“Over municipalisme en commons” prijkt er als ondertitel op de cover van Walter Lotens’ nieuwste boek. 182 pagina’s telt het en ik las het vorige week op twee dagen tijd uit in specifieke omstandigheden die verder nog aan bod komen. Uitgangspunt van het boek vormt deze vaststelling: het neoliberalisme is overal, het socialisme haast nergens meer. Vraag die dan rijst: kunnen we een alternatief vinden voor het ‘alles aan de markt’ van de ultraliberalen én voor het staatsgedirigeerd socialisme/communisme dat al zo vaak faalde? Kan het ‘municipalisme’ zoals de Amerikaan Murray Bookchin dat ontwikkelde en zoals de Koerden in Rojava (Noord-Syrië) het toepassen, een uitweg bieden? Wat kan daarbij het nut zijn van ‘commons’?
Vier grote delen bevat het Rebelse Plekken-boek. Maar eerst is er een ‘ouverture’ over de Boomse steenbakkerswijk ‘Noeveren’. Walter Lotens gaat er graag fietsen. Hij leert er het verzet kennen tegen de bouw van nieuwe woontorens. “Na de steenbazen en de afvalmaffia hebben nu de immo-baronnen de Rupel en haar rivieroever gekoloniseerd voor luxe-appartementen van rijke nieuwkomers.” Maar “de ‘inboorlingen’” verzetten zich tegen “het analfabete bulldozer-blokkendozenkartel dat alleen het recht van de sterkste kent”.
Vertrekkend van dat lokale verzet gaat Walter Lotens op zoek naar vormen van ‘klein verzet’ elders in de wereld en naar het vermogen om een paradigmawissel voor heel de samenleving uit te lokken.
Frankrijk: Niemendallen tegen militaire en luchtvaart-megalomanie
Het plateau van ‘Larzac’: een landelijke streek in Zuid-Frankrijk waar het Frans militair-industrieel complex een gigantische basis wilde bouwen. Er woonde toch bijna niemand, redeneerden ze in Parijs. Maar die niemanden gingen een jarenlange strijd aan tegen de ook al eindeloos arrogante voorlopers van huidig bankierspresident Macron. Eén van hun succesvolste guerrillawapens waren hun schapenkudden. Daarmee zetten ze zelfs Parijs op stelten. Nu is de Franse oproerpolitie het wel doodgewoon om mensen omver te knallen, maar onschuldige schapen … De strijd leidde bij momenten ook tot Woodstock-achtige festiviteiten en zou één Franse boer wereldbekend maken: José Bové. Tien jaar duurde het en dan, in 1981 schrapte de pas verkozen socialistische president François Mitterand de uitbreiding van het militaire kamp op het plateau. De gronden die de overheid er bijeen gegraaid had, werden in erfpacht gegeven aan een collectief: ‘la Société civile des terres du Larzac’.
Eind goed al goed. Met ook een Franse overheid die haar les geleerd had? Zou je denken. In de steriele Parijse bureaucratentorens bulkt het van megalomane luitjes zoals diegenen die in 1963 plannen tekenden om dichtbij Nantes een futuristische luchthaven aan te leggen: ‘de Aeroport du Grand Ouest’. Het dorpje Notre-Dame-des-Landes moest daartoe wel verdwijnen. Maar omdat het prijskaartje al te hoog lag, bleef het bij plannen. Tot in 2000 de toenmalige Franse premier, Lionel Jospin, ook een ‘socialist’, de plannen weer opnam. De plaatselijke bevolking ging in het verzet. Ze vormden een ZAD: een ‘zone à défendre’. Het kwam andermaal tot kat-en-muis-spelletjes én veldslagen met de wanordekrachten. Finaal moest de regering begin 2018, na bemiddeling door Macrons milieu-superminister Nicolas Hulot, het supervliegveld afblazen. Tot een pachtregeling van de gronden zoals op de Larzac kwam het niet. Integendeel, in april 2018 overvielen Franse ‘robocops’ met veel geweld de ZAD. “Revelerend”, stelde Naomi Klein: “het systeem houdt er niet van dat er ‘neen’ wordt gezegd en nog minder dat er een alternatief wordt aangeboden.” (PS: Hulot zou pas in augustus opstappen.)
Van aloud ’gemeengoed’ tot ‘commonisme’
We zijn ondertussen op pagina 32 van het boek en nu legt de auteur uit wat er met ‘commons’ bedoeld wordt. Een ‘buzzwoord’ met een lange geschiedenis. De ‘meent’ was vroeger een stuk grond dat door alle leden van een (dorps-)gemeenschap gebruikt werd en waar iedereen zich aan bepaalde regels hield, om er bv. zijn vee te laten grazen. Het ‘gemeengoed’ was noch privé-eigendom, noch het bezit van een overheid, maar van de hele lokale gemeenschap. Door de opkomst van het kapitalisme werden meenten echter meer en meer geprivatiseerd tot ze nagenoeg verdwenen waren.
Tegenwoordig wordt de term ‘commons’ ruimer gebruikt en slaat hij op gedeelde hulpbronnen (of platforms) waar leden van een gemeenschap volgens afspraken gebruik van kunnen maken.
Walter Lotens: “Het is de combinatie van drie dimensies (hulpbronnen, de gebruikersgemeenschap en de gemeenschappelijke instituties (de afspraken nvdr), die het concept van ‘commons’ apart, maar tegelijk ook moeilijk te analyseren maakt.”
Zo is het bv. de vraag waar je de grens trekt. Openbare diensten zoals post, sociale zekerheid, brandweer, onderwijs … Zijn dat ‘commons’? Het concept “waaiert uit in verschillende betekenissen” stelt Lotens vast. Waarna hij Michel Bauwens vermeldt die met zijn ‘peer-to-peer foundation’ voor Gent een commons-plan uittekende.
Lotens laat nog andere voorstanders van de ‘commons’ er voor pleiten om “de ‘commons’ opnieuw een formele plaats te geven in het rechtssysteem om daardoor de complexe realiteit van gedeeld eigenaarschap beter te ondersteunen.”
Kunnen ‘commons’ “hét sleutelwoord worden in de strijd tegen de neoliberalisering”? “De Canadese marxist Nick Dyer-Witheford lanceerde de term ‘commonisme’ om over collectief ownership te spreken zonder te herinneren aan de Stalins en Mao’s van deze aarde met hun gecentaliseerde staatseconomie en repressieve overheid.”
Walter Lotens blijft op zijn hoede. “Niet alles wat onder de noemer commons valt is lovenswaardig.” Denk aan de ‘gated communities’ in de steden: via ‘commons’ kan je dus ook sterk uitsluitend werden. Zie ook het inpalmen door de Ubers en Airbnb’s van deze wereld van de deelplatformen. Voeden we met de ‘commons’ niet al te eenzijdig een ‘anti-overheidsverhaal’?
‘Neo-ruralen’ redden een dorp van een supermarkt
Om de theorie wat tastbaarder te maken zoomt Walter in een intermezzo in op het landbouwcollectief ‘Terre de Liens’ in de Franse Voor-Alpen. Waarna hij op bezoek gaat in Saillans, in de rebelse Vercors-regio. Hier ontmoet hij mensen die men sinds enkele jaren omschrijft als ‘neo-ruralen’. ‘Néo-ruraux’ in het Frans. ‘Back-to-the-Landers” in het Engels. Stedelingen die voor een leven ‘op den buiten’ kozen, voor kleinschaligheid, korte ketenhandel via lokale markten, biolandbouw, gezonde voeding … Driekwart van de Fransen (begin 2020: 65,2 miljoen mensen) leeft dan nu wel in ‘urbane zones’ maar er is een kentering op gang, stelt Lotens. “De laatste vijf jaar hebben ongeveer 1,5 miljoen Fransen de stad verlaten en zich gevestigd in rurale gebieden.”
Maar wat ging Walter zoeken in Saillans? In “een rustig dorp van ongeveer 1200 inwoners”? Wel, daar dreigde de vestiging van een supermarkt even buiten het dorp, heel de middenstand van het dorp (bakkers, slagers, kruideniers …) de das om te doen. De bewoners beseften dat tijdig en verhinderden het door met een burgercollectief de verkiezingen van 2014 te winnen en een man burgemeester te maken die dat postje zelf niet gezocht had. Ondertussen lokt dat democratisch experiment nogal wat kijklustigen en dreigt Saillans ‘gefolkloriseerd’ te worden, een soort ‘democratische zoo’. Bovendien nam met de tijd de oorspronkelijke dynamiek af en vaak zijn het dezelfde mensen die overal de kar trekken moeten. Maar Saillans is wel “een voorbeeld van municipalisme.”
Municipalisme: gemeenten en steden als ideaal bestuursniveau?
Van het gemeengoed naar de gemeente als ideaal want dicht-bij-de-mensen-bestuursniveau: een kleine stap. Maar aangezien veel gemeentes qua bevolking zijn geëxplodeerd tot steden, wordt municipalisme ook gebruikt als synoniem voor democratisch zelfbestuur op stadsniveau. Waarbij sommigen wel heel lyrisch worden over de steden die dé toekomst zouden zijn. Worden het niet eerder de vergeetputten?
De term municipalisme is onlosmakelijk verbonden met de Amerikaanse anarchistische denker Murray Bookchin.
“Voor mij betekent municipalisme”, zo schreef Walter Lotens in een verder nog te citeren artikel bij Uitpers, “niet dat je alleen naar de stad kijkt om alle problemen van een samenleving aan te pakken. De grondslag van het municipalisme gaat er eerder vanuit dat het stedelijk niveau toelaat een andere politiek uit te werken en te streven naar andere politieke verhoudingen dan op nationaal niveau. Municipalisme bekijkt de stad ook als een bevoorrechte schaal waar het gaat over politieke participatie.”
Het ISDS-venijn
Steden kunnen zoals ze dat al herhaaldelijk bewezen, een dam opwerpen tegen het alles privatiserende neoliberalisme dat ook levensnoodzakelijke nutsvoorzieningen zoals water en energie onderwerpt aan het winstbejag. Tal van steden hebben de jongste decennia hun watervoorzieningen terug in eigen handen genomen maar ze worden daarbij zwaar gehinderd door het ISDS-systeem: het ‘Investor-State Dispute Settlement’. Lotens: “Dit Staat-Investeerders-Arbitragesysteem wordt door multinationals tegen staten en lokale overheden ingezet wanneer hun, eufemistisch gezegd, investeringen in gevaar komen.”
Het ISDS-venijn staat ingeschreven in tal van zogenaamde ‘vrijhandelsverdragen’ (zoals TTIP, CETA, TiSA …) en het is des te gevaarlijker omdat het helemaal buiten de gewone rechtbanken valt. Verderop in zijn boek komt Walter Lotens er nog op terug waar hij het heeft over de strijd in eigen land door onder andere Raf Verbeke tegen CETA en over de schadeclaim van terminal-operator DP World tegen de Antwerpse haven en de Belgische staat. Een schadeclaim waarover onderhandeld wordt “door duur betaalde topadvocaten … Achter gesloten deuren … In Washington. Niemand van de betrokkenen, noch overheid, noch havenbedrijven, noch Antwerpse burgers, krijgen inzage in dit dossier van levensbelang voor de Antwerpse haven.”
Van Loos-en-Gohelle naar Grenoble: Franse groenen aan de macht
De volgende stopplaats van Walter Lotens is het levendige Noord-Franse Loos-en-Gohelle (7.000 inwoners) waar Jean-François Caron (EELV: Europe Ecologie Les Verts) al 18 jaar burgemeester is en met zijn ploeg het verschil maakt tegenover de omliggende grauwe steden van ‘Nord-Pas-de-Calais’ waar het Front National teert op de miserie van vergane mijnwerkersstadjes. Caron stelt drie aspecten centraal in zijn aanpak: betrokkenheid van de burgers, een systemische benadering en meetbare resultaten. In burgerparticipatie gelooft hij niet: een valstrik. Omdat het de mensen aanspreekt als consumenten en niet als burgers. In Loos-en-Gohelle stelt Lotens ook deze vraag: “is de kleinschaligheid qua inwoners geen voorwaarde om aan municipalisme te doen?” Je zou verwachten dat de auteur daar volmondig ja op antwoordt, maar hij lijkt te twijfelen en laat in zijn boek steevast de kansen liggen om op de noodzaak van kleinschaligheid te hameren.
Walter Lotens is eerder benieuwd om te zien of het municipalisme ook “op iets grotere entiteiten” toepasbaar is. Dat met als argument dat de meeste mensen wereldwijd nu in grote(re) steden leven. Alpenstad Grenoble is er zo eentje: 170.000 inwoners en voor heel “het grootstedelijk gebied Grenoble” zelfs 700.000. Ook daar probeerde een EELV-groene burgemeester, de al geciteerde Eric Piolle het verschil te maken met de ‘roodgroene bundeling’ van de ‘Parti de Gauche’. Na de verkiezingsoverwinning in 2014 werd er inderdaad snel een verschil gemaakt via concrete maatregelen (waaronder het ontwapenen van de gemeentelijke politie). Maar men botste ook op “structurele moeilijkheden”. Met name de door de Franse staat aan de gemeenten opgelegde ‘besparingen’. “Het voorbeeld van Grenoble toont dat de bewegingsruimte van een Franse stad behoorlijk beperkt is”.
‘Barcelona en Comù’
De volgende 53 pagina’s vertoeven we in Spanje. Even bezoekt Walter het ‘onooglijk bergdorpje’ ‘Marinaleda, waar het kapitalisme aan de kant geschoven wordt’. Maar dit slaperig Andalusisch plekje wordt bestuurd door een leider ouderwetse stijl die volksvergaderingen geheel domineert: burgemeester Sanchez. In de rechtse pers omschreven als de ‘Sevilliaanse Fidel Castro’. Lotens vertrekt er “met gemengde gevoelens.” Meer aandacht besteedt hij aan de twee grote steden die in 2015 in handen kwamen van alternatief linkse bestuurscoalities, geleid door twee opmerkelijke vrouwen.
In de Catalaanse hoofdstad Barcelona was het Ada Colau die als leidersfiguur voortkwam uit het volksprotest tegen de massale uithuiszettingen die in Spanje volgden op de financiële crisis van 2007: meer dan 350.000 families belandden tussen 2007 en 2011 op straat. Excuseer: crisis? Een Spaanse slogan uit die tijd verduidelijkte: “No es crisis es estafa”: “Het is geen crisis, het is zwendel”. Zwendel van het parasitaire bankierswezen.
De verkiezingsoverwinning in 2015 van de burgerbeweging Guanyem – die vervelde tot ‘Barcelona en Comù’ – bracht Ada Colou in het stadhuis. Ook in miljoenenstad Madrid (waar ‘Ahora Madrid’ de gepensioneerde rechter Manuela Carmena als nieuwe burgemeester naar voor schoof) en in Zaragoza, Valencia en nog andere grote steden plus tal van kleinere plaatsen zoals Lugo en Ferrol in Galicië of Torrelodones bij Madrid – samen goed voor 20 % van de bevolking of 9 miljoen inwoners – kwamen burgerbewegingen in 2015 aan de macht.
Volk te veel is volk te veel, of niet ?
De uitdagingen waren uiteraard het grootst in de grootste steden. Hoe die ‘tankers’ van koers doen veranderen? Om een lang verhaal kort te maken: deels lukte het, deels ook niet. Walter Lotens beschrijft zowel de successen als de mislukkingen. Die laatste vaak door de tegenkantingen ook hier van de hogere, Catalaanse en Spaanse overheden. Eén van de speerpunten in Barcelona was de strijd tegen de ‘toeristificatie’, tegen het massatoerisme waardoor de “stad niet alleen onleefbaar, maar ook onbetaalbaar” wordt. “Dat heet dan gentrificatie”.
Maar elders prijst Lotens het dat Barcelona een akkoord sloot met Athene voor het opnemen van vluchtelingen. Als Lotens door Spaanse stadswijken loopt met veel Afrikanen en Zuid-Amerikanen is dat uiteraard alleen maar gezellig. Dat ook zij door hun grote aantallen de steden onleefbaar en onbetaalbaar maken, je moet het blijkbaar meegemaakt hebben om het te erkennen.
‘Bloed en bodem’?
Lotens heeft het ook over de “kosmopolitische Verlichtingsidealen die lijnrecht tegen alle bloed- en bodemtheorieën staan.” Maar steunen we als ‘progressieven’ bij bv. de ‘Indianen’ niet het recht om op hun eigen bodem, hun eigen territoria hun eigen leven te mogen leiden tussen hun eigen bloedverwanten?
Bloedverwanten … Familiebanden. Ik schreef al dat ik het boek van Lotens las onder ietwat speciale omstandigheden: tijdens de krokusvakantie thuis bij moeder die herstellende was en waar ik met één van mijn broers een halve week bezig was aan het herstellen van een door vader gebouwde serre.
Bij veel ‘linkse’ auteurs lees je echter nooit over familiebanden. Als ik me goed herinner ook niet bij Lotens. Wel over het privé-zaken-initiatief, de overheid en de door alle groenen en linksen geprezen collectieve burgerorganisaties: coöperaties, NGO’s enzoverder.
Maar een groot deel van ons sociaal leven speelt zich af in gezins- en familieverbanden en bij uitbreiding in iets wat je ook in Europa stamverbanden kan noemen: de al dan niet via verdere familiebanden of via werk of sport of … met elkaar optrekkende en samenwerkende mensen in een dorp of stad.
Wat zou onze samenleving zijn zonder al die ‘informele’ netwerken waarbinnen ook nog altijd een aardig deel van de ‘economie’ verloopt, denk aan al het onbetaald huiswerk, de hulp aan ouders enzoverder. Vreemd toch dat links voor deze sociale netwerken zo weinig aandacht heeft. En het terrein daardoor overlaat aan extreemrechts dat al te graag met zijn eigen harde ‘bloed- en bodemtheorieën’ de bevolking manipuleert en verdeelt.
Madrid verloren, Barcelona behouden
Terug naar het boek. Via de omweg van een artikel dat Walter voor Uitpers schreef over iets dat hij nog niet kennen kon, toen hij begin 2019 zijn boek inleverde voor publicatie najaar 2019: dat in Barcelona en Madrid de alternatief linkse bewegingen de gemeentelijke verkiezingen van 26 mei 2019 nipt verloren.
In het artikel, gepubliceerd op 31 mei 2019 bij Uitpers.be onder de titel “Spaanse rebelse steden terug naar af”, had Walter het over “Een verscheurd land”. Door de Catalaanse kwestie. Een land ook waar de dictatuur van generaal Franco nog altijd niet volledig weggewerkt is.
Toch kwam de centrumlinkse PSOE als overwinnaar uit de gemeenteraadsverkiezingen. Begin 2020 zou de partij – na nog eens nieuwe verkiezingen – samen met Podemos een nieuwe landsregering vormen.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen begin 2019 werd wel “de slag om (het gemeentebestuur van) Madrid’ verloren.” Nipt verloren. Hoe dat kwam? Wel, in zijn boek wees Walter Lotens op de uitdagingen en tegenkantingen waar de alternatieve gemeentebesturen voor stonden. Hij had het ook al over aspecten van het beleid van Manuela Carmena die hij in zijn Uitpers-bijdrage herhaalde: Ze “wilde het municipalisme vorm geven door burgemeester van iedereen te zijn over partijen en ideologische tegenstellingen heen. Dat maakte dat zij overal de scherpe kantjes probeerde af te ronden. Dat werd haar dan ook verweten. De confluencia of het samenvloeien van verschillende stromingen waarmee het allemaal is begonnen, begon uiteen te vloeien.” Critici uit eigen rangen verweten haar ook “dat er onder haar bewind te weinig tegenwind werd geboden aan de financiële en economische elites.”
Toen Walter zijn artikel schreef, leek ook Barcelona verloren, de tweede grootste stad van het land. Daarmee werden de Spaanse gemeenteraadsverkiezingen “ondanks een eerder links stemgedrag, toch ook een ‘zwarte zondag’ voor het municipalisme in Spanje en voor heel de wereld die in Barcelona en Madrid voorbeelden zagen. Alleen in Cádiz, Valencia en Marinaleda heeft die trendbreuk zich niet doorgezet.”
Finaal zou Barcelona (met nu 1,6 miljoen inwoners en meer dan 5 miljoen in heel het metropole gebied) zijn alternatief stadsbestuur toch weten te behouden. In 2019 werd Ada Colau voor een tweede termijn van 5 jaar herverkozen als burgemeester. Ze zag zich daarbij wel geconfronteerd met toenemende spanningen over en zelfs betogingen tegen de onveiligheid in de stad. Voor wie eens wil zien waar Colau zoal mee bezig is: ziehier haar burgemeesters-website: https://ajuntament.barcelona.cat/alcaldessa/en
Intussen in Latijns-Amerika: uit de schatkamer van de wederkerigheid
Walter Lotens leerden we eerder al kennen als ervaren Zuid-Amerika-reiziger. Nu ook neemt het hoofdstuk over dat continent een belangrijke afsluitende plaats in.
Walter vraagt meer aandacht voor ‘het Zuiden’ als “bewaarplaats van sociale mechanismen, die bij ons, in het Noorden, onder een moordende economische ratrace ondergesneeuwd zijn geraakt”.
Lotens bespreekt zulke mechanismen bij Indianen-volkeren in de Andes waar men grote werken gemeenschappelijk uitvoert en waar grote delen van de gronden van de gemeenschap zijn. Iedereen helpt er iedereen omdat alleen overleven er niet lukt. Iets zo kostbaars als water bv. wordt gezamenlijk beheerd.
Niet verwonderlijk dat de eerste grote stedelijke ‘wateroorlog’, anno 2000 plaats vond in Bolivia. In de stad Cochabamba. De bevolking kwam er in opstand tegen de privatisering van het water én overwon de Amerikaanse multinational Bechtel Enterprises. Een wereldwijd inspirerend voorbeeld van hoe een goed georganiseerde bevolking multinationals kan verslaan. In Argentinië waren het dan weer de fabrieksarbeiders van tegelbedrijf Zanon die aantoonden dat een fabriek ook door zijn gemotiveerde arbeiders kan beheerd worden én dat in een prachtig ontwikkeld samenspel met het sociale netwerk in de fabrieksomgeving. Cuba zet tegenwoordig ook in op coöperaties om het slabakkende staatssocialisme op te krikken, maar daar valt voor te vrezen: coöperaties kan je niet geforceerd opdringen. Dan functioneren ze niet lang. Het komt overigens in Walters boek enkele keren naar voren, dat collectieve burgerorganisaties al te vaak drijven op de energie, de werkkracht én de slapeloze nachten van enkelingen. Zie je wel, dat een voorhoede nodig is, zullen leninisten juichen.
Maar daar zijn zeker de Zapatistas in het Mexicaanse Chiapas het niet mee eens. Sinds hun merkwaardige opstand in 1994 “begonnen ze een creatieve zoektocht naar een eigen autonome ontwikkeling met veel ruimte voor de verbeelding en de concrete utopie.” Een lichtpunt in de donkerrode duisternis die inviel toen de Sovjetunie en haar vazalstaten ineen klapten.
En dan is er nog het Koerdische Rojava in Noord-Syrië. Abdullah Öcalan, de door Turkije gevangen genomen leider van de Koerdische Arbeiderspartij PKK liet zich inspireren door de ideeën van Murray Bookchin en die bezielen nu ook de Koerden die in Rojava via basisdemocratische ‘communes’ aan een libertair solidaire samenleving timmeren. Waar ze steeds weer in gehinderd worden door de oorlogen in de regio.
Eindigen doet Walter Lotens met te verwijzen naar twee mythische figuren:
Daedalus en Icarus
Walter las een document met de titel ‘Het municipalisme zal internationaal zijn, of het zal niet zijn’. Dat document werd mee geschreven door Kate Shea Baird. Zij is voorstander van het nieuwe municipalisme, maar waarschuwt voor het gevaar van hoogmoed.
“Municipalisten,” zo schrijft zij, “moeten rekening houden met de waarschuwing in de mythe van Icarus en Daedalus.” Omdat Icarus en Daedalus door koning Minos gevangen worden gehouden op Kreta, bedenkt Daedalus een manier om te ontsnappen: hij bouwt vleugels van een houten raamwerk, bezet met veren in een boog vastgezet met was. Omdat de was kan smelten, waarschuwt Daedalus Icarus niet te hoog en te dicht bij de zon te vliegen, maar ook niet te laag, omdat de vleugels dan te zwaar worden van het zeewater. In zijn enthousiasme wordt Icarus echter roekeloos; hij vliegt te hoog zodat de was toch smelt en hij stort neer. Daarvoor moet het supra-municipalisme, zoals Kate Shea Baird het noemt, opletten.
In zijn boek verwijst Walter Lotens ook naar een meer nabije figuur: de Duitse filosoof Kant. Die stelde in 1784 dat “uit zo’n krom hout als de mens gemaakt is, niets kan vertimmerd worden dat volledig recht is.”
“Botsende persoonlijkheden en interne rivaliteiten kunnen zeker ook mooie bewegingen van onderuit pijn doen” moest Lotens met name bij het Spaanse Podemos vaststellen.
En ja, hij vermeldt aan het eind van zijn boek toch ook dat ook “de noodzakelijke schaalsprong risico’s in houdt”. Daar bedoelt hij dan wel de sprong mee van beweging naar partij. Terwijl het toch ook gaat om de ‘schaalsprong’ van kleine gemeentes waar iedereen iedereen kennen kan, naar de anonieme massasteden van tegenwoordig, bevolkt door mensen van de meest uiteenlopende pluimage.
Na met Walter Lotens over zijn boek gemaild te hebben, bedacht ik finaal nog dit:
“Is het nu niet echt de hoogste priori-tijd om onze menselijke overaantallen te beperken? Niemand kan claimen dé oplossingen in pacht te hebben voor al de problemen waar de wereld ons voor stelt én die we zelf volop mee veroorzaken. Zie al de tegengestelde inzichten tussen links en rechts, conservatieven en progressieven, technofielen en technofoben … Als we de problemen niet kunnen oplossen, laat ons ze dan tenminste beperken. Door onze eigen aantallen en hun consumptie te beperken. Misschien kan onze soort het dan samen met haar naaste verwanten zoals chimps en orang oetans, het hier nog wel een tijdje volhouden, in niet al te helse omstandigheden.”
Jan-Pieter Everaerts
Deze bespreking verscheen eerder in het ezine De Groene Belg. Voor alle correspondentie: mediadoc.diva@skynet.be