Op 30 november 2007 begon in Suriname het ‘decemberproces’ tegen 25 verdachten waaronder ex-legerleider Desi Bouterse. Er was veel belangstelling, ook van de internationale pers. We zijn nu zes maanden en vijf zittingen verder en de geest is uit de fles. Walter Lotens was ter plaatse en beschrijft de sfeer in Paramaribo.
De voorgeschiedenis
De nacht van 8 op 9 december 1982 is de meest dramatische geweest in de nog jonge geschiedenis van de Surinaamse republiek. Vijf jaar na de onafhankelijkheid in 1975 komen jonge militairen onder leiding van onderofficier Desi Bouterse aan het bewind. ‘Onze jongens’ die schoonschip willen maken met de corruptie van de ‘oude politiek’ kunnen rekenen op de steun van de bevolking. Eerst is er eufemistisch sprake van ‘een ingreep’ in plaats van een staatsgreep, maar vanaf 1981 begint Bouterse een linkse koers te varen en wordt het ineens ‘een revolutie’. Het regeren per decreet en het instellen van een avondklok valt bij vele Surinamers niet in goede aarde. De politieke tegenstellingen nemen toe. Vanuit zeer diverse sectoren komt er protest. De sfeer wordt grimmiger. Einde 1982 escaleert de situatie. Op 8 december 1982 gebeurt dan het onvoorstelbare in het anders zo gemoedelijke Suriname. De gebouwen van de Moederbond, van twee radiostations en van de krant ‘De Vrije Stem’ worden in brand geschoten. Tijdens de nacht van 8 op 9 december 1982 brengen de militairen zestien personen naar Fort Zeelandia: vijftien ervan worden vermoord. Alleen het leven van de vakbondsleider Fred Derby blijft gespaard. ‘Op de vlucht neergeschoten’ luidt de officiële versie, ‘moord’ de officieuze.
Vanaf einde 1987 is er in Suriname een re-democratiseringsproces ingezet maar de gewelddadige gebeurtenissen van die decembernacht kwamen niet meer ter sprake. ‘Blinde muren’ en aanhangers van Bouterse die intussen voorzitter was geworden van de Nationaal democratische Partij (NDP) stonden elk onderzoek in weg. Pas einde oktober 2000, één maand voor het aflopen van de verjaringstermijn, werd alsnog op vraag van de nabestaanden van de slachtoffers een gerechtelijk vooronderzoek gestart. Volle zeven jaar heeft het dan nog geduurd vooraleer het ‘decemberproces’ is kunnen beginnen.
Juridisch steekspel
Op 30 november 2007 was het dan eindelijk zo ver. In een sterk bewaakte rechtszaal in Boxel, een marinebasis op 25 kilometer van Paramaribo, begon onder zeer grote internationale belangstelling – hoofdzakelijk Nederlandse pers – het strafproces onder leiding van waarnemend president Cynthia Valstein-Montnor. Ook een groot aantal van de nabestaanden van de slachtoffers was aanwezig. De marinebasis was zwaar beveiligd: er bevond zich een checkpoint met zwaar gewapende militairen op de toegangsweg en nog een tweede controlepost op 600 meter van de basis. Ook op de basis zelf hielden zwaarbewapende agenten en militairen met kogelvrije vesten een oogje in het zeil. Op de nabijgelegen Surinamerivier voer een patrouilleboot.
Naast hoofdverdachte Desi Bouterse die oud-legerbevelhebber en regeringsleider was, stonden nog 24 verdachten voor de krijgsraad.(1) Althans ze hadden er moeten staan, want uiteindelijk kwamen er van de 25 verdachten voor die eerste procesdag slechts negen verdachten opdagen: vijf burgers en vier militairen meldden zich aan. De grote afwezige bleek de voormalige bewoner van de marinebasis, met name Desi Bouterse.
Na het begin van de zitting betwistte Bouterses advocaat, meester Irwin Kanhai, de bevoegdheid van de krijgsraad. Kanhai stelde dat over het hoofd wordt gezien dat zijn cliënt Bouterse feitelijk ook gezag- en ambtsdrager is geweest en daarmee destijds regeermacht had. ”Hij vervulde daarmee bestuurlijke en politieke taken”, aldus Kanhai. Volgens de advocaat zou de zaak van Bouterse daarom door het Hof van Justitie moeten worden behandeld. Behandeling door de krijgsraad zou in strijd met de grondwet zijn.
De verdedigers van de verdachten, met Irwin Kanhai in de hoofdrol, kwamen vanaf de opening van het proces aandragen met een karrenvracht aan juridische bezwaren – uiteindelijk kwamen er tien excepties op tafel – waardoor de procesgang fel gehinderd werd. Uiteindelijk zag het Hof zich verplicht om telkens de zitting op te schorten om gedetailleerd te kunnen ingaan op de bezwaren van de verdediging. Wie vanaf de eerste dag een spannend proces verwacht had, waarin gezocht zou worden naar wat zich die nacht van 8 op 9 december 1982 had afgespeeld in Fort Zeelandia, kwam bedrogen uit. Door het juridisch steekspel van de verdediging moesten er almaar zittingen uitgesteld worden. Het resultaat was dat de belangstelling van de publieke opinie in Paramaribo voor wat als ‘het proces van de eeuw’ werd aangekondigd, fel verzwakte.
Na de laatste zitting van de krijgsraad op 4 april 2008 – de vijfde op rij – werden alle bezwaren geopperd door de advocaten van de verdachten verworpen. Waarnemend president Cynthia Valstein-Montnor ging stuk voor stuk in op de ruim tien excepties opgeworpen door Irwin Kanhai, advocaat van hoofdverdachte Desi Bouterse en zes anderen. Ook bezwaren van zijn collega’s, John Kraag en Kathleen Brandon werden van de hand gewezen. Wat bleek nu echter? De advocaten waren niet meer op de zitting aanwezig om de motivatie en het besluit van de Krijgsraad aan te horen. Zij besloten na anderhalf uur gewacht te hebben, te protesteren tegen de behandeling die zij kregen. Alle advocaten verlieten en bloc het krijgsgebouw nadat ze drie keer gevraagd hadden, waarom de zitting maar niet kon beginnen.
Dit juridische circusnummer speelde zich af op de marinebasis in Boxel, maar 25 km verder in Paramaribo was men helemaal niet met de zaak bezig. De dag tevoren vroeg ik nog aan journalisten en vakbondsleiders wat zij verwachten van de procesgang en tot mijn grote verbazing wisten ze zelfs niet dat er op 4 april weer een zitting was. Iedereen in het land was echter wel op de hoogte van de vliegtuigcrash in het binnenland waarbij alle negentien inzittenden omkwamen. 3 april werd een dag van nationale rouw voor heel Suriname waardoor het ‘proces van de eeuw’ – ook in de media – relatief weinig aandacht kreeg.
De inhoudelijke behandeling van de zaak kan nu eindelijk beginnen, maar wanneer dat zal zijn is alsnog niet bekend gemaakt.
(Uitpers, nr 98, 9de jg., mei 2008)
(1) De militairen die samen met Bouterse de coup van 1980 pleegden: Roy Esajas, Ernst Gefferie, Ruben Rozendaal, John Nelom, John Hardjoprajietno, Marcel Zeeuw, Benny Brondenstein, Stefanus Dendoe en Arthy Gorré. Daarnaast ook de burgers vanwege ‘intellectueel daderschap’ Dick de Bie, Iwan Krolis, Harvey Naarendorp, Winston Caldeira, Errol Alibux en Imro Themen en ook de oud-militairen Etienne Boerenveen, Badrisein Sital, Edgar Dijksteel, Wim Carbierre, Jimmy Leonard Stolk, Edgar Ritfeld, Kenneth Kempes, Lucien Lewis en Orlando Heidanus.