De Amerikaanse kruistocht, ‘in Naam van God en zijn Volk’, tegen hen die zich bekennen tot de islam, is een normale politieke reactie. Men weet dat de mensen een vijandsbeeld nodig hebben, beeld dat zich moet concretiseren in een volk, religie of groep. Vermits ‘Satan-URSS’, na de economische oorlog verloren te hebben, de wapens heeft neergelegd en het ‘democratisch’ Rusland onze partner is geworden heeft de islam de plaats van de zondebok overgenomen.
En dat vijandsbeeld moet nu en dan eens aangewakkerd worden, zoals het ook gebeurde in de vorige eeuw. Een vijand beschuldigen, met de vinger wijzen en demoniseren zijn schoolvoorbeelden in het politieke systeem die gebruikt worden om het Eigen Grote Gelijk te accentueren, om de nodige, meestal repressieve maatregelen door te drukken en om de eigenlijke dieperliggende problemen van de eigen gemeenschap uit de aandacht te houden. Deze strategie heeft ook in Europa een vruchtbare bodem gevonden. De Franse regering van Raffarin gesteund en geïnspireerd door Chirac, heeft het probleem van de hoofddoek kunstmatig in leven geroepen, om de fundamentele problemen (onderzoek, onderwijs, sociale zekerheid, enz.) uit de aandacht te houden. Maar ook en vooral omdat er sinds enkele jaren een vraag is naar de herziening van de wet van 1905, juist deze van ‘scheiding van kerken en staat’(1). Vervolgens hebben de Belgische politieke, sociale en religieuze mandatarissen, meestal zonder veel kennis van zaken, eveneens de strijd aangebonden tegen de hoofddoek van de moslima’s. Het moet toch voor iedereen duidelijk zijn dat dit stukje textiel niet de werkelijke reden is.
In het voetspoor van het VB trok het fundamentalistisch atheïsme ten strijde tegen de Islam (de Rechten van de Mens zijn belangrijker dan de wet van God, E.Vermeersch) gevolgd door de politiek (de Wetten van de Mens staan boven de wet van God, P. Dewael e.a.). Derde in de rij stelde de leider van de Rooms-katholieke kerk (Rkk) in België (Godfried Danneels Humo 21/12/2004) dat de islam een Europeanisering moest ondergaan en dus onze cultuur omarmen. De islam is ‘niet’ gelijk aan de andere erkende godsdiensten getuigt Marino Keulen ( De Morgen) en ten slotte stelde de academische specialist U. Vermeulen (De Standaard, 8-9/01/2005) dat de islam onverzoenlijk is met de autochtone ‘normen en waarden’. En allen willen zij een islam, die de ‘weldaden’ van de Verlichting aanneemt, er de mythen en goden van aanvaardt en vooral onze normen en waarden overneemt.
Er gaat geen dag voorbij of de islam komt op de een of andere manier aan de orde in onze media, meestal in een negatief daglicht, getypeerd als een achterlijke en donkere godsdienst en cultuur. Het is blijkbaar een item dat succes heeft. Dat de meeste debatten mank lopen, unfair en incorrect worden opgezet, daar heb ik in vorige brieven reeds op gewezen. Doch wat in de eerste plaats meer en meer opvalt, is dat zij die in de media aan bod komen weinig of geen kennis hebben van hun eigen cultuur en nog minder van de cultuur van de andere. Van volksmenners kan men dat nog enigszins begrijpen – zij willen niet weten – maar als academici en religieuze leiders pseudo- of onwetenschappelijke argumenten en halve waarheden debiteren dan stel ik mij toch vragen over het niveau van de religieuze en academische wereld. Het zegt ook veel over de media!
Het is duidelijk dat men in een loopgravenoorlog is terechtgekomen, die uitgevochten wordt met slogans, onvervulde verlangens en paradigma’s: vrijheid van mening, democratie, scheiding van kerk en staat, de wetten van de mens en van de wetenschap. Stuk voor stuk mythen van de Verlichting. Merkwaardig genoeg komen de nieuwe religie van de Revolutie en ‘haar’ triniteit praktisch niet – of niet meer – aan bod: Egalité, Fraternité et Liberté. Deze sloganeske kakofonie leert ons, spijtig genoeg, dat het kritische, empatische en rationele denken momenteel met verlof is of met de post-moderne en neo-liberale tsunami is meegesleurd.
Er worden een paar essentiële zaken vergeten omtrent de slogans die men hanteert en waarvan men de inhoud nooit uitlegt. Deze meesterwoorden hebben een eigen leven ontwikkeld waarvan wij de biografie niet willen of durven nagaan en ontleden. Daarom wil ik op enkele van deze termen ingaan, zoals de Verlichting, democratie, scheiding van kerk en staat, België als katholiek land. De opmerkingen van M. Keulen, G. Danneels en U. Vermeulen. Het zijn alleen maar mogelijke overdenkingen, benaderingen en bouwstenen. Want tot mijn blijvende verbazing is de kritische stem uit onze samenleving verdwenen en de media zoals gezegd zijn in deze zeer oppervlakkig.
Maar eerst een voor mij belangrijke opmerking. Men denkt, ten onrechte, dat het alleen de godsdiensten zijn die de mens dragen, hem een levensfundament geven, zijn visie op de realiteit bepalen en zin geven aan zijn handelen, denken, voelen en zijn en daarbij ook antwoorden geven op de -meestal niet te beantwoorden- vragen van de mens als individu of als groep. Dit geldt evenzeer en niet minder voor alle andere levensbeschouwingen, ideologieën, religies of hoe men ze ook noemen wil, veel termen die in wezen allen het zelfde bedoelen, nl een totaalvisie aan de mens te geven of ‘vrijwillig’ op te leggen. Hem een kader te schenken waarin hij kan functioneren en zin geven aan zijn bestaan. Want de mens kan niet leven zonder ordening, benoeming, classificering, plaatsing en waardebepaling van alles wat op hem afkomt in zijn biotoop. In deze laatste groepen vindt men de ganse waaier van mensen zoals men die eveneens vindt in de godsdiensten: fundamentalisten, integristen, dogmatici, fanatici, vrijzinnigen, en nog vele andere tussenschakeringen. Voor allen is hun god – aanwezig in een verschijningsgedaante, een beeld of een begrip – hun Vader en Beschermer en hun Toeverlaat en vooral de Grond waarop zij steunen. Alle mensen hebben steun, troost, levensmoed, blijheid en hoop gevonden in hun godsdienst of hun ideologie. Mits het vervangen van het woord ‘God’ door Allah, Here, Bouwmeester, Ratio, Natuur, Ego, Wetenschap, enz. kan iedereen volgende belijdenis uitspreken: ‘Mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God, mijn Heer, op U zo wil ik bouwen, Verlaat mij nimmermeer’(2).
DE VERLICHTING.
De periode die Verlichting genoemd wordt, is het hoogtepunt van een stroming die begon met de Renaissance, de Hervorming en de denkers van de 17de en 18de eeuw en afgesloten werd met de Revolutie (3). Spreekt men over de Verlichting dan wordt er meteen de Revolutie bij gehaald. Doch Revolutie en Verlichting verhouden zich tot elkaar als Jezus en Judas. De Verlichting bestaat uit een aantal denkers die zich buigen over o.a. de organisatie van de gemeenschap, over de mens, de religie, het kennen en het kunnen. Maar de Revolutie was de dood van het denken van de Verlichting, zij heeft de Verlichting aan de strop gehangen en in bloed gesmoord. Want de briljante ideeën van deze Verlichtingsdenkers werden meteen door ideologen en kleinere machthebbers gerecupereerd en ten dienste gesteld van de ‘Club’, de partij, om zelf aan de macht te komen: de Girondijnen, Jacobijnen, Thermidorianen, aanhangers van Marat, Condorcet, Danton en anderen. Het volk was monddood gemaakt nog voor het kon spreken en als het zijn stem dan toch wou laten horen werd het neergeslagen.
De Verlichting is niet, zoals men het altijd wil doen geloven, de overwinning van de wetenschap op de mythologie en van de ratio op de religie, maar is in wezen de stichting van een nieuwe soort denken, dat tijdens de Revolutie tot een religie uitgroeide. Wat de revolutie heeft gedaan is het vervangen van de christelijke mythen en het autoritair klerikalisme – waarvan paus en keizer-koning de incarnatie waren – door een nieuwe rationele orde, met haar eigen mythen en autoriteiten(4).
DE SCHEIDING VAN DE KERKEN EN DE STAAT.
Ook de mythe van scheiding van kerk en staat loopt mank. Na eeuwenlange openlijke strijd tussen de kerkelijke en wereldrijke macht, zijn er in alle westerse landen, expliciet of impliciet, afspraken gemaakt, juridische overeenkomsten gesloten en werd gezocht naar een modus vivendi, maar zeker geen scheiding. Hoeveel concordaten, verdragen en overeenkomsten zijn er na de revolutie niet gesloten tussen de christelijke kerken en de overheid, waarbij hun wederzijdse rechten en plichten werden vastgelegd. Het begon reeds net na de Revolutie met het Concordaat uit 1801 tussen Napoleon I en Pius VII, waarbij bv. het aartsbisdom Mechelen uitgebreid werd met het afgeschafte bisdom Antwerpen. Er werden dus juridische afspraken gemaakt, maar het juridische is maar één aspect van het grote netwerk dat de gemeenschap draagt.
Men verwijst meestal naar Frankrijk als hèt land van de ‘laïcité’, en de totale scheiding van kerk en staat. Dat klopt helemaal niet. In de eerste plaats, is deze scheiding van kerken en staat geen onmiddellijk gevolg van de Verlichting of de Revolutie, maar veeleer van de strijd tussen de socialisten ( J. Jaures ) en de Rkk in Frankrijk, die uitmondde in de wet van 1905(5). Deze wet regelt de verhouding tussen staat en godsdiensten, maar betekent zeker geen scheiding. Zo worden o.a. de gebouwen van de eredienst door de staat onderhouden en de jeugdgroepen van de verschillende godsdiensten krijgen werkingskosten. De legeraalmoezeniers, joodse, katholieke, protestantse en islamitische, worden door het leger geremunereerd. De grote, zelfs Republikeinse, hoogdagen krijgen een ceremonie in de ‘Notre Dame’ en de nationale staatszender ‘France 2′ geeft aan de grote godsdiensten iedere zondagmorgen een zendtijd van elk 15min voor ‘Voix Bouddhistes’, ‘Islam’ en ‘Source de Vie judaïque’, 30min voor de protestantse en evenveel voor de katholieke uitzending, en de katholieken krijgen er nog eens de zondagse eredienst bij. De President moet zelfs zijn fiat geven bij een bisschopsbenoeming. Is Frankrijk niet ‘la fille ainée de l’Eglise’? In de tweede plaats geldt deze wet niet voor het ganse Franse grondgebied en dus niet voor alle Fransen. In de Elzas, de departementen van de Haut Rhin, Bas Rhin en Moselle, geldt deze wet niet (6). Praktisch alle kosten verbonden aan de erkende erediensten worden door de staat betaald, zoals de wedden van de clerus, de theologische faculteiten, de gebouwen, enz. In de departementen van de Savoie, Haute Savoie en Alpes Maritimes zijn er andere regelingen voor de onroerende goederen van de kerken, en in de gebieden van la Guyane, Réunion, Martinique, Guadeloupe, Mayotte, Saint-Pierre-et-Miquelon, îles Marquises en Polynésie française gelden nog andere regels(7).
Dit geldt, onder andere vormen, praktisch voor alle West Europese landen die innig verbonden zijn met een christelijke richting: de Calvinistische, Lutherse en Anglicaanse kerken in het Noorden, de Orthodoxe richtingen in het Oosten en de Rkk in het Zuiden. De invloed van deze christelijke richtingen strekt zich uit over alle terreinen van het menselijk leven. Het christendom is nog steeds zichtbaar aanwezig in het openbare culturele leven, het christelijk onderwijs, de christelijke omroep, de christelijke politiek en heel onze kalender is afgestemd op de christelijke feestdagen(8).
BELGIË IS EEN ROOMS KATHOLIEK LAND.
België is even Rooms als Denemarken Luthers, Engeland Anglicaans, Nederland Calvinistisch, Griekenland Orthodox, en noem maar op. En de paus stelt duidelijk dat Europa christelijk is en hij dus als opperherder van het roomse christendom niet alleen het recht maar zelfs de plicht heeft zijn (roomse) politieke mening te verkondigen, via de media, zijn kerkelijk netwerk van priesters en het personeel van de Stato del Vaticano, zoals ambassadeurs en nuntii. België is katholiek. Het is niet omdat er minder mensen de kerk bezoeken, noch dat de gemeenschap soms ongehoorzaam is aan de moraal van de katholieke kerk (euthanasie, abortus) dat België niet katholiek zou zijn. En dan heb ik het nog niet over de subsidies, bijdragen en wedden die aan de kerken worden betaald. De staatszender zendt wekelijks de katholieke eredienst uit. Bij alle staatsfeesten en gebeurtenissen aan het hof, bij dank- en andere diensten, als de Zoon geofferd wordt aan de Vader, ziet men toch in deze mis de mensen zitten: atheïsten en theïsten, leden van verschillende loges, orthodoxen en protestanten, kortom de hele waaier van onze samenleving. Maar het is de katholieke priester die de ceremonie leidt. Strikt genomen kan dat niet en zou de priester na de lezingen de niet katholieken moeten verzoeken de kerk te verlaten. Maar men weet best dat het in deze vieringen niet gaat om de samenkomst van de gemeente van Jezus, maar om een sociale staatsritus, zoals ‘la Fête de l’Etre suprême’. De resterende monarchieën zijn er nog altijd een sprekend voorbeeld van. Het ligt nog altijd moeilijk voor de koningshuizen iemand in de familie op te nemen die niet tot dezelfde christelijke richting behoort dan die van het land. Dat hebben onze Lutherse koning Leopold I en koningin Astrid evenals de katholieke kroonprinces van Nederland en vele anderen aan den lijve ervaren. ‘Paris vaut bien une messe’(9) .
DEMOCRATIE
Democratie is, ondanks alle pogingen, nog nergens in de westerse wereld volledig gerealiseerd als staatsstructuur. Men beroept zich meestal en ten onrechte op de democratie in het Oude Griekenland, die in wezen nooit heeft bestaan. Mochten wij dit Atheens model vandaag toepassen dan zouden landbouwers, handarbeiders, vrouwen en vele andere groepen en personen uitgesloten moeten worden niet alleen van elke besluitvorming maar zelfs van het recht van spreken.
Het streven naar een ‘democratie’ in de Nieuwe Tijd kwam tot uiting in twee wezenlijke en fundamentele protesten, deze tegen de politieke en religieuze alleenheerschappij van koning en Paus.
Het religieuze protest kwam van Calvijn’(10) tegen de alleenheerschappij van de Paus. Hij was het culminerend punt van eeuwenlange protesten tegen de gevestigde kerk en de vele pogingen die er geweest waren om het machtssysteem te veranderen. Calvijn besefte heel goed dat er macht moest zijn maar wilde niet terug vervallen in het systeem dat hij bestreed nl. alle macht in één hand. Daarom deed hij het omgekeerde: één macht in alle handen, theologisch uitgedrukt: de éné Bijbel in handen van alle getrouwen. De vergadering van de getrouwen is bij hem het hoogste gezagsorgaan(11). In de tweede plaats was het calvinistisch model gemaakt voor een kleine groep. Van zodra de groep groot wordt en dus ook de afstand tussen, door het volk gekozen ‘ambtsdragers’ en het volk zelf, wordt het onwerkbaar en oncontroleerbaar, en dus overgeleverd aan willekeur en machtswellust. . Of om het politiek uit te drukken: alle macht aan het volk. Socrates zei reeds: ‘Inderdaad, als men een deel van het volk amputeert van het volk, is er geen democratie en misschien hebben we wel een doeltreffender regering, misschien beter om de mensen te besturen, maar die zeker niet naar hun zin is, en die zich daardoor meer en meer van het begrip democratie verwijderd’. (Over de democratie, gesprek met Odos en Eurythmos)
Het politieke protest kwam o.a. van Montesquieu die in zijn geschriften niet expliciet tegen de koning was, maar wel de macht van de koning wilde verdelen.(12) Hij besefte heel goed dat dit maar kon in een werkelijke democratie. Rousseau schreef over het Engelse model, en dit geldt ook voor onze particratie: ‘Si le peuple anglais pense être libre, il se trompe fort ; il ne l’est que durant l’élection des membres du Parlement; sitôt qu’ils sont élus, il est esclave, il n’est rien.‘ (Du Contrat social, Livre I, Chap. 1.)
Een combinatie van het theoretisch model van Montesquieu en het praktische van Calvijn was voor de Verlichtingsdenkers een aanvaardbare democratische en rationele staatsinrichting. Men mag niet vergeten dat de meeste denkers uit de 2de helft van de 18de eeuw sterke banden hadden met de stad Genève en vele van hun werken werden daar uitgegeven. Rousseau was zelf van calvinistische huize.
Helaas heeft de Franse Revolutie dit Verlichtingsdenken meteen verkracht en is, wat wij onze Westerse democratie noemen, een corrupte vorm geworden van deze twee lumineuze ideeën. Aan de basis van ons huidig staatssysteem ligt nog altijd de vorm die in de Revolutie ontstond, nl. deze van de partij, gedragen door een min of meer uitgewerkte ideologie.
In de eerste plaats werd het volk, de burgers, meteen meegesleurd in ‘partijpolitieke’ stromingen geleid door de nieuwe ‘machthebbers’: Danton, Marat et andere Robespierres. De democratie was meteen verworden tot een ‘particratie’ en zo is het ook gebleven. In ons systeem heeft de stem van de burger geen kracht van beslissing meer, maar dient om een of andere partij te leiden naar de alleenheerschappij. Bij de partijpolitieke verkiezingen geeft de burger zijn verantwoordelijkheid af voor een bepaalde termijn en heeft dus geen enkele invloed meer op de ‘democratische’ besluitvorming. De partij regeert, benoemt, stelt aan en bepaalt het al. Helaas moet ze de macht delen. Want iedere partij droomt ervan alleen de macht uit te oefenen. Het is ook de enige manier om de ideologie gestalte te geven. Daardoor werd de gedachte van Montesquieu meteen geëlimineerd. In partijsystemen is er geen scheiding tussen de machten.
Tenslotte is het model van Montesquieu maar werkbaar in een gemeenschap waar het volk de macht uitoefent – het calvinistisch model. De Franse revolutie heeft hier ook meteen een einde gesteld aan die scheiding. Het ‘volkstribunaal’ (juridische macht) evenals het ‘volksparlement’ ( wetgevende macht) en de ‘regering’ (uitvoerende macht) kwam in handen, niet van het volk, maar van een aantal ideologen en machthebbers.
De grootste corruptieschande van deze on-democratie was dat de stem van de burger, die bij Calvijn kracht van wet had, in ons systeem wordt geneutraliseerd. De ‘partij’ mobiliseert de stemmen voor een bepaalde termijn en neemt de verantwoordelijkheid af van de burger die geen enkel middel heeft om de verschillende machten, die door de particratie tot een hutsepot zijn gereduceerd, te controleren. Wat meer is: wij leven niet in een democratie, maar in een ondemocratische monarchie. De ‘Vorst’ is hoofd van het leger, stelt ministers aan, tekent de wetten of niet, benoemt en ontslaat de ambtenaren van het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken, enz.
Zo zijn er nog vele van deze mythen, die zelfs bij een oppervlakkige analyse, hol blijken te zijn. Waar is de vrijheid in een maatschappij waar men gecontroleerd, gescreend, genummerd, afgeluisterd, geëtiketteerd, geïndoctrineerd, gemanipuleerd wordt en ten slotte overgelaten aan de machten van de consumptie en van de ideologieën en van het machtsstreven van enkelen? Natuurlijk is er bv. vrijheid van mening. Die is er altijd geweest. Maar er is geen vrijheid van meningsuiting. Dat hebben mensen in alle sociale groepen aan den lijve ondervonden. Men vergeet al te vaak een wezenlijke ongeschreven wet die tot ons komt van het Romeinse denken en die diep is ingegrift in al onze sociale groepen. ‘Doe wat je wil, maar handel zoals de keizer het graag ziet. Denk wat je wil, maar zeg wat de keizer graag hoort’.
Ik denk in dit verband ook dat de technologie die de eigenlijke bedoeling had de mens te helpen bij de realisatie van zijn plannen, in onze tijd verworden is tot een meester. De mens is de slaaf van de machines en de economie geworden. Zo is het ook met de tot mythe geworden ideeën. Voor de Verlichtingsdenkers waren democratie, rechten van de mens, scheiding van kerken en staat, enz., denkpistes, instrumenten en aanwijzingen voor de mensen om tot een evenwichtige samenleving te komen. Vandaag de dag zijn het ‘waarheden’ geworden, meesterwoorden, waar de mens zich aan onderwerpt, en die vooral nu voor de vreemdelingen de ‘norm’ vormen. Men wil helaas niet inzien dat deze ‘normen’ ook in onze maatschappij niet verwezenlijkt zijn. Integendeel we slaan net de tegenovergestelde richting in: minder en minder democratie, meer en meer bindingen tussen kerken en staat; blijvende ongelijkheid tussen man en vrouw, stijgende ongelijkheid tussen de mensen, meer onverdraagzaamheid, minder broederlijkheid, meer spel en minder denken.
NORMEN EN WAARDEN
Daarbovenop vliegen nog eens de ‘Normen en Waarden’ in het rond als Ufo’s, waarvan niemand durft of weet te zeggen wat ze inhouden en dit alles gesteund op onze Westerse Cultuur(13). Men heeft het altijd over ‘normen en waarden’ maar maakt geen onderscheid tussen de normen die te maken hebben met het burgerschap (citoyenneté) en met de regels van het maatschappelijk verkeer en het sociale ‘zijn’ dat te maken heeft met religieuze, sociale en andere culturele elementen die diep geworteld zijn in het leven van de individuen en groepen. Trouwens de normen en waarden komen tot uitdrukking in de wetten die de vertegenwoordigers van de partijen hebben aangenomen. De burger, en ieder die zich op het territorium van het volk bevindt en dus deel uitmaakt van het ‘sociale corps’ moet inderdaad deze normen aanvaarden. Buiten het naleven van de normen-wetten, de rechten en de plichten van het burgerschap, is men totaal vrij verschillende waarden aan te hangen of te verwerpen. Burgers hebben het volste recht waarden aan te hangen en zelfs normen voor te stellen die totaal tegen de geest ingaan van de bestaande normen, voorzover zij in hun streven de bestaande wetten eerbiedigen en naleven. Natuurlijk heb ik het recht om op te komen voor een theocratie van welke God dan ook, voor een verlichte dictatuur, voor een anarchisme, voor … en vult u zelf meer verder in. Natuurlijk heb ik als burger het recht de Europese samenleving te verwerpen en alles te doen, binnen de grenzen van de normen, om mijn droom te verwezenlijken.
Tenslotte even over uitspraken vanuit politieke, katholieke en academische zijde.
M. KEULEN, MINISTER VOOR O.A. INBURGERRING.
Hij schijnt niet te weten dat ‘inburgering’ en ‘erkenning van de erediensten’ verschillende zaken zijn en dat zijn uitspraken een onaanvaardbaar amalgaam vertonen op alle gebieden. Er is nogal wat protest gerezen tegen de uitspraken van M. Keulen over zijn behandeling van de islam. En zeer terecht. Spijtig alleen dat deze kritiek zich beperkte tot een vergelijkend overzicht met de andere erkende godsdiensten, in de zin van: ‘moet het Latijn dan ook verboden worden, en het Grieks, en Engels en Duits?’. De discussies bleven zeer oppervlakkig zoals in het debat met M. Keulen en P. Janssens op Canvas (zaterdag 5.2.05.)
Wat de minister wil, gaat veel verder en dieper. Het baart mij grote zorgen voor ons bestel. Want het is zeker niet mogelijk dat de minister de wetgeving omtrent de erediensten niet kent. Mocht dit toch het geval zijn dan kan hij beter gaan vissen. Indien hij de materie wel kent dan wil hij de wetgeving de facto veranderen en schept gevaarlijke precedenten(14)De erkenning van een eredienst heeft tot gevolg: dat het salaris en het pensioen van de clerus door de staat worden uitbetaald; dat aan de kerkfabrieken of beheerraden, belast met het beheer van de ‘temporele’ goederen van de eredienst in kwestie de publieke rechtspersoonlijkheid wordt toegekend (het geheel van goederen dat aan de kerk toebehoort of aan de religieuze gemeenschap); dat met betrekking tot de boekhouding en de burgerlijke verrichtingen van voornoemde administraties een georganiseerde voogdij wordt ingesteld. Keulen is niet bevoegd voor de erkenning van de erediensten. Dit is een materie van de minister van Justitie(15). Hij is alleen bevoegd om de aanvragen tot financiering van een bepaalde subgroep (gemeente, parochie, broederschap, synagoge of moskee) van een erkende godsdienst, te toetsten aan de wetgeving en al dan niet een financiële vergoeding toe te kennen. Doch deze toetsing kan alleen voor enkele formele zaken die de wet voorschrijft, niet voor wezenlijke dingen die eigen zijn aan de eredienst zelf’16) .
In de tweede plaats overtreedt hij flagrant de wet op de organisatie van de erediensten, de afspraken tussen kerk en staat. Hij zou moeten weten dat de burgerlijke overheid zich niet te moeien heeft met de interne organisatie van de erkende erediensten(17). De religieuze overheid bepaalt zelf welke taal er gesproken wordt, wie er in de dienst voorgaat, hoe de voorgangers opgeleid worden, welke ideologieën er verkondigd worden, wie men wil ontvangen of weigeren, welke klederdracht er gebruikt wordt, de plaats van samenkomst, enz. Daar heeft Keulen gewoon geen zaken mee. Het enige wat hij kan eisen volgens de wet is een talige vertegenwoordiger van de ‘kerkfabriek’, die de onroerende en roerende goederen moet beheren en die hij eventueel, via gemeente en provincie, kan bevragen omtrent het budget, het gebouw, de pastorie, de kosten, enz… Hij is de boekhouder van de federale overheid die de godsdienst erkend heeft. Hij kan zelfs niet eisen dat er een vertegenwoordiger van de plaatselijke gemeente de plaatselijke taal spreekt. Heeft hij klachten over een bepaalde gemeenschap dan heeft hij zich te wenden tot de éne persoon die de erkende godsdienst bij federale staat vertegenwoordigd. Het is gewoon een schande dat de islam sinds 1974 erkend is en nog altijd niets heeft ontvangen van vergoeding.
Hij schijnt ook niet te weten dat er een duidelijke discriminatie is van de Semitische godsdiensten, islam en jodendom. Van de drie grote groepen: christenen, joden en moslims, zijn alleen diverse stromingen van het christendom erkend: de Rkk, de Verenigde Protestantse kerk, de Orthodoxe kerk en de Anglicaanse kerk. Joden en moslims moeten het stellen met elk één raad waar alle stromingen in vertegenwoordigd zijn en dus de minderheden gediscrimineerd worden. Als men de verscheidenheid van richtingen in deze twee godsdiensten kent, weet men dat deze raden niet werkbaar zijn(18). Als Keulen kaas gegeten heeft van het gelijkheidsbeginsel dan zou hij voor de islam minstens vier groepen moeten erkennen: de Turkse, Marokkaanse, sjiietische en soennitische gemeenschap en voor de joodse godsdienst bv.: de Askenazi, Sefarden, liberalen en orthoxen. Keulen schijnt wel ergens het geluid van de klok gehoord te hebben maar weet helemaal niet waar de klepel hangt. Eén voorbeeld. Als hij zegt dat ‘(de protestanten) in hun contacten met de overheid spreken…met één stem’ weet hij gewoon niet wat hij zegt. In de eerste plaats zijn deze ‘protestanten’ één richting van het calvinistisch protestantisme en vervolgens is er maar één van de vele protestantse kerken die erkend is: de Verenigde Protestante kerk in België. Vele ander protestantse kerken zijn niet erkend of willen zelfs geen erkenning.
G. DANNEELS
Zeer merkwaardig is ook de uitspraak van G. Danneels, primaat van Rkk in België, dat de islam een Revolutie zou moeten meemaken. Zeker als men ziet welke koers deze kerk sinds de Revolutie heeft gevaren. Het is een leuke truc die zowel de tegenstanders als de medestanders van de Rkk meestal gebruiken, nl. de verwijzing naar de fouten van de kruistochten en de inquisitie van het verre verleden. Daardoor wordt het heden op een opvallende manier onder tafel geveegd. Men moet dus eerst zien hoe de Rkk zich sinds de Revolutie heeft gedragen. In willekeurige volgorde denk ik aan het Modernisme (Antimodernisten eed); de Nieuwe Theologie, de Historisch kritische theologie, de bevrijdingstheologie die veroordeeld werden; aan de vele wetenschappelijke aanwinsten van de Verlichting, o.a. op het gebied van de tekstkritiek, die door de kerk opzij werden geschoven, zoals ook de Revolutie had gedaan met de ideeën van de Verlichting; aan de priester-arbeiders die geen eerlijke kans hebben gekregen; aan internationale conferenties over de vrouw of aids, waar de Rkk praktisch altijd, samen met de islam-vertegenwoordigers, de fundamentalistische kant kiest; aan de nieuwe dogma’s; aan het absolutisme van de Heilige Stoel; aan de goede verhoudingen met de dictatoriale en fascistische regimes; aan de uitsluiting van anders geaarde mensen; aan het verbod op contraceptiva; aan de uitsluiting van vrouwen in het sacrale gebeuren; en zo kan ik nog enkel pagina’s doorgaan. Dan heb het nog niet gehad over de poging van Johannes de 23ste om de kerk een aggiornamento te laten ondergaan en aan de besluiten van Vaticaan II. Deze pogingen werden door de huidige generatie Rkk-machthebbers totaal ongedaan gemaakt. Wat de vrije uiting van de mening betreft is het zoals in alle autoritaire en zelfs zogenaamde democratische gemeenschappen. Als je zegt wat de bevelvoerder denkt, ben je gezegend. Maar wee u, als de uitspraken de leider niet behagen. Küng, Schillebeekxs, Gaillot, Boff, Teilhard de Chardin, Jacques Dupuis, en zo vele, vele anderen, ook hier ten lande, werden en worden monddood gemaakt, uitgebannen, hun leerstoel ontnomen, uit hun ambt gezet, enz… Men mag niet vergeten dat de Rkk in wezen de voortzetting is van het Romeinse Rijk, met zijn staatsgrepen, straffen, verbanning, spreekverbod, oorlogen, zwijgplicht enz. In wezen staat de Rkk niet zo ver van het orthodox islamisme. Daarom zou de primaat van België van de Rkk toch even moeten opletten als hij zulke uitspraken doet.
URBAIN VERMEULEN, DE ACADEMICUS
Ik heb er al op gewezen in mijn vorige teksten, dat deze man een fundamentalistisch anti-moslim is. Daar gaan we dus niet verder op in. Toch twee uitspraken uit het interview die getuigen van zijn onbekwaamheid en van zijn grote zin voor humor.
‘Een instantie als de paus, die met gezag kan spreken over geloof en zeden, bestaat niet in de islam’. In het christendom bestaat het ook niet, vermits de paus maar één van de honderden christelijke kerken vertegenwoordigt die er bestaan. Misschien heeft Vermeulen nog niet gehoord van de Wereldraad van Kerken, de Lutherse Wereldbond, de Koptische kerk, enz.
En nu de leuke: ‘De islamieten moeten hun doden niet meer in een lijkkist begraven, het kan nu ook in een doek. Dat leidt tot een enorme vervuiling van het grondwater.’ Inderdaad, wij zijn blank van huid, en vervuilen dus minder. Deze man is een gevaar voor de multi-culturele samenleving en moet dringend verwijderd worden.
TEN SLOTTE
Het wezen van alle filosofieën, theologieën, ideologieën en andere ‘ideën’, is het zoeken naar, maar meestal het presenteren van een waarheid: de Enige, Waardevolle en Betrouwbare. Naar de mens gezien, is de essentie van hun boodschap identiek: het gaat om het welzijn van de mens en de samenleving. Een leven kunnen leiden vol vrede en welzijn. Een samenleving waar allen gelijk zijn en in harmonie leven onder de leiding van: L’Etre suprême, God, Allah, Natuur, Ratio, JHWH, Shiva, en nog zo vele andere. Een klasseloze maatschappij, een koninkrijk Gods of de eeuwige jachtvelden, en ik sla er veel over.
Maar een harmonische samenleving op religieus, en zeker ook op algemeen levensbeschouwelijk en ideologisch gebied, kan er maar komen op een fundamentele voorwaarde. Men zal moeten inzien dat elke visie op de wereld, op zijn eigen bestaan, op het zijn van de ander en op de vele andere vragen, kortom dat elke wereldbeschouwing een bepaalde kijk is op de totale realiteit. Waarbij we niet mogen vergeten dat een deel van de realiteit, de realiteit niet kan overzien. Er zijn veel verschillende wegen om te pogen het geheel te overzien. Wie beweert dat er maar één weg zou zijn, via God, Ratio, Natuur, etc. is een volksbedrieger, manipulator en usurpator. Daarom zal men moeten kunnen leven in een maatschappij waar alle mogelijke ‘religiën’ kunnen beleden worden en behandeld op voet van gelijkheid.
Cesar Lecompte
Antwerpen 17.02.2005
(Uitpers, nr. 62, 6de jg., maart 2005)
Voetnoten:
(1) Vooral de Protestantse Federatie dringt aan op een ‘toilettage’ van deze wet. Deze wet is het gevolg van een strijd tussen Katholieken en republikeinen, en bevat termen die in andere godsdiensten niet voorkomen. De Federatie doet dit vooral om de ‘nieuwe’ erediensten, o.a. islam, boeddhisme en orthodoxie, een mogelijkheid van erkenning te geven en ook de fiscaliteit te uniformiseren. De Rkk, de Israëlitische godsdienst en de meeste loge-obedienties zijn ertegen. De meeste moslimgemeenschappen onthouden zich in het debat om niet het verwijt te moeten horen dat ze ‘weer’ de ‘orde’ verstoren.
(2) De prachtige mythen van de joodse, christelijke, islamitische geschriften, en eveneens van andere wereldbeschouwingen, die men helaas heeft willen demythologiseren, stellen ons nog altijd, vele vragen over ons mens zijn en ons lot, ons denken en onze toekomst. Dit geldt ook voor de Griekse, Keltische, animistische, boeddhistische en andere mythologieën. Deze prachtige mythen zijn vele antwoorden op niet te beantwoorden vragen en daarom leren ze ons nadenken. Anderzijds mag men ook niet vergeten dat deze ideologieën, in naam van ‘Allah’, ‘God’, de ‘Onuitsprekelijke’, het Geluk of de Klassenloze Maatschappij, een spoor van bloed, angst, lijden en tranen hebben nagelaten in onze Keltische, Germaanse, Gallische en mediterrane culturen. Op de ‘Campo dei fiori’ staat Giordino Bruno zich nog af te vragen hoe dit mogelijk is en was. De vele broedermoorden en andere ‘Bartholomeusnachten’, slachtpartijen, verplichte bekeringen en oorlogen tot vandaag toe geven geen sereen beeld van de ‘vredesherauten’. Ierland, (katholiek en protestant), Palestina, (jood en moslim), Turkije (moslim en christenen). Zonder de voorbije oorlog tussen orthodoxen, moslims en katholieken in de Slavische landen te vergeten.
(3) Zo heeft onze West-Europese cultuur verschillende ‘verlichtingen’ gehad in het laatste millennium. Allen hadden praktisch hetzelfde doel: het denken, de gemeenschap, de menselijke verhoudingen beter maken, het zoeken naar een betere leefbaarheid, intellectueel en materieel. En allen waren een protest tegen de bestaande structuren, bestaande denken en de machtsverhoudingen. Telkens werden deze stromingen door het dogmatische, fundamentalistische en obscurantistische denken geveld, zij het religieus, atheïstisch of sociaal maatschappelijk. Na iedere hoogbloei van een periode trad meteen de verduistering op. Zo heeft Thomas [van Aquino] een einde gemaakt aan de boeiende theologische en wetenschappelijke discussies tussen christenen, moslims en joden. Voor Calvijn en vele, vele, anderen werd door het concilie van Trente de deur gesloten voor alle pogingen om terug te keren naar een meer menselijke, broederlijke en een totaal gedecentraliseerde christelijke organisatie. Zo was ook de Revolutie het einde van het Verlichtingsdenken, en beleefden we twee eeuwen van volkerenmoorden, dictaturen, koloniale onderdrukking, en christianisatie en teloorgang van de democratische waarden. Tussen de jaren 60 en 90 flakkerde een nieuwe Verlichting op, zowel op religieus, politiek, wetenschappelijk als sociaal vlak maar ze werd door het postmodernisme en het neoliberalisme op een zijspoor gezet.
(4) De God van de Middellandse Zeegodsdiensten, jodendom, christendom en islam, wordt vervangen door ‘L’Etre suprême’, en de man van Nazareth door ‘La Raison humaine’; de mens als maatstaf. De 10 geboden van God ruimen de plaats voor de Verklaring van de Rechten van de Mens ‘sous les auspices de l’Etre suprême’ en de wetenschap neemt de plaats in van de theologie. De liturgische ruimte wordt vervangen door het laboratorium en de heiligen door de paradigma’s van de nieuwe godsdienst: gelijkheid, broederlijkheid en vrijheid. De mens en zijn geweten nemen de plaats in van de ziel. Ook het Koninkrijk van God bekeert zich tot de klassenloze maatschappij of de toekomstige betere wereld. En de kerk is vervangen door de partij en de gemeenschap van de gelovigen door de ‘République une et indivisible’, het geheel van de ‘burgers’ die geweest zijn, zijn en zullen zijn. En zoals er ‘buiten de kerk geen heil’ is, is er ook buiten de ‘partij’ geen heil mogelijk. Niet voor niets zegt men: ‘On entre en politique, comme on entre en religion’.
(5) Loi relative à la séparation des Eglises et de l’Etat, Loi du 9.12.1905
Art. 1. La République assure la liberté de conscience. Elle garantit le libre exercice des cultes sous les seules restrictions édictées ci-après dans l’intérêt de l’ordre public.
(6) Le statut concordataire d’Alsace-Moselle
En 1801, le Premier Consul Napoléon Bonaparte avait signé avec le pape Pie VII un concordat qui reconnaissait la religion catholique comme celle de la majorité des Français. Quand fut édictée en 1905 la loi de Séparation des Églises et de l’État qui instaurait en France la laïcité, l’Alsace et la Lorraine étaient Allemandes. Quand elles redevinrent françaises en 1918, elles conservèrent ce statut d’exception, c’est pourquoi, aujourd’hui encore, dans la région d’Alsace-Moselle, le catéchisme est enseigné à l’école primaire publique.
En vertu de ce concordat, les communes financent la construction de lieux de culte. C’est ainsi que la mosquée de Strasbourg sera édifiée sur un terrain communal de 10 300 m2 mis gracieusement à disposition et qu’une subvention de 12 millions de francs, prélevée sur les fonds publics, sera versée à cette occasion.
(7) Dans les départements de la Savoie, de la Haute-Savoie et des Alpes-Maritimes, la jouissance des édifices antérieurs à la loi du 18 germinal an X, servant à l’exercice des cultes ou au logement de leurs ministres, sera attribuée par les communes sur le territoire desquelles ils se trouvent, aux associations cultuelles, dans les conditions indiquéées par les articles 12 et suivants de la présente loi. En dehors de ces obligations, les communes pourront disposer librement de la propriété de ces édifices. Dans ces mêmes départements, les cimetières resteront la propriété des communes.
(8) De ‘Foundation Fathers’ hebben een onafbreekbare muur gebouwd tussen de religie en de staatsordening. Niet vastgelegd in juridische termen noch in wetten, maar wel gegrond op hun culturele en religieuze geschiedenis. Voor de Puriteinen hoefde de kerk zich niet met politiek te moeien noch de politiek met de kerk. En toch is het één van de landen waar de godsdienst een enorme invloed uitoefent op het politieke zijn. Ron Susskind schrijft dat Bush, die de eed heeft afgelegd op de Bijbel, het Presidentschap heeft geschapen, gegrondvest op het geloof. Niet voor niets zegt Bush tijdens een bezoek aan de Amish in Lancaster: ‘Ik ben zeker dat God met mij spreekt’.
(9) Ik heb het in de zeventiger jaren, samen met de katholieke clerus van Chatellerault, aan den lijve ervaren. We werden op het matje geroepen door Pierre Abelin, minister van Pompidou en burgemeester, nadat onze gezamenlijke beslissing was bekend geworden dat we op 11 november geen kerkdiensten meer zouden organiseren met vlaggen en toeters. We zouden wel op de zondag dichtst bij deze seculiere feestdag, de gruwel van de oorlog in de aandacht brengen. Het werd een rel. Het argument van Abelin was eenvoudig: ‘Votre théologie, messieurs, c’est votre problème, le culte du 11 novembre est une institution d’Etat. We hielden stand, ondanks de druk van de plaatselijke media, politici en gemeenteleden op ons allen en dan nog het bisdom op de priesters. Ons verzet haalde zelfs ‘Le Monde’.
(10) Jean Cauvin, beter bekend als Johannes Calvijn (1509-1564), verwierp het katholieke geloof en stichtte een alternatieve christelijke stroming, (Calvinisme) zoals ook Luther, Knox, Huss en Zwingli en voor hen vele anderen hadden gedaan. Deze stromingen maken deel uit van de protestantse familie.
(11) Maar dit moest ook nog handen en voeten krijgen dus schiep hij een structuur waar het denken in een praktijk werd omgezet. Hij voerde in de eerste plaats een ver doorgedreven decentralisatie door. Iedere groep beslist voor zichzelf en kiest daarvoor de nodige personen. ‘…de wettige roeping van een dienaar is, wanneer door de eenstemmigheid en goedkeuring van het volk diegenen gekozen worden, die geschikt bevonden zijn’ (Institutio, IV, III, 15)
Daarom verdeelde hij de macht van elke groep en geen enkele groep kon een algemene wet uitvaardigen zonder de toestemming van alle leden.
Zo waren er de Ouderlingen die zorgden voor orde en wet, de Diakenen zorgden voor de sociale toepassing en de predikant die de profetische en sacramentele functie had. En allen samen namen zij het dagelijks bestuur op zich. Al deze ambtsdragers werden door het volk gekozen, konden worden afgezet of berispt. Het volk kon te allen tijde de ambtsdragers ter verantwoording roepen en een beslissing opleggen, de rekeningen opvragen en sancties nemen die zelfs tot de uitsluiting konden gaan.
Bij Calvijn geen geïnstitutionaliseerde partijen maar meestal wisselmeerderheden, naar gelang het onderwerp of het probleem. Ieder lid van de gemeenschap neemt zijn verantwoordelijkheid en blijft die ook houden. Daarbij komt ook dat bepaalde mensen voor een bepaalde taak werden gekozen en niet konden wisselen van de ene taak naar de andere.
In de tweede plaats was het calvinistisch model gemaakt voor een kleine groep. Van zodra de groep groot wordt en dus ook de afstand tussen door het volk gekozen ‘ambtsdragers’ en het volk zelf, wordt het onwerkbaar en oncontroleerbaar, en dus overgeleverd aan willekeur en machtswellust.
(12) Charles de Secondat, baron de La Brède et de Montesquieu, 1689-1755, gehuwd met de protestantse Jeanne de Lartigue. In 1748 verschijnt in Genève, calvinistische staat, zijn hoofdwerk, ‘De l’esprit des lois’, waarin hij de scheiding der machten vooropstelt: wetgevende, uitvoerende en rechterlijke. Het werk wordt op de index geplaatst, mocht niet door katholieken gelezen worden en was in Frankrijk alleen verkrijgbaar ‘onder de toonbank’. Zijn calvinistische vrouw en Voltaire hadden hem gewezen op de organisatie van de Calvinistische gemeente in Genève.
(13) Europa is gechristianiseerd geweest en gedurende eeuwen hebben de verschillende richtingen nu eenmaal een diepe stempel gedrukt op de samenleving. En daarbij is België nog eens extra gezegend geweest door de Contrareformatie. En toch is het niet juist als men spreekt van onze judochristelijke cultuur. Onze cultuur is een hutsepot. Zij is opeenstapeling van cultuurlagen en bewegingen, zijdelingse infiltratie en frontale botsingen, die telkens elkaar absorberen en tot een veranderende cultuur leiden. Zo zijn we ergens erfgenamen van de Keltische, Germaanse, Romeinse en Griekse, joodse, roomse en Ariaanse, lutherse, calvinistische en Arabische culturen. En al deze culturen hebben op een of andere manier onze hedendaagse Europese cultuur gemodelleerd. Bepaalde aspecten van deze culturen zijn latent aanwezig en steken nu en dan de kop op. Keltische feesten werden gechristianiseerd en nu de dominantie van de christelijke god verslapt is, steken sommige van deze gebruiken terug de kop op.
(14) De Vaders van de Belgische Grondwet hebben de houding van de Staat tegenover de godsdiensten bepaald. Enerzijds beloofde de staat geen inmenging in interne zaken van de erediensten nl de vrijheid van erediensten (art.19 en 20 van de grondwet) en de onafhankelijkheid van de kerk ten opzichte van de staat (art. 21 van de grondwet) maar anderzijds legde de staat ook enkele voorwaarden op.
Bepaalde erediensten kunnen via wettelijke weg door de staat erkend worden, zij het om historische redenen, zoals de Rkk of omdat ze aan welomschreven criteria beantwoorden. Deze zijn bv. een betrekkelijk groot aantal aanhangers hebben (verschillende tienduizenden) op het gehele grondgebied; een zodanige structuur hebben dat er één vertegenwoordiger kan optreden als gesprekspartner voor de Overheid. Vanzelfsprekend moet hij één van de drie landstalen beheersen. Daarbij moeten ze ook sinds geruime tijd opgericht zijn (meerdere decennia), en een sociaal nut hebben.
De erkenning van de eredienst gebeurt via wettelijke weg. Zij wordt gevolgd door de erkenning (via koninklijk besluit) van de lokale gemeenschappen die bevoegd zijn over de erediensten.
De erkenning van een eredienst heeft tot gevolg: dat het salaris en het pensioen van de clerus door de staat worden uitbetaald; dat aan de kerkfabrieken of beheerraden, belast met het beheer van de ‘temporele’ goederen van de eredienst in kwestie de publieke rechtspersoonlijkheid wordt toegekend (het geheel van goederen dat aan de kerk toebehoort of aan de religieuze gemeenschap); dat met betrekking tot de boekhouding en de burgerlijke verrichtingen van voornoemde administraties een georganiseerde voogdij wordt ingesteld.
(15) Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, het klopt dat de gewesten nu bevoegd zijn voor ‘‘de kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliëën van de erkende erediensten, met uitzondering van de erkenning van de erediensten en de wedden en pensioenen van de bedienaars der erediensten’’. Dat houdt in dat de erkenning van de erediensten en de verloning van de bedienaars van de erediensten federale bevoegdheden blijven. (Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 15/01/2002.)
(16) De erkenning van de lokale religieuze gemeenschap.
Het komt aan de religieuze overheid toe om de overheid voor te stellen de lokale religieuze gemeenschappen te erkennen. De erkenning, die geschiedt via een individueel koninklijk besluit, legt voor de erkende parochie of gemeenschap het territoriale district en het aantal religieuze leiders vast. Dat impliceert dat een openbare plaats voor het belijden van de eredienst wordt opgericht, belast ook met het beheer van de temporaliëën van de eredienst in kwestie. De erkenning brengt tevens enkele verplichtingen voor de gemeenten en provincies met zich mee, te weten: de verplichting om jaarlijks bij te dragen aan het budget wanneer de middelen met betrekking tot de openbare plaats ter belijdenis van de eredienst niet blijken te volstaan, de verplichting om aan de vertegenwoordiger van de eredienst een pastorie toe te wijzen of, wanneer dat niet kan, een logement, of wanneer ook dat niet mogelijk is, een bedrag voor logement uit te betalen, zelfs wanneer de eredienst de financiële middelen heeft om die verplichting zelf ten laste te nemen. Tegenover die verplichtingen staat het feit dat de provincies of de gemeenten de voogdijmacht over de rekeningen van de openbare gebedsplaatsen van de erediensten in kwestie uitoefenen.
(17) Grondwet van België
Art. 19. De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, alsmede de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten, zijn gewaarborgd, behoudens bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden worden gepleegd. Art. 20. Niemand kan worden gedwongen op enigerlei wijze deel te nemen aan handelingen en aan plechtigheden van een eredienst of de rustdagen ervan te onderhouden. Art. 21. De Staat heeft niet het recht zich te bemoeien met de benoeming of de installatie der bedienaren van enige eredienst of hun te verbieden briefwisseling te houden met hun overheid en de akten van deze overheid openbaar te maken, onverminderd, in laatstgenoemd geval, de gewone aansprakelijkheid inzake drukpers en openbaarmaking. Het burgerlijk huwelijk moet altijd aan de huwelijksinzegening voorafgaan, behoudens de uitzonderingen door de wet te stellen, indien daartoe redenen zijn.
(18) In het onderwijs, bv. kan men in elke school voor de christelijke godsdienst vier leraars (katholiek, anglicaan, orthodox en protestant) vinden, de christenen hebben dus de keuze tussen de verschillende grote strekkingen. Joden en moslims hebben elk één leraar voor alle mogelijke richtingen, zij hebben geen keuze.