Op 29 en 30 april werd in Ho Chi Min City (het oude Saigon) in Vietnam de vijftigste verjaardag gevierd van de ‘bevrijding’ van het VS-imperialisme, het einde van de oorlog en de hereniging van het land.
We hadden er gesprekken met de ‘vriendschapsorganisaties’ – de groepen in de hele wereld die destijds hun solidariteit met Vietnam betuigden, met leden van het Politbureau en van het Centraal Comité, we waren uitgenodigd op de militaire parade – die eigenlijk vooral een culturele manifestatie was – en we waren door de President uitgenodigd op een officieel dîner.
Wat ik er heb geleerd is vooral dat de solidariteit met het land nog steeds leeft. Uiteraard zijn de mensen van toen nu overjaarse hippies of bejaarde vastverankerde communisten, maar de gesprekken waren hoopvol en overtuigend.
Vietnam was een succes en het land heeft met zijn ‘doi moi’ hervormingen een eerder Chinese weg gevolg, of met andere woorden het is een vorm van staatskapitalisme of een ‘socialistisch georiënteerde markteconomie’. Vast staat wel dat het regime grote steun krijgt van de bevolking. Het enthousiasme op 30 april kon niet genegeerd worden en de gele-ster-op-rood-veld was overal, maar dan overal aanwezig.
Vietnam krijgt veel bewondering voor wat het zijn ‘four no’s’ buitenlands beleid noemt: er worden geen militaire allianties afgesloten, er wordt nooit partij gekozen voor één land tegen een ander, er komen geen buitenlandse militaire bases en het grondgebied kan niet gebruikt worden voor acties tegen een ander land. Tenslotte wordt geen geweld gebruikt en wordt er niet met geweld gedreigd. Soevereiniteit staat voorop.
Vietnam, een klein en arm land, heeft de oorlog tegen de V.S. gewonnen. De aftocht van de Noord-Amerikanen in 1975 ging gepaard met een golf van ‘bootvluchtelingen’ die hier met open armen werden ontvangen. Interessant om in de kranten van toen te lezen hoe werd gepleit voor een uitbreiding van het vluchtelingenrecht!
Midden-Amerika
Heel anders was de sfeer op 10 mei in Utrecht. Daar werd een studiedag georganiseerd door de oude solidariteitsbewegingen met Midden-Amerika. Als men ziet wat Daniel Ortega er nu in Nicaragua van maakt of wat Nayib Bukele met haveloze mensen doet, kan men niet anders dan vaststellen dat al die solidariteit niet tot succes heeft geleid.
Het was wel een aanleiding om stil te staan bij wat internationale solidariteit kan betekenen. Ik gaf er een keynote speech die ik hieronder samenvat.
De initiatiefnemers gaven rond deze studiedag ook een erg mooi en interessant boek uit met getuigenissen en prachtige foto’s van Piet den Blanken. Het thema van de studiedag was ‘Was het de moeite waard?’, of met andere woorden, hebben we ons niet vergist?
Het antwoord op die vraag kan enkel positief zijn, jazeker het was de moeite waard. Niemand die dit beter verwoordde dan oud-journalist Jan van der Putten die zei dat het enige verschil met nu erin bestaat dat we weten dat we alle illusies moeten laten varen maar dat het onze verdomde plicht is om solidariteit te tonen met alle onderdrukten, altijd en overal.
Tien punten: Eén
Dit is een eerlijk boek en daarom maakt het zoveel emoties los. Het is geschreven door mensen die twijfelen, het gaat over mensen die het leven verloren, mensen die met nostalgie aan die tijd terugdenken, mensen die weer met twee voeten op de grond staan. De prachtige foto’s van Piet den Blanken maken het allemaal weer ‘echt’, je ziét de armoede, je ziet de vertwijfeling, je ziét de oorlog.
Elke strijd tegen onderdrukking verdient solidariteit. Die werd gegeven en wel héél concreet. Dat is onnoemelijk belangrijk voor de mensen die die strijd aangaan, het besef dat ze niet alleen staan, dat ze kunnen rekenen op anderen die hun strijd óók waardevol vinden. Bij geen enkele revolutionaire strijd is het resultaat van te voren gekend, het kan altijd mislopen, het kan ook een succes worden. Hoe kritisch of teleurgesteld we vandaag ook tegen dictaturen aankijken, we konden dit onmogelijk weten, we hebben gedaan wat moést gedaan worden als ‘fatsoenlijk links’ zoals Willem Bos het verwoordt. De kop in het zand steken is niet bepaald moedig. Verzet is de enige kans op verandering.
Twee
En ja, er was behoorlijk wat romantiek bij veel van die ‘solidairen’ aanwezig, het naïeve geloof in de revolutie die ‘loutering en bevrijding’ zou brengen. Het was Fidel Castro die Vietnam één van de belangrijkste gebeurtenissen van de moderne geschiedenis noemde. En het was Che Guevara die opriep om twee, drie, veel Vietnams te maken om de VS te verzwakken. En er was ontzettend veel zelfoverschatting, het geloof dat alles met een paar Kalasjnikovs kon worden beslecht. Ik denk hier ook aan het boek dat Walter Lotens een paar jaar geleden schreef en waarin hij de dromen van enkele priesters beschrijft, de ‘mystiek van de revolutie’, ‘de oorlog die één grote eucharistie zou zijn’, en God ‘die je ontmoet in eenvoudige mensen’ … En uiteraard, zo schrijft Hans van Heiningen, is bevrijdend geweld aantrekkelijker dan een langzaam groeien van dictatuur naar democratie – met eveneens evenveel onzekerheid! Het is aannemelijk dat precies voor die romantici de ontgoocheling vandaag erg groot moet zijn.
Drie
De vraag naar de nood aan ‘geweld’ komt in veel verhalen terug. Dat is begrijpelijk voor linkse mensen die doorgaans eerder pacifistisch zijn. Maar ‘zonder geweld kan je niet altijd ver komen’, aldus Lou Keune, denk aan Cuba, denk aan Vietnam. Wat geenszins betekent dat dit geweld zo makkelijk te aanvaarden is. Voor veel solidairen was de moord op vier IKON-journalisten een zware klap. Dat was ook de moord binnen het FMLN – FPL op comandante Ana María. En het is vooral een vraag die vandaag actueler is dan ooit. De twijfel tussen het besef van militaire inferioriteit – en dus de ingebouwde mislukking met verlies van veel mensenlevens – en de uitzichtloze situatie van de alsmaar kleiner wordende civiele en politieke ruimte binnen onze hedendaagse democratieën. Het is geen makkelijke vraag, maar zelf zou ik geweld als ultiem wapen nooit uitsluiten, er zijn té veel voorbeelden in de recente geschiedenis die dit aantonen.
Vier
Macht is een ander groot probleem. Camus waarschuwde ons al, de ene dictatuur kan de andere opvolgen, denk aan de Arabische lente. Vandaar dat ’maatgevoel en terughoudendheid’ altijd nodig zijn. ‘We moeten niet naïef zijn over macht en machtsmisbruik’, aldus de onvolprezen Jan Pronk. Je moet structurele inperking van de zittende macht inbouwen, want soms heb je goede leiders, denk niet enkel aan Daniel Ortega of Fidel Castro, maar ook aan mensen zoals Kagame, Mugabe, Museveni in Afrika… mensen die zich, geconfronteerd met de macht van hun vaak internationale tegenstrevers – ontpoppen tot volbloed dictators. ‘De linkse voorhoede kan ontsporen’. Dit klopt zeer zeker, maar het lijkt me tegelijk dat dit nooit een taak van internationale solidariteit kan zijn. Het zijn tenslotte de mensen zelf die hun samenleving vorm moeten geven, die moeten beslissen welke leiders ze aan de macht willen. We spreken over zelfbeschikkingsrecht, over soevereiniteit.
Hierbij horen twee opmerkingen:
Eén, wat is een ‘linkse voorhoede’? Er zijn talrijke studies gemaakt over de revoluties in Midden-Amerika die aantonen dat het weliswaar een strijd tegen onderdrukking was, maar tegelijk een strijd van middenklassen voor wie elke democratische weg geblokkeerd was. De gewapende strijd was de enige weg om politieke ruimte te creëren. Eens aan de macht, kan van die middenklassen niet verwacht worden dat ze automatisch ook de stem van het volk vertolken.
Twee, solidariteit is per definitie wederkerig. Onze solidariteit ging niet naar Staten, maar naar het volk, naar de onderdrukten. De solidariteit met dat volk kan blijven bestaan op basis van een gedeeld verlangen naar rechtvaardigheid. Dat hoeft geen solidariteit met een regime te zijn.
Vijf
Dat brengt ons bij het erg delicate punt van besef van wat er misloopt. Het gebeurt niet zelden dat mensen zo sterk in hun wensdromen gaan geloven dat ze weigeren de beginnende fouten en leemtes op te merken. Het is waar Jan van der Putten op wijst. ‘Je weet het maar je weigert erover te praten’. Ik denk daarbij ook aan René Dumont die in Cuba snel op de zwarte lijst terecht kwam omdat hij op het falend landbouwbeleid had gewezen. Het is tot vandaag een moeilijk probleem en de bagger die je te verwerken krijgt voor een kritisch artikel over Venezuela of Cuba getuigt ervan. Maar vereist echte solidariteit ook geen eerlijkheid in de relaties?
Vandaar dat ik voor mezelf steeds probeer twee lessen te onthouden. Enerzijds is het één ding om op grond van geopolitieke overwegingen volle steun en solidariteit te geven aan landen die zich aan de druk van het imperialisme willen onttrekken. Dat was het geval voor Midden-Amerika toen, dat is ook zo voor Cuba en Venezuela vandaag. Zij verdienen onze ondubbelzinnige steun. Anderzijds mag die internationale en geopolitieke solidariteit ons niet beletten te wijzen op wat er fout gaat, want het zijn precies die fouten die de tegenstrevers bevestigen in hun ‘gelijk’ om aan ‘regime change’ te doen.
De tweede les is dat in alle gevallen de analyse die we maken van een specifieke situatie erg grondig radicaal en ‘tot het bot’ moet gaan – wat is er werkelijk aan de gang en welke invloeden spelen er – maar tegelijk mild moeten zijn in de praktijk van het beleid. Vaststellen dat er niet altijd de meest nobele belangen meespelen in de oliehandel of de ontginning van grondstoffen op inheems gebied, hoeft niet te betekenen dat die hele handel – samen met het kapitalisme – meteen moet opgedoekt worden. Een scherpe analyse en een milde praktijk zijn perfect verzoenbaar. Ik denk hierbij met name aan sommige landen in Zuid-Amerika, Bolivië en Ecuador om ze niet te noemen, waar erg veel kritiek was en is op Evo Morales en Rafael Correa, en sommigen, vooral inheemsen, dan nog liever een uiterst rechts figuur aan de macht hebben. Het lijkt me onvergeeflijk. We mogen, of we moeten, idealistisch zijn, maar er is ook altijd een weg van het minste kwaad.
Zes
Wat ons weer een stapje dichter brengt bij de realiteit en de misdaden van de Verenigde Staten. De mogelijkheden van grote mogendheden om waar dan ook op de wereld roet in het eten te gooien zijn enorm, vandaag nog versterkt door sociale media en artificiële intelligentie. De naïviteit in de revolutionaire dromen mag dan misplaatst zijn, naïviteit in wat landen als de Verenigde Staten met al het daarbij horend cynisme aanrichten, is even misplaatst. Het is vaak een moeilijk evenwicht en ik denk hierbij aan veel grote ngo’s die een uitstekende analysecapaciteit in huis hebben, maar aan de achterban een zeemzoet verhaal verkopen over alles wat ze zo fantastisch goed doen en hoe dat van de hele wereld een betere plek maakt … Vandaag is ontwikkelingssamenwerking overal aan het verdwijnen, en het is goed daar met de nodige zin voor realiteit en met het nodige relativisme naar te kijken. In zowat het hele Zuiden is er een backlash tegen de zogenaamde ‘Westerse waarden’ die ngo’s hoog in het vaandel dragen, maar die onze overheden weigeren toe te passen in het Zuiden. Het leidt tot een grote hypocrisie. Er is niets fout met die waarden en het beste bewijs is wel wat je twintig jaar geleden overal in Latijns Amerika op de muren kon lezen: Yankee go home and take me with you. Westerse landen blijven tot vandaag de beste plekken om te leven, maar weigeren hun waarden ook elders toe te passen.
Zeven
Een vraag die we daarom niet uit de weg kunnen gaan: Revolutionaire strijd tegen onderdrukking, ja, maar om wat te bereiken? Lou Keune maakt de noodzakelijk band met alles wat ‘ontwikkeling’ heet. Mensen komen niet op straat, laat staan dat ze de gewapende strijd aangaan, voor ‘socialisme’. Ze willen brood op de plank, en daarvoor is een andere economie nodig. Daarvoor moet het mondiale kapitalisme blijvend bestreden worden. Daarvoor zijn ook andere internationale relaties nodig, en moet een eind worden gemaakt aan de ‘omgekeerde ontwikkelingshulp’, aan de grote kapitaalstromen van Zuid naar Noord. Het is door dat maar al te vaak te vergeten dat er ook een gebrek aan zelfreflectie ontstaat, dat men vergeet dat er niet alleen waterputten nodig zijn (Monique Leijen), maar dat de hele samenleving moet betrokken worden bij iets nieuws, iets anders, iets beters. Zoals ikzelf heb aangegeven in mijn nieuwe boek – Maak armoede illegaal – is het voor armoedebestrijding niet voldoende om ‘de armoede te bestrijden’. Niet enkel arme mensen maar de hele samenleving heeft recht op sociale rechtvaardigheid, op een strijd tegen ongelijkheid, op openbare diensten. De huidige internationaal gepromote armoedebestrijding die de rest van de bevolking negeert, is daarom gedoemd om te mislukken.
Acht
Tenslotte, de positieve noot die Wim Dierckxsens in dit hele verhaal brengt. We mogen vooral niet vergeten hoeveel positiefs er is gebeurd. Het was een tijd van optimisme, internationaal en nationaal, een tijd van geloof ook in het doorbreken van ‘het beklemmend keurslijf van paternalisme, calvinisme en door kerk en politiek gedicteerde richtlijnen’, zoals Jos Coumans dat schrijft. De revolutionaire dromen van één land hebben invloed in een ander land. Wat in Vietnam gebeurde heeft de strijd tegen het Marcos regime in de Filippijnen geïnspireerd. Wat in Cuba gebeurde, heeft de strijd in Midden-Amerika beïnvloed.
Kijk bovendien naar de schitterende teksten die in de VN zijn goedgekeurd in die tijd, over een nieuwe internationale economische orde, over de plichten en rechten van Staten, over sociale vooruitgang… En kijk naar wat in sommige Midden-Amerikaanse landen toch is gebeurd, invoering van gezondheidszorg, alfabetiseringscampagnes. Tel dat bij de bewustwording bij een groot deel van de bevolking dat er wel degelijk zoiets bestaat als rechtvaardigheid, als rechten en dat je daarvoor kan strijden. Het is de manier waarop die strijd moet en kan gevoerd worden die centraal in deze discussie staat. Die vraag is niet zo makkelijk te beantwoorden. Wel moeten we komaf maken met elke vorm van paternalisme, ‘wij weten hoe het moet’, want nee, wij weten het evenmin als alle anderen. Wel moeten we goed beseffen dat, zoals Ronald van der Hijden het schrijft, het Westen zich op de Titanic bevindt, en als het niet snel en collectief de kant van het Zuiden kiest, mét solidariteit, het net als de Titanic ten onder kan gaan. Nogmaals, er is niets fout met kreten als Vrijheid, Gelijkheid, Solidariteit, maar dan wel voor iedereen. Universalisme, nooit is het belangrijker geweest dan vandaag de dag. Dat is wat onze solidariteit inspireert.
Negen
Wie vandaag denkt aan Gaza, aan Oekraïne of om in Midden-Amerika te blijven aan de strijd van het EZLN, de neo-zapatisten in Chiapas, Mexico, beseft hoe moeilijk het is.
Solidariteit is geen vrijblijvende onderneming. Zetten we in om het leven van mensen te verbeteren of ook om van de wereld een betere plek te maken? Zetten we ons in op mondiaal vlak of enkel of lokaal vlak?
Eén ding weet ik zeker: organisatie en samenwerking zijn essentieel en daar, lieve mensen, is links nog steeds niet zo goed in. Er is té veel interne strijd, er wordt té weinig gezocht naar wat we gemeenschappelijk hebben. En verder, denkend aan de toestand vandaag, met oorlogen en toenemende onderdrukking tot en met in onze eigen ‘westerse’ landen: er is nood aan politieke vorming, aan inzicht in wat er gebeurt en wie daar verantwoordelijkheid voor draagt. Denk aan Oekraïne en aan hoe moeilijk het is tegen de macht van het mediabedrog in te gaan.
25 jaar geleden begon een nieuwe golf van verzet en internationale samenwerking: the Battle of Seattle met daarna een Wereld Sociaal Forum. Maar de linkerzijde was bang geworden en meed de politiek. Gevolg: het werd een grote flop. Zelf ben ik twintig jaar lang actief geweest in de Internationale Raad van dat Forum, met enkele belangrijke intellectuelen hebben we gevochten voor meer actie, meer eenheid, meer politiek. Het mocht niet baten. We werden verguisd en we stierven uit… letterlijk. De Samir Amin’s of de François Houtart’s zijn er niet meer om te helpen.
Tien
Er wordt vandaag vaak gezegd dat er té veel individualisme en té veel onverschilligheid is. Ik geloof dat niet. Mensen wéten wat er in Gaza gebeurt, mensen wéten dat dit echt niet kan. Ja ze willen solidair zijn, maar het gevoel van machteloosheid is veel groter dan de wens tot solidariteit. Ik denk dat de lessen van het Midden-Amerikaans verleden wel geleerd zijn, maar er toch ook foute conclusies uit getrokken zijn. We moeten goed weten wat we kunnen en wat we niet kunnen bereiken. Het was níet tevergeefs, we kunnen zó veel doen, ook hier in Nederland, België en heel Europa. Onze stem blijft belangrijk. Als we dat de mensen duidelijk kunnen maken, als we het gevoel van machteloosheid kunnen doorbreken, hebben we alvast weer een stap vooruit gezet. En ondertussen kunnen en moeten we werken aan de verbetering van onze eigen samenlevingen. Solidariteit is de tederheid der volken.
Wellicht moeten we ook aan zelfrelativering doen. Nogmaals, mensen komen niet op straat voor abstracte eisen, wél voor een concrete sociale rechtvaardigheid, voor eerlijke prijzen, voor grond om te bewerken, voor werk. Dit zijn allemaal heel concrete eisen die in feite nauw verband houden met één eis die vandaag zo belangrijk is : vrede.
De eerste zin van de Constitutie van de Internationale Arbeidsorganisatie is dat er geen duurzame vrede is zonder sociale rechtvaardigheid. Drie eisen samen genomen: sociale rechtvaardigheid voor ontwikkeling, leefmilieu en vrede, dat is voor mij de perfecte agenda om meer solidariteit uit te bouwen.
We kunnen daarvoor gebruik maken van de instrumenten die er nu al zijn: de oude VN-teksten, zoals het recht op ontwikkeling, of de ‘Spirit of Bandung’, de conferentie van 1955 die aanleiding gaf tot de Beweging van niet-gebonden landen en die vandaag nieuw leven wordt ingeblazen. Belangrijk is wel dat wij, burgers, het heft weer in handen nemen, wij zijn de meerderheid, wij kunnen en moeten de politiek weer in handen nemen.
Ik zie de dag van vandaag daarom als een nieuwe aanzet, met een nieuwe generatie, op weg naar een nieuwe solidariteit die eveneens successen én mislukkingen zal kennen. Er is vandaag meer dan ooit behoefte aan politiek, aan een nieuw internationalisme, aan een nieuwe en brede linkerzijde.
Laat me eindigen met die grote maar ware dooddoener: el pueblo unido jamás será vencido. We mogen ons niet laten verdelen. Alle volken hebben een recht op leven en op zelfbeschikking. Dat moeten we blijven herhalen en steunen waar we kunnen. En steeds opnieuw moeten we zoeken naar dat wat ons bindt, naar dat wat we ondanks alle verschillen gemeenschappelijk hebben.
Het werk is niet af!