Cultu(u)rENpolitiek
Onder Ico Maly’s redactie verscheen eerder Cultu(u)rENpolitiek, dat in 2008 de publieksprijs van boekhandel De Groene Waterman won. In die benadering is al het embryo van N-VA, analyse van een politieke ideologie aanwezig. In een eerste theoretisch hoofdstuk van dat boek “Tussen natuur en verbeelding” gaan Jan Zienkowski en Ico Maly uitvoerig in op het onderzoeksperspectief van Kif Kif. Er wordt ook grondig ingegaan op de belangrijkste concepten zoals ideologie, discours, hegemonie en cultuur. Gramsci gebruikt de term ‘hegemonie’ om te verwijzen naar de ideeën en overtuigingen die via intellectueel en moreel leiderschap een dominante positie toebedeeld krijgen. In die zin, zo stellen de auteurs, kan men stellen dat politiek in essentie draait om het hegemoniseren van de eigen ideologie of zienswijze. Kif Kif wil, zoals de Italiaanse marxist Antonio Gramsci, veel aandacht besteden aan de vorming van eigen intellectuelen, die een belangrijke rol kunnen spelen in het verwerven van een hegemonische positie.
Kif Kif benadrukt heel Gramsciaans en tegen het denken van traditionele marxisten in dat discoursen wel degelijk voor een stuk de wereld kunnen veranderen. Maar dan moet men ingaan tegen het dominante discours van de culturenpolitiek dat ‘normaal’ wordt bevonden en binnen zowat alle politieke partijen en ook heel wat middenveldorganisaties is binnengedrongen. Als vingeroefening werden in dat boek en vanuit die optiek enkele buitenlandse discoursen geanalyseerd. Sinds het verschijnen van Cultu(u)rENpolitiek heeft de NVA een geweldige sprong voorwaarts gemaakt en daarom heeft Maly zijn scherp analyseermes gezet in het discours van de N-VA en zijn vaandeldrager Bart De Wever.
Vliegen vangen met honing
“Als politicus kun je het niet maken energie te stoppen in een semantische strijd als die je geen voordeel oplevert. Wie zijn ideeën wil verkopen, moet proberen zijn politiek taalgebruik op te leggen aan de tegenstander. Dat doe je niet door termen te hanteren die je onmiddellijk in het defensief duwen. Vliegen moet je vangen met honing en niet met azijn.”
Dat is een passage uit een column in De Standaard van Bart De Wever die later gebundeld werd tot Het kostbare weefsel, vijf jaar maatschappijkritiek, dat samen met een tweede bundel Werkbare waarden, het filosofische en politieke corpus van de N-VA zou worden. Hij schreef dat stukje in 2003 en het bevatte niet toevallig een lofrede aan de conservatieve Ierse 18de-eeuwse filosoof Edmund Burke voor wie een samenleving een organisch wezen is en dus niet maakbaar. Voor Burke en de Wever is niet het individu maar de gemeenschap de maat der dingen. De onbekende De Wever legde toen al zijn strategokaarten op tafel. Ik weet niet of De Wever Gramsci gelezen heeft, maar hij weet zeker dat politiek in essentie draait om het hegemoniseren van de eigen ideologie of zienswijze.
Negen jaar later moeten we constateren dat hij cum laude geslaagd is in zijn semantische strijd om zijn tegenstanders de eigen woorden op te dringen: met honing en niet met azijn. De N-VA heeft op korte tijd de hegemonie verworven in de Gramsciaanse betekenis van het woord. Wat is de inhoud van het ideologisch discours dat de Wever en de N-VA heeft ontwikkeld en hoe zijn ze erin geslaagd om daarvoor in minder dan tien jaar tijd een breed draagvlak te creëren?
Taalanalyse
Dat is de onderzoeksvraag die Ico Maly bezighoudt in deze turf die uit vier grote delen bestaat. In ‘methodologie en historische context’ schetst Maly, zoals dat hoort in een proefschrift, het theoretische framework van zijn studie. Wie daarin niet geïnteresseerd is, kan dit blok overslaan, maar toch is het van belang te weten dat Maly ook een beroep doet op de semantiek om het discours van de Wever te ontrafelen. Hij hanteert taal en semiotiek als ingangspoort om de politieke ideologie van de N-VA te analyseren. Hij baseert zich daarvoor op de linguïstische pragmatiek, waarvoor hij vaak verwijst naar zijn promotor Jan Blommaert. De betekenis van taaluitingen wordt bestudeerd door de semantiek, wat de spreker met de taaluitingen probeert te bewerkstelligen, het doel dat ermee nagestreefd wordt, wordt bestudeerd door de pragmatiek. De Wever en Maly hanteren dus dezelfde wapens: de ene om te camoufleren, de andere om te demaskeren. Maly schraapt de honing weg en dringt door tot de harde kern van het N-VA-vertoog.
Vlaanderen in het Europa der naties
In het tweede blok analyseert de auteur de N-VA-ideeën en de dubbelzinnige houding van die partij tegen de Verlichting. Maly vertrekt van de drie grote doelstellingen die de N-VA vooropstelt:
- een Vlaanderen dat werk maakt van de economische welvaart en het sociale welzijn van al haar inwoners.
- een Vlaanderen dat zorgt draagt voor de hechtheid van onze samenleving en daartoe waakt over zijn publieke cultuur, normen en waarden.
- Een Vlaanderen dat als onafhankelijke lidstaat van de Europese Unie zijn verantwoordelijkheid opneemt in de internationale samenwerking en solidariteit.
Maly concludeert daaruit dat het referentiepunt van N-VA Vlaanderen en Europa is, niet België. Het is Vlaanderen dat het goed moet doen, niet België. Vlaanderen moet voor N-VA ‘een echte en hechte samen-leving zijn, ‘een gemeenschap van vrije Vlamingen die verantwoordelijkheid opnemen voor het geheel.’ Het koppelteken in ‘samen-leving’ legt de nadruk op de groep boven het individu. Dat is ‘het kostbare weefsel’ van de Vlaamse natie en van Edmund Burke. Om dat hechte Vlaanderen te verwezenlijken moet er worden gewaakt over de Vlaamse ‘publieke cultuur’, over haar ‘normen en waarden’. Het is die nationale cultuur van de natie die De Wever gelijkschakelt met democratie. Het is de ‘Vlaamse cultuur’ die De Wever bedreigd ziet door het kosmopolitisme, naast individualisme en universaliteit een van de belangrijkste verlichtingswaarden. Voor De Wever en de N-VA primeert het particuliere altijd over het universele.
En toch is de N-VA pro-Europees. Hoe kan dat? Het Europees niveau wordt volgens Maly ingeroepen als reden waarom België overbodig is of gemaakt kan worden. En misschien nog belangrijker volgens hem is dat Europa wordt ingezet om het radicale project van N-VA als minder utopisch voor te stellen. Op Europees niveau vindt de N-VA in de Britse, Catalaanse en Beierse visie trouwe bondgenoten voor een ‘Europa der volkeren’. ‘Onafhankelijkheid in Europa: gelijkheid voor naties’ is het ordewoord. Daarom ook maakt de N-VA deel uit van de Europese Vrije Alliantie (EVA). Daarom onderschreef de N-VA ook ten volle het discours van ‘Vlaanderen-Europa 2002’.
Het nieuwe nationalisme
Ondanks haar conservatieve gedachtegoed profileert De Wever en de N-VA zich toch als ‘progressief’ en zeker dan ten aan zien van het Vlaams Belang. Dat bleek ook nu weer uit een bericht in De Morgen van 23 oktober 2012 waarin N-VA-voorzitter Bart De Wever zegt dat hij niet echt meer in de meerwaarde van de Vlaamse beweging gelooft. ‘De enige bijdrage die de Vlaamse beweging vandaag nog kan leveren aan een onafhankelijk Vlaanderen, is ophouden te bestaan.’ De Wever heeft duidelijke ideeën over hoe je een succesvol nationalisme vorm kunt geven. Het nut van het discours van de Vlaamse beweging past daar duidelijk niet in. Hij ziet er zelfs eerder een bedreiging in. ‘Ik zag voortdurend dingen bij die Vlaamse beweging waarmee je kon ontsporen. Sommige zaken zijn nog goed voor de folklore, maar maak er alstublieft de essentie niet van. Op den duur wordt het een frustratie omdat je in zekere zin toch emotioneel vasthangt aan die Vlaamse beweging. Jongeren die op de IJzerwake staan, dat is volgens mij een act. De volgende dag gaan die ook naar de discotheek.’
Het nationalisme van de N-VA is ‘open en dynamisch’, gezond, humanitair en civiel en dit in tegenstelling tot het etnische, racistische en extreemrechtse nationalisme van het Vlaams Belang. Hoe vertaalt zich dat in hun discours? In tegenstelling tot eerdere nationalistische discoursen (denk aan het Vlaams Blok) kiest De Wever niet meteen voor een biologisch nationalisme, maar wel voor een (schijnbaar) wetenschappelijk nationalisme. De Wever en zijn volgelingen verwijzen dan steevast naar het standaardwerk van Anderson over nationalisme en spreken dan over verbeelde naties.
Ico Maly stelt dat de N-VA voortdurend twee noties van nationale identiteit met elkaar verbindt. Het ‘Natie 1’-begrip is de etnoculturele en organische natie die gekneed is doorheen de geschiedenis. Deze natie is een realiteit – ze is de enige echte vorm van identiteit die mensen hebben en is dus niet ideologisch. Elke echte geboren Vlaming maakt er deel van uit via afstamming en traditie. ‘Natie 2’ is dan het civiele natiebegrip dat berust op het bewust aanvaarden van de waarden en de morele of culturele orde van ‘Natie 1’. Dat is dan het zogenaamd ‘open en dynamisch’ concept waar N-VA zoveel klemtoon op legt om zich te onderscheiden van het VB.
Maly besluit daaruit: ‘De natie is voor De Wever dus een ambigue en gelaagde entiteit met eerste klasse en tweede klasse Vlamingen. De eerste klasse Vlamingen zijn ‘objectieve’ Vlamingen ofwel zij die Vlaming zijn door geboorte. Daarnaast zijn er de nieuwkomers of de subjectieve Vlamingen die Vlaming zijn doordat ze daarvoor kiezen en de waarden van de morele orde overnemen.’ (p. 185)
Inburgering
Vandaar het zeer grote belang dat de N-VA hecht aan de inburgeringscursussen voor nieuwkomers. Toen in 2006 een commissie van professoren, middenveldsactoren en andere deskundigen de opdracht kreeg om de Vlaamse waarden te definiëren, maar met universele waarden (vrijheid, gelijkheid, solidariteit, respect en burgerschap) en drie stelsels van waarden en normen (democratie, democratische rechtsstaat en pluralisme) voor de dag kwam, paste dat toch perfect in het ‘Natie-2 begrip’ van de NVA en het is tevens een illustratie van de ambigue houding van de partij en zijn belangrijkste woordvoerder ten opzichte van de verlichting. Maly ontwikkelt hun gedachtegang: ‘Deze waarden zijn eigen aan onze cultuur, aan wie wij zijn. Ze zijn ons collectief bezit. En omdat ‘de ander’ die culturele waarden niet heeft, is hij niet alleen minder waard, hij is ook een bedreiging voor onze samenleving’. Daarom moeten we nieuwkomers inburgeren: ‘door een politiek van doorgedreven blootstelling van nieuwkomers aan de verlichting’’. (p. 203)
Voor Ico Maly is het duidelijk: ‘De Wever bewijst louter lippendienst aan de centrale concepten van de verlichting. Erger nog, de invulling die De Wever en de N-VA geven aan die concepten is pure antiverlichting. De Wever misbruikt de verlichting om als gematigd over te komen, als glijmiddel om een antiverlichtingsproject te realiseren.’ (p. 505)
Merkwaardige geschiedenisopvatting
Dat hij dat laatste meent, blijkt uit zijn opvattingen over het omspringen met de geschiedenis, die voor een eigentijdse historicus toch wel zeer eigenaardig zijn. In een fel besproken tekst voorgebracht op de dag van de geschiedenis op 13 maart 2012 voert hij Lisa Simpson uit de populaire animatiereeks The Simpsons op om zijn stelling dat de mythe soms meer waard is dan de waarheid aan op te hangen. Voor hem bestaat er een ‘wetenschappelijke geschiedenis’, maar daarnaast mag de geschiedenis ook de dienstmaagd van de natie zijn. De Wever zegt het zo: ‘Maar wij moeten de leerlingen ook de waarde van het historisch narratief leren kennen. Dat historische verhalen niet zomaar manipulaties zijn, maar functionele verhalen die mensen op een positieve manier met elkaar in verbinding kunnen stellen.’ (p.189) Dus: haal Hendrik Conscience en zijn Leeuw van Vlaanderen maar binnen in de les geschiedenis en zet de historicus Henri Pirenne die dat ook deed, maar vanuit een Belgicistisch standpunt dan maar bij het groot huisvuil. Wat zou die andere De Wever, ook historicus en broer van, daarvan denken?
Etnocratie is democratie
Bart De Wever is sterk in het lanceren van oneliners. ‘Simpelweg gezegd zijn er twee culturen en twee democratieën in ons land’ is er daar één van die een eigen leven is gaan leiden. Volgens de N-VA is België geen democratie. Welke ideologische logica zit daarachter? Democratie wordt in de ideologische logica van de N-VA gelijkgeschakeld met ‘één publieke opinie, één taal, één cultuur’. België is dus geen democratie omdat er twee talen, twee culturen, twee soorten media, twee publieke opinies zijn en dat zorgt voor een blocked democracy. Democratie wordt daardoor verengd tot ‘etnocratie’. Enkel (zelfverklaarde en geboren) Vlamingen schragen en vormen een democratie op basis van hun ‘identiteit’, ‘hun cultuur’ en ‘hun publieke opinie’. Anderen moeten eerst een examen afleggen vooraleer ze lid kunnen worden van de club. N-VA bouwt verder aan het idee van die ene Vlaamse nationale identiteit door ze te contrasteren met ‘die andere cultuur’: de cultuur van de Walen.
Zelfs binnen dat ‘democratische Vlaanderen’ volgens N-VA recept ziet het er volgens Maly niet goed uit met de democratie. ‘Enkel de electorale uitslag is voor De Wever een ‘democratische uiting’ van de bevolking. Als de bevolking eenmaal haar stem heeft uitgebracht, staat de ‘de Vlaming’ blijkbaar zijn rechten af aan de politiek, geeft hij ‘volmachten’ aan de tijdelijk verkozenen. Meer nog, de electorale resultaten geven blijkbaar carte blanche aan de grootste partij. De Vlaming heeft gestemd voor verandering. Na de verkiezingen moet iedereen zwijgen, enkel de grootste partij heeft nog recht van spreken. De Wever negeert dan ook initiatieven zoals ‘Niet in onze Naam’. Met zijn logica portretteert hij iedere inwoner van Vlaanderen als een Vlaams-nationalist, ook al stemt die ‘Vlaming’ eventueel op linkse of antinationalistische partijen.’ (p. 217)
De Wever bezondigt zich aan wat Ico Maly in navolging van Jan Blommaert en Jef Verschuren – waarover verder meer – het homogeneïsme noemt, het reduceren van een complexe realiteit – in België wonen niet alleen Franstaligen en Nederlandstaligen, maar ongeveer 190 nationaliteiten. In ‘steden van aankomst’ zoals Antwerpen leven ongeveer 170 nationaliteiten samen.
En Brussel dan?
Als België uit twee gemeenschappen bestaat, de Vlaamse en de Waalse, welke rol is dan weggelegd voor de Duitstalige gemeenschap? En wat met het superdiverse Brussel? Hoe kijkt het Vlaams nationalisme naar Brussel?’Ico Maly liet daar onlangs in de Brusselse De Pianofabriek zijn licht over schijnen in het kader van de lezingenreeks ‘Beeldbrekers – Voorbij Wij en Zij’.‘Brussel kent een gigantisch aantal verschillende nationaliteiten, een erg gepolariseerde socio-economische toestand en is de poort naar Europa en de rest van de wereld. Volgens het Vlaams nationalisme moet Brussel dus hoe dan ook worden ingepast in de Vlaamse natie. Het is niet verwonderlijk dat zij fervent tegenstander zijn van Brussel als een stadsgewest. Het Vlaams nationalisme vertrekt niet vanuit de superdiverse Brusselse realiteit, maar vertrekt vanuit Vlaams-nationalistische motieven: daarom moet de superdiversiteit voor N-VA gehomogeniseerd worden, aldus Maly. In hun zienswijze zou een Brusselaar moeten kiezen om Vlaming of Waal te zijn. Dit is op zich al een aanfluiting van de identiteit van veel Brusselaars (velen voelen zich geen Vlaming of Waal), maar zo ontstaat ook een georganiseerde ongelijkheid. Mensen in dezelfde straat zullen andere rechten hebben net omdat ze onder verschillende gemeenschappen zullen vallen in het geval de dromen van N-VA realiteit worden. Het is duidelijk dat N-VA Brussel niet wil loslaten, Brussel heeft immers een belangrijke functie in haar politiek project: ze is deel van het economisch fundament van die Vlaamse natie. Brussel wordt dus louter bekeken vanuit de functie die het kan vervullen in de Vlaams nationalistische strijd.’
Wie door een homogeniserende en ideologische bril wil kijken, is maatschappelijk blind.
Vlaams en kapitaal(krachtig)
Diezelfde bril werkt niet alleen homogeniserend, maar heeft ook neoliberale glazen. Een populaire politici als Bart De Wever voert schijnbaar een ander discours, maar zijn denken is er ook helemaal van doordrongen. De Vlaamse Leeuw van vandaag ademt neoliberalisme uit met een 21ste-eeuwse modeluchtje aan. Het neoliberale denken zit dieper in de hersenen van velen onder ons dan we wel zouden vermoeden.
Maly noemt De Wever een neoliberale nationalist. Hij verwerpt het individualisme en dus aanvaardt hij het neoliberalisme zolang het niet in strijd is met het belang van de natie. De Wever neemt in zijn uitspraken de neoliberale dogma’s van Hayek, Friedman en van de Chicago-boys over. Hij schrijft zich volledig in in de zogenaamde Washington consensus en is een voorstander van de draconische monetaire politiek die gevoerd wordt door het IMF, de Wereldband en Europa. De staat moet zo minimaal mogelijk zijn en mag niet optreden om gelijkheid te bewerkstelligen. De staat mag enkele maatregelen nemen om de natie te reproduceren of de concurrentie te organiseren. De indexering moet worden afgeschaft, werkloosheidsuitkeringen moeten dalen en beperkt worden in de tijd. De N-VA is de beste spreekbuis van Voka, van het Vlaamse patronaat. Vlaams en kerkelijk is achterhaald, nu luidt de koppeling eerder Vlaams en kapitaal(krachtig).
De truc met de Chinese vaas
Blok drie en vier van het boek vormen een grondige analyse van de circulatie van het N-VA-discours in het maatschappelijk debat of hoe de N-VA haar boodschap als ‘de normaliteit’ zelve tracht uit te dragen. Het is zoals de truc met de Chinese vaas die stilaan van de linkerkant van de schouwmantel naar rechts opschuift zonder dat de bezoeker, die nochtans dagelijks over de vloer komt bij zijn buren, het opmerkt. Een kikker die in water leeft dat stilaan opgewarmd wordt, voelt de pijn pas als een kritieke temperatuur overschreden wordt. Het N-VA-discours is het hegemonisch discours geworden in Nederlandstalig België, een landsgedeelte dat Bart De Wever graag homogeniserend ‘Vlaanderen’ noemt. Ook dat is een stukje van de truc. Gramsci heeft ijverige rechtse invullers gevonden voor zijn theorie tot omvorming van de maatschappij. Hoe is het zover kunnen komen?
In hoofdstuk zeven belicht Maly zeven casussen om aan te tonen hoe de N-VA de media inzet voor haar politiek-ideologische strijd. Dit is een uitermate boeiend hoofdstuk waarin Maly zeer nauwkeurig beschrijft hoe een oneliner van Bart De Wever of/en een N-VA-standpunt steeds grotere kringen begint te maken zodat hij op termijn heel ‘Vlaanderen’ overspoelt. In casus 1 bespreekt Maly de ‘constatering’ van Bart De Wever dat België uit twee democratieën bestaat. Hij beschrijft dat de idee van democratie begrepen als etnocratie stilaan gemeengoed begint te worden en niet alleen door de pers wordt overgenomen, maar ook door andere partijen. Het is gênant te lezen hoe de media daar met twee voeten tegelijk zijn ingetrapt. Verbazend is dat echter niet omdat het optreden van De Wever volledig past in de snelle formats, de harde stijl en de zucht naar ophef waarbinnen tegenwoordig ‘goede communicatie’ moet verlopen. De media spelen geen mooie rol in het hele verhaal: in plaats van een kritische stem te laten horen hebben zij vooral als megafoon voor het N-VA-gedachtegoed gediend. Maly besluit deze casus met de bedenking: ‘De oneliner over twee publieke opinies en twee democratieën heeft de weg vrij gemaakt voor N-VA om de legitimiteit van België openlijk te betwisten, zonder in Vlaanderen als radicaal bestempeld te worden.’ (p. 329)
In het vierde deel diept de auteur de circulatie van de communicatie van de N-VA verder uit door te onderzoeken hoe dat discours op de verschillende web 2.0-applicaties doordringt. Hij bekijkt voornamelijk het werk van de voormalige sterjournalist Siegfried Bracke die als koning van de politieke communicatie via zijn blog en sociale netwerksites als Facebook en Twitter de politieke boodschappen van N-VA op de digitale highway stuurt.
Maly stuit tijdens zijn onderzoek ook op een Vlaams-nationalistisch middenveld dat de boodschap van N-VA meer en bredere draagkracht geeft. Op 23 oktober gaf Peter Casteels op www.Apache.be onder de titel ‘N-VA-denktank kan blijven rekenen op KUL’ daarvan een mooie illustratie. Het betreft hier namelijk het Vlaams Instituut voor Economie en Samenwerking. ‘Vives is een onderzoeksgroep die ressorteert onder de Katholieke Universiteit Leuven (het logo van de universiteit prijkt op alle publicaties), maar daar niet door gefinancierd wordt. De economische gevolgen van de Belgische constructie is de voornaamste focus van deze onderzoeksgroep, maar ook iets als de verfransing van de Brusselse rand draagt de interesse van de onderzoekers weg. In dat specifieke geval is dat Bart Maddens. De conclusies van de publicaties zijn steevast variaties op hetzelfde thema: we zouden België beter opdoeken’. Vives wordt gefinancierd door Pro Vives, een vzw die in 2008 werd opgericht en in haar statuten weinig twijfel laat bestaan over haar bestaansreden. “IJveren voor de uitbreiding en het vervolledigen van de bevoegdheden voor Vlaanderen” heeft zij volgens artikel 3 tot doel. “De vereniging zal deze doelstellingen in de eerste plaats maar niet uitsluitend trachten te verwezenlijken via haar financiële steun aan het ‘Vlaams Instituut voor Economie en Samenleving’, afgekort ‘Vives’, dat deel zal uitmaken van de K.U. Leuven en dat zich in zijn onderzoek, commentaren en adviezen zal laten leiden door de hierboven aangehaalde opdrachten van de vereniging.”
De Wever en de N-VA communiceren echter niet alleen zuiver politieke inhouden. Zij communiceren ook een identiteit, een identiteit van de partij en een identiteit van haar voorzitter. Bart De Wever is een ware volksheld: ‘Hij is een man van het volk, getuige zijn voorliefde voor frituur het Draakske, de boekskes, zijn pakken van SKM, zijn huis zonder design, het feit dat hij zelf het gras afmaait en natuurlijk zijn dieet. Hij is niet alleen een gewoon mens, hij is ook nog een sarcastische grapjas, zo weet heel Vlaanderen sinds zijn optreden in De slimste mens ter wereld. Dit programma gaf ook nog eens een extra elan aan de perceptie van intellectualiteit waarmee historicus De Wever zich graag laat omringen.’ (p. 511)
De honing waarmee De Wever zijn Vlaamse vliegen wilde vangen heeft zijn werk gedaan. De Calimero-houding waarmee De Wever en de N-VA zo graag uitpakken heeft dus, besluit Maly, geen enkele grond van realiteit meer. Calimero heet nu Keizer Bart en hij zal in de toekomst meer dan een scheve mond en enkele snedige uitspraken nodig hebben, zeker nu hij burgemeester van Antwerpen wordt.
Schiltz en De Wever
Ico Maly heeft met Gramsci (en nog veel meer lectuur) op schoot de lagen afgepeld waar De Wever en zijn partij N-VA voor staan. Het is het boeiende en hybride verhaal geworden van een antiverlichtingspoliticus die zijn Vlaams-nationalistisch gedachtegoed, doordrenkt van het neoliberalisme van de Chicago-boys, in sarcastische oneliners weet te gieten om van zijn verbeelde onafhankelijke Vlaanderen een politieke vanzelfsprekendheid te maken.
Met dit werk plaatst Maly zich in de traditie van kritische auteurs als de overleden onderzoeksjournalist Hugo Gijsels en de politicoloog Marc Spruijt die op hun eigen manier het discours van het Vlaams Blok hebben blootgelegd. Het discours van de N-VA dat uit eenzelfde Volksuniebedding is gekomen als het Vlaams Blok (Belang) is echter veel verfijnder, genuanceerder en ogenschijnlijk veel contradictorischer dan het simpele verhaal van de Dewinters en co. Ik vraag me trouwens af in hoeverre Bart De Wever die toch zeker de geschiedenis van het Vlaams-nationalisme als zijn broekzak kent niet met klamme handjes zal gezeten hebben wanneer hij als koninklijk verkenner even in de schoenen van Hugo Schiltz dreigde terecht te komen.
Het is jammer dat Maly die vergelijking tussen Hugo Schiltz en Bart De Wever niet mee opgenomen heeft in zijn werk. We moeten het voorlopig stellen met de uitstekende biografie ‘Hugo’s heilige vuur’ van de journalist Paul Huybrechts over de jonge Schiltz. Er zijn immers verschillende manieren om tot nationalisme te komen en om daarmee om te gaan. Huybrechts schrijft dat de Frans georiënteerde Hugo Schiltz het werk van Albert Camus in het midden van de jaren vijftig ontdekte. Deze Franse existentialist leverde voor hem de morele fundering voor zijn nationalisme, dat hij zijn leven lang niet zal loslaten, maar waaraan hij een veel bredere dimensie zal geven dan het Vlaams Blok (Belang) “Onder de indruk van Camus besefte ik dat ik evengoed in Catalonië geboren had kunnen worden. Dan had ik mijn verantwoordelijkheid moeten opnemen, mijn grijze stof, mijn hormonen en mijn corpus daar moeten inplanten. Dus ben ik flamingant, niet omdat ik ervan overtuigd ben dat de Vlamingen ook maar enige superioriteit zouden hebben, maar omdat het lot me hier heeft neergezet. In deze kring moet de menselijke waardigheid gesticht worden, zoals iedereen moest doen die in de stad van Camus beland was.” Dit lijkt me al een heel ander uitgangspunt dan het antiverlichtingsdiscours van een Bart De Wever. Ook Volksuniemensen als Maurits Coppieters, Nelly Maes, Vic en Bert Anciaux om er maar enkelen te noemen hebben hun flamingantisme een andere vorm en inhoud gegeven. Nationalistische sentimenten kunnen emancipatorisch werken en moeten niet noodzakelijk in conservatief vaarwater terechtkomen.
N-VA, analyse van een politieke ideologie is een belangrijk boek. Maly heeft een eigen stem en een zeer goede pen en bezondigt zich niet aan academisch moeilijkdoenerij. Hier en daar klinken sommige passages wat repetitief, maar dat heeft waarschijnlijk te maken met het proefschriftachtige karakter van de tekst.
Van Belgisch migrantendebat naar N-VA
Ik hoop dat het met N-VA, analyse van een politieke ideologie dezelfde weg opgaat als met het boek Het Belgische migrantendebat van Jan Blommaert en Jef Verschueren. In 1992 kwamen die twee toen relatief onbekende taalkundigen die zich toeleggen op de pragmatiek uit met een zeer verhelderende analyse van het Belgische migrantendebat. Ook de homogeniserende heilige huisjes ter linkerzijde werden niet ontzien. Ico Maly heeft die traditie met veel succes verder gezet want de pragmatiek en vertooganalyse vormen een zeer belangrijk analyse-instrument in zijn studie. Minder uitdrukkelijk, maar op de achtergrond zeker aanwezig, is ook het werk van de Gentse antropoloog Rik Pinxten die zoals Ico Maly wetenschappelijk analysewerk weet te koppelen aan een geëngageerde aanwezigheid in het maatschappelijk middenveld.
Proficiat en bedankt voor deze scherzinnige analyse, Ico.