Eric Corijn en Eefje Vloeberghs, Brussel!, VUB Press, 2009,311 blz. ISBN 9789054875796
Cultuurfilosoof en sociaal wetenschapper Eric Corijn heeft zich al jaren vastgebeten in het thema ‘stedelijkheid’. Als professor sociale en culturele geografie aan de Vrije Universiteit Brussel en directeur van de onderzoeksgroep COSMOPOLIS, een interdisciplinaire onderzoeksgroep die focust op de relatie tussen stad, cultuur en maatschappij, is hij actief betrokken bij het Brusselse stadsdebat. Samen met Eefje Vloeberghs, agoge en master in European Urban Cultures schreef hij Brussel (Bruxelles!), want het boek werd – dat spreekt voor zich – zowel in het Nederlands als het Frans uitgegeven.
Een hoofdstad in de sneeuw oogt idyllisch, maar onder het witte tapijt ligt een duale stad. (© Erasmushogeschool)
Brussel! is het voorbereidend werk voor een toekomstverkennend onderzoek opgezet in het raam van de Gewestelijke Ontwikkelings Commissie (GOC) van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is de bedoeling van beide academici belast met dit werk om zicht te krijgen op de ontwikkelingsdynamiek van de Brusselse stedelijkheid. De auteurs noemen het voorzichtig een basisanalyse. In dit boek worden bestaande rapporten en gegevens samengebracht en in een overzichtelijk geheel gegoten. Geen nieuwe gegevens dus, wel een grondige inventaris die een opstap vormt naar een tweede deel waarin een aantal alternatieve scenario’s zullen worden geschetst.
Buiten de lijntjes kleuren
Het gaat in deze studie om het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 162 km² en van negentien gemeenten, maar toch kunnen de twee auteurs het niet nalaten om al van in het begin buiten deze institutionele lijntjes te kleuren. En daarvoor zijn goede redenen aan te halen vanuit de reële ruimtelijke dynamiek. Daarom spreken de auteurs liever over een stedelijk leefcomplex wat het geheel is van het stadsgewest (agglomeratie+ banlieu) en de forenzenwoonzone. De agglomeratie Brussel bestaat zo uit 36 gemeenten waar in 2006 1,4 miljoen mensen woonden. De banlieu loopt echter nog veel verder. In dat deel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, samen met een deel van Vlaams- en Waals Brabant wonen 1,78 miljoen mensen. Het is in die geografische zone dat de grootste rijkdom van België wordt geproduceerd. Het is volgens Eurostat de tweede of derde rijkste regio op Europees niveau, na Inner London en samen met Luxemburg. In de Belgische context heeft dit reële stadsweefsel echter geen institutioneel bestaan en wordt het door meerdere overheden beheerd. Deze pertinente opmerking blijft echter binnen het kader alleen maar een lijvige voetnoot, want de cijfers waarmee Corijn en Vloeberghs (moeten) uitpakken, hebben alleen betrekking op het officiële Brusselse Gewest.
Rijk maar duaal
Brussel! bestaat uit zes hoofdstukken die rijkelijk voorzien zijn van cijfermateriaal dat geprojecteerd werd op de kaart van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De onderzoekers zetten niet alleen de feiten op een rij, na elk hoofdstuk trachten zij ook enkele algemene lijnen die uit de data spreken aan te geven. Het zijn die ‘vaststellingen’ die beletten dat het boek ‘verzandt’ in een eindeloze en droge opsomming van kwantitatieve gegevens. In het hoofdstuk ‘Demografie’ constateren zij dat de bevolkingsafname in het Brussels Gewest is gekeerd, niet door een omkering van de verhuisbeweging, maar door de groei van de buitenlandse migratie en de hogere nataliteit van de nieuwkomers. Er is nog steeds stadsvlucht naar de periferie van economisch sterkere gezinnen. Dat is problematisch voor Brussel omdat het een verlies van publieke inkomsten met zich meebrengt. Deze trends werken de polarisering van de stad in de hand: enerzijds groeit het aandeel van vooral sociaaleconomisch zwakkere inwoners van buitenlandse origine en anderzijds wordt de stad ook meer afhankelijk van de gebruikers uit de Rand.
In “De gebouwde stad” stellen de auteurs dat Brussel een niet makkelijk te lezen stad is, waarin twee stedelijke dynamieken de ruimtelijke orde bepalen. Aan de ene kant is er de sterke sociaalgeografische segmentering van de stad, waarbij het stadscentrum en het westen van de kanaalzone bewoond worden door de minder koopkrachtigen en ook politiek minder gewichtige delen van de bevolking. De meer gegoede middenklasse bezetten eerder de zuidoostelijke periferie. Aan de andere kant is er het netelige mobiliteitsdossier voor de 350.000 dagelijkse pendelaars en de vele duizenden gebruikers van de stad. De structuur van de mobiliteit is op maat gesneden van de forensische voorstedeling die vooral met de auto naar Brussel komt. In die zin is, zoals ook het mobiliteitsdossier in Antwerpen, de ruimtelijke ordening van Brussel sterk afhankelijk van het beleid in het federale België en de andere gewesten.
In het hoofdstuk “De ondernemende stad” komt nogmaals de sterke sociaaleconomische dualisering van Brussel scherp in beeld. Van een actieve bevolking van om en bij de 682.000 mensen is er slechts 65 procent tewerkgesteld. Het gemiddelde belastbaar inkomen van de Brusselaars ligt beduidend lager dan het nationale gemiddelde en de interne verschillen gaan van de rijkste tot de armste gemeenten. En dan te weten dat Brussel gekneld zit tussen de twee rijkste provincies van dit land. In “De stedelijke samenleving” wordt die sterk duale samenleving nog scherper in beeld gebracht.
Veel staat en weinig stad
In een laatste hoofdstuk “Instellingen en bestuur” illustreren de auteurs wat het betekent voor het Brussels gewest om met meer dan tien (!) bestuursniveaus te moeten rekening houden, die naast en door elkaar elk voor hun eigen materie bevoegd zijn op hetzelfde territorium. In een afsluitend hoofdstuk “Enkele transversale uitdagingen” benadrukken de auteurs dat Brussel te veel staat en te weinig stad is met een geïntegreerd bestuur. Velen hebben een stukje van de macht en niemand kan het geheel regisseren. Het wordt dus zaak om in het geval van Brussel de staat te ‘ontvetten’ om een goed en geïntegreerd stedelijk bestuur mogelijk te maken. Daarvoor schuiven zij de vier D’s naar voren: duurzame ontwikkeling, densiteitsbeheer, diversiteitsbeheer en modellen van participatieve democratie. In een korte afsluiting verduidelijken de auteurs deze algemene principes zonder daarover in detail te treden. Dat was immers niet de bedoeling van dit onderzoek.
Voor iedereen die mee wil nadenken over de toekomst van de hoofdstedelijke regio van dit land en die niet afgeschrikt wordt door een flinke hoeveelheid kwantitatieve gegevens is Brussel! verplichte lectuur. Na de electorale overwinning van NVA ligt het complexe karakter van de Brusselse regio onder meer dank zij het werk van Corijn en Vloeberghs mooi wetenschappelijk geëtaleerd op het bord van de De Wevers en de politieke kaste. Hopelijk zullen zij verder kijken dan het carcan van de negentien gemeenten. Ik hoop dat heel veel politici en burgers dit boek zullen lezen en ik kijk al uit naar een volgend deel waarin de auteurs alternatieve scenario’s zullen uitwerken. Het debat is open. De twee wetenschappers hebben met dit rijk gestoffeerde stadsschrift een perfecte voorzet gegeven.
(Uitpers nr. 123, 12de jg., september 2010)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=913083&refsource=uitpers<