Na een uitermate woelige periode lijkt de rust weergekeerd langs de Marokkaanse oevers van de Middellandse Zee. De vele duizenden Afrikaanse vluchtelingen hebben hun pogingen om en masse de Spaanse enclaves Ceuta en Melilla binnen te dringen grotendeels opgegeven, de relaties tussen Marokko en Spanje bevinden zich alweer op het oude niveau ( d.w.z. dicht bij het vriespunt) en zowel in de Spaanse als in de Europese media kraait geen haan meer naar het lot van de ongewenste bezoekers.
Marokko, gendarme zonder scrupules
Het lijkt alweer een hele tijd geleden dat de vluchtelingen in groten getale lijf en leden op het spel zetten in de hoop voet te zetten op Spaanse bodem. Wat door sommigen bestempeld werd als een invasie – anderen spraken dan weer van een mensenlawine – leidde tot een belangrijke internationale crisis en zette nogmaals het totale gebrek aan een degelijk en menswaardig vluchtelingenbeleid op Europees niveau in de verf.
Sinds augustus 2005, toen de eerste bestormingen plaatsvonden van de metershoge hekken die Ceuta en Melilla scheiden van Marokko, vielen er zeker 14 slachtoffers, waarvan Rabat de verantwoordelijkheid voor 6 ervan – na lang aandringen – toegegeven heeft. Volgens de Association des Familles et Victimes de l’Immigration clandestine (AFVIC) zouden er bovendien nog minstens 30 andere doden gevallen zijn toen ze opgepakt werden door het Marokkaanse leger nabij de Spaanse vrijhavens en vervolgens werden gedropt in de woestijn.
De rol van de Marokkaanse autoriteiten in deze kwestie is op zijn minst dubbelzinnig te noemen. Enerzijds verklaart de politiestaat zich onmachtig om de massale toestroom van vluchtelingen te stoppen en claimt het meer subsidies van de Europese Unie. Anderzijds beschouwt het Ceuta en Melilla als “bezet Marokkaans grondgebied”, en hanteert het de vluchtelingenkwestie dus als politiek pressiemiddel. Dat dispuut leidde in 2002 nog tot een redelijk lachwekkend conflict tussen Marokko en Spanje, toen het Marokkaanse leger het onbewoonde eilandje Perejil inpalmde en Spanje met grote trom de boel kwam “normaliseren”.
De Koude Oorlog tussen beide landen is overigens niet nieuw: belangrijk twistpunt betreft de voormalige Spaanse kolonie Westelijke Sahara, die reeds sinds midden jaren 70 bezet wordt door Marokko. De toenmalige Marokkaanse koning Hassan II en het huidige regime van diens zoon en opvolger Mohammed VI kijken op geen inspanning om de plannen voor een referendum over het zelfbeschikkingsrecht van de Sahrawis te dwarsbomen en elke vorm van rebellie in de regio de kop in te drukken.
Verder ruziën beide landen ook geregeld over de visserijakkoorden, al kwam er beterschap op dat vlak toen Marokko in een solidaire geste Spaanse bootjes toeliet om bij hen te komen vissen, ten tijde van de scheepsramp met de olietanker Prestige in Galicië. De relaties tussen de landen aan weerszijden van de Straat van Gibraltar is dus allesbehalve perfect te noemen, al weet de Spaanse premier Zapatero heel goed dat voor het corrupte bestuur van Marokko alles een prijs heeft. In ruil voor een stevige verhoging van de subsidies die Marokko ontvangt zal het land zich dus voorlopig wel weer koest houden – tot de volgende crisis uitbreekt wellicht.
Economische, religieuze en culturele kloof
Daarmee is de problematiek van de Afrikaanse, voornamelijk sub-Saharaanse, vluchtelingen allerminst opgelost. De grensbewaking in Ceuta en Melilla is dan wel gevoelig opgevoerd en de Spaanse wateren worden intussen nauwlettend in het oog gehouden door de ultramodern uitgeruste marine, teneinde de oversteek van de vluchtelingen met schamele bootjes (“pateras”) naar het Spaanse vasteland te verhinderen, de kloof tussen beide oevers van de Middellandse Zee blijft intussen ontzaglijk groot.
De economische kloof wordt zelfs groter, zo werd onlangs nog toegegeven op de Conferentie van Mediterrane Landen in Barcelona: in 1995, toen de eerste conferentie plaatsvond, bedroeg de verhouding in BNP per capita tussen Noord en Zuid nog 10:1, tien jaar later is dat al 15:1. Dat maakt de grens tussen beide continenten tot de meest ongelijke ter wereld, de kloof is zelfs heel wat groter dan die ter hoogte van El Paso, aan de grens tussen Mexico en de VS. Opmerkelijk, zeker omdat één van de voornaamste doelstellingen van de Top van Barcelona in 1995 juist was om de economische afstand tussen Afrika en Europa geringer te maken…
Het blijft vooralsnog wachten op een gemeenschappelijk Europees asiel- en uitzettingsbeleid, een beleid dat zich bovendien niet louter beperkt tot een veiligheids- en defensiekwestie, maar in de eerste plaats een zaak van mensenrechten. Het wordt ook tijd om aandacht en geld te besteden aan de werkelijke oorzaken van de vluchtelingenstroom, die zich voornamelijk op intracontinentaal vlak voordoet. Vluchtelingen uit landen als Senegal, Mali en Niger doen er vaak verscheidene jaren over om via de steeds veranderende routes de transitlanden Marokko en Algerije te bereiken en het kost hen handenvol geld om de kwaadwillige mensensmokkelaars om te kopen.
In de landen van de Sahel (ten zuiden van de Sahara) leiden meer dan 5 miljoen mensen honger, ten gevolge van de extreme droogte, de sprinkhanenplagen en oorlogen (zo’n 40% van de gewapende conflicten vindt plaats in Afrika); de helft van de bevolking moet er overleven met minder dan 1 dollar per dag en de levensverwachting is dat van Engeland in 1840. Zolang de welvaart van het Westen ten koste gaat van de vooruitgang in de ontwikkelingslanden zullen de radeloze vluchtelingen blijven zoeken naar een manier om het schijnbare paradijs dat Europa heet binnen te dringen.
(Uitpers, nr. 72, 7de jg., februari 2006)