Dit boek over China is gepubliceerd in 2012, dus een eeuwigheid geleden, want de wereld verandert snel. Ik heb het nu pas gelezen, en vond het toch nog het lezen waard.
Het boek begint met de vraag wat voor land China is. Is dat belangrijk? Want zoals de vroegere Chinese leider Deng Xiaoping al zei: het maakt niet uit of de kat wit of zwart is, als hij maar muizen vangt. Dus heeft het zin op een regime per sé een etiket te willen plakken?
Toch wel, als je even doordenkt. Vandaag is het in de media mode het China van Xi Jinping op dezelfde voet te zetten als het Rusland van Putin, het Turkije van Erdogan, het India van Modi, de VS van Trump en sinds kort ook het Brazilië van Bolsonaro: allemaal min of meer autoritaire regimes met “sterke” mannen achter een democratische façade. In het geval van China wordt aan de definitie in de regel toegevoegd “met Chinese kenmerken”.
Maar wat hebben bijvoorbeeld Rusland en China gemeen? In Rusland is de Communistische Partij eerst geëxplodeerd en daarna verpulverd. Rusland is dank zij haar militaire erfenis nog wel een soort grootmacht, maar haar economie draait op de export van grondstoffen. Dat is in China wel even anders. En wat hebben China en bijvoorbeeld Brazilië gemeen? Brazilië heeft zich niet weten los te maken van haar afhankelijkheid van de export van grondstoffen, en kent nu al een tijdje een diepe economische crisis.
Hoe anders is het met China gesteld! Het is niet alleen het eerste groot land dat zich uit een onderontwikkelde en afhankelijke positie heeft losgewerkt. Het staat op het punt in spitssectoren van de economie wereldwijd leiderschap te veroveren (China 2025), met andere woorden, zich op te tillen tot een grootmacht die de confrontatie met de heersende hegemon, de VS, aan kan. De meningen verschillen of dit gaat lukken, maar weinigen sluiten de kans volledig uit. Dat is een ongelofelijke ontwikkeling die zich in enkele decennia voor onze ogen heeft afgespeeld. In 1989, toen in Europa de Muur viel, werd in China de democratische beweging in bloed werd gesmoord (Tienanmen). Weinigen hadden toen door hoe verschillend de ontwikkeling van Rusland en China daarna zou zijn.
Ook in de komende twintig jaar wordt dit zeer belangrijk. De VS gaan hun leiderspositie in de wereld niet zonder slag of stoot opgeven. Met de lopende handelsoorlog worden de eerste schoten gelost. Ofwel geeft China toe, en krijg je een enorme interne crisis in dit land van meer dan een miljard mensen, ofwel zijn militaire confrontaties in de komende decennia niet uit te sluiten. Alles hangt ervan af wat in China gebeurt, en natuurlijk ook in de VS.
Wat verklaart die spectaculaire ontwikkelingen in China? Het boek rijkt verklaringen aan, verbonden met de aard van het regime, ik citeer er enkele. In China werd de Communistische Partij geleid door kaders die de revolutie van 1949 nog hadden geleid, of die in elk geval die generatie nog persoonlijk gekend hadden: de samenhang van de partij was met andere woorden een stuk groter dan in de Sovjet-Unie. Na Tienanmen kon de Partij daarom snel intern orde op zaken stellen, en met strakke hand een nieuwe economische koers inslaan. In Rusland eigenden delen van het uiteen gespatte apparaat zich brokstukken van het bestaande economisch weefsel toe, en maakten het economisch beleid ondergeschikt aan die economische belangen.
In China bestond ook geen noemenswaardige burgerij. In andere ‘opkomende economieën’ zoals Brazilië of Turkije aanvaardt de burgerij niet dat de Staat zich ontwikkelt tot een economische concurrent. Zo blijft de economie in die landen gevangen in een afhankelijke positie. In China is de nieuwe kapitalistische klasse versmolten met het centraal bureaucratisch staatsapparaat.
De economische draai in China na Tienanmen viel samen met de neoliberale globalisering. Zo kon China de fabriek van de wereld worden, een echte win-winsituatie: de gedisciplineerde goedkope arbeidskrachten in China hielpen de multinationals uit het Westen niet alleen aan hogere winsten, maar dank zij de import van goedkope consumptiegoederen konden ook bij ons de loonkosten laag worden gehouden. De Chinese staat stampte hiertoe bijna letterlijk een nieuwe arbeidersklasse uit de grond: in de grote overheidsbedrijven, met een ingewortelde arbeidersklasse, werden honderdduizenden afgedankt, terwijl van het platteland een nieuwe generatie werd overgeheveld naar economische ontwikkelingszones: deze interne migranten bleven opgesloten in een apart statuut, steunend op een eeuwenoud registratiesysteem, waardoor mensen verbonden blijven met hun oorspronkelijke woonplaats.
Zo maakt dit boek de ontwikkelingen begrijpelijk. Het toont ook hoe factoren die meespeelden in de opgang van China uitgeput raken, en hoe andere factoren dit succesverhaal bedreigen. Je krijgt zo ook een beter inzicht in ontwikkelingen die mee onze toekomst gaan bepalen.
Maar wat voor een regime is dat nu, dat gestalte heeft gekregen na het neerslaan van de democratische beweging in 1989? Een kapitalistische bureaucratie met Chinese kenmerken? Voor een kapitalistische regime heb je de heerschappij van kapitalisten nodig, personen of families die eigenaar zijn van grote kapitalen, zo het economisch en sociaal leven beheersen, en deze kapitalen van generatie op generatie doorgeven. In China wordt de samenleving echter geleid door een bureaucratisch apparaat. Dit apparaat heeft de hefbomen van de economie stevig in handen. Of zijn dat eigenlijk toch kapitalisten, dus private eigenaars van kapitaal, en hoe werkt dat dan? Hoe werkt de osmose tussen het bureaucratisch apparaat en individuele kapitalisten? Ook deze vragen worden door Au Loong Yu uitgebreid behandeld.
Het boek bevat ook bijdragen van Bai Ruixue, Bruno Jetin en Pierre Rousset. Als je het niet kan vinden via de boekhandel kan je het bestellen bij het IIRE (www.iire.org).