrijk om het gaande te houden en ruimtes te creëren waarin respect en waardigheid centraal staan. We zitten tenslotte allemaal in hetzelfde schuitje” (p.135).

Dit is een boek(je) dat tot nadenken stemt en dat de deur opent voor meer gesprekken over klasse, ongelijkheid, respect en waardigheid in de hoop op verandering in de toekomst.

Laatste bijdrages

Barnier spaart Macrons vrienden

Na de 7 vette jaren voor de rijken, enkele jaren “soberheid” voor iedereen. President Emmanuel Macron heeft zijn reputatie van “président des riches” teveel eer aangedaan: Eén procent werd…

Nobelprijs voor de Vrede gaat naar Hibakusha

Het Noorse Nobelcomité heeft besloten de Nobelprijs voor de Vrede voor 2024 toe te kennen aan de Japanse organisatie Nihon Hidankyo. Deze organisatie van overlevenden van de atoombommen op…

Uitpers 25 : Een andere wereld

Uitpers begon in 1999, vijfentwintig jaar geleden. Dat was het jaar van de Battle of Seattle, het massale protest tegen de neoliberale vrijhandelsideologie van de Wereldhandelsorganisatie. Twee jaar later…

Fascisme: geen verleden tijd

You May Also Like

×