Terwijl wij al enige tijd geveld worden door dé grote dreiging, Covid-19, strijden enkele Afrikaanse landen noodgedwongen aan verschillende fronten. Naast de aanhoudende druk van de pandemie die de gezondheidssystemen onder druk zet, zijn er ook de nakende voedselcrisis in het oosten door de woestijnsprinkhanen en de opflakkeringen van het jihadisme. Die laatste heeft na al die jaren nog steeds stevig voet in de aarde, en het ziet er niet naar uit dat daar snel verandering in zal komen.
Even was er hoop dat het jihadisme zou gaan neerliggen toen het coronavirus in volle kracht uitbarstte. In een nieuwsbrief van al-Naba riep Islamitische Staat haar aanhangers op om hun gezondheid op de eerste plaats te zetten en gaf daarbij verschillende tips en richtlijnen mee. Intussen buigen ze de pandemie echter om tot een kans op hard toe te slaan. Ze kunnen dan ook prima opereren tijdens de crisis, gezien hun kleine cellen die zich ver van de grote steden bevinden.
Ook in de Sahel-regio is de situatie zorgelijk. Talloze jihadistische groeperingen vullen de leegte die terugtrekkende troepen achterlaten en slaan hard toe met nieuwe aanslagen. In Tsjaad vielen er eind maart 92 doden tijdens een aanslag van Boko Haram op het Tsjadische leger. Enkele dagen ervoor trof de organisatie Nigeria: 47 doden. In Mali stierven 25 soldaten bij een raid op de militaire basis en in Burkina Faso zijn er op regelmatige basis terroristische aanvallen, al dan niet door jihadistische groepen, en dan vooral aan de Malinese grens. Recent nog vielen 43 doden in de Yatenga-provincie.
Kort gezegd: de Sahel is nog steeds een broeihaard van terrorisme en jihadisme, ook al zijn er al jaren duizenden militaire troepen, internationaal én Afrikaans, gestationeerd. Al sinds 2013 is Frankrijk met Opération Serval (een jaar later omgedoopt tot Opération Barkhane) voortrekker in de strijd tegen terrorisme en jihadisme in de regio. Het land heeft 4500 soldaten ter plaatse die de militaire kracht van de G5 Sahel (Burkina Faso, Tsjaad, Mali, Mauritanië en Niger) moeten ondersteunen. Na een top met de betrokken landen begin dit jaar stuurde Macron alweer 600 nieuwe militairen. Of dat enig resultaat zal brengen, is nog maar de vraag. Intussen zwelt de onvrede onder de bevolking alvast aan en keren velen zich tegen de Franse interventie.
De vraag is wat Macron überhaupt nog te zoeken heeft in de Sahel. De militaire operaties slepen nu al zeven jaar aan zonder dat er enig noemenswaardig resultaat is behaald. De verschillende terroristische en jihadistische organisaties zijn allerminst verslagen, en dat zal ook in de nabije toekomst niet gebeuren. Zulke interventies resulteren hoogstens in een transformatie van de groeperingen: ze worden gedwongen om zich terug te trekken en ondergronds te leven, maar verdwijnen doen ze nooit. Ze hebben tenslotte steeds de mogelijkheid om, bij een militaire tussenkomst, te vluchten naar de afgelegen (plattelands)gebieden, die wegens een gebrek aan wil en middelen nauwelijks onder controle van de Afrikaanse staatshoofden staan. Het is een structureel probleem voor veel Afrikaanse landen, en dan vooral die van de Sahel.
Een terugtrekking van Frankrijk zit er, ondanks de protesten, echter ook niet in. Niet alleen zou dat de terroristische groeperingen toestaan om territoriale winsten te boeken en, wie weet, om soevereiniteit uit te roepen à la Islamitische Staat, het is ook nog eens nefast voor de grootmacht zelf. We mogen de commerciële belangen van Frankrijk in de regio – denk aan de olievelden van Total in Mali en de uraniumhonger van Orano in Niger – zeker niet vergeten.
Al bij al blijft de situatie in de Sahel dus problematisch, en dan heeft Covid-19 de regio nog niet eens echt getroffen. Er is alvast weinig verbetering in zicht zolang de structurele problemen die resulteerden in de interventie niet worden aangepakt.