Luc Huyse. Alles gaat voorbij. Behalve het verleden. Van Halewijck, Leuven, 2006. 205 blz., ISBN 9789055 157754, prijs: 17,50 euro
Een museumkast vol grijnzende schedels en menselijke botten. Een jongetje van een hooguit één meter staat ervoor. Dat is de cover van “Alles gaat voorbij. Behalve het verleden.” Een indringende analyse en een aangrijpend boek waarvoor Luc Huyse onlangs de ABN Amro Bank prijs voor non-fictie kreeg.
De dood en het meisje
Luc Huyse verwijst in zijn boek en uiteenzettingen daarover vaak naar het toneelstuk van de Chileense auteur Ariël Dorfman “De dood en het meisje”. Het speelt zich af in het interieur van een mooie woning aan zee. De bekende advocaat Gerardo Escobar komt laat thuis in een vreemde auto. Hij heeft bandenpech gehad en een behulpzame automobilist, dokter Roberto Miranda, helpt hem verder. Paulina Salas, zijn vrouw, wacht hem op met een pistool in de hand. “We zijn nog niet gewend aan de democratie,” luidt één van de openingszinnen. Angst en achterdocht beheersen nog steeds haar dagelijkse leven. Paulina heeft daar goede redenen voor. Tijdens de dictatuur werd zij opgepakt. Leden van de geheime politie martelden en verkrachten haar herhaaldelijk, maar zij wist de naam van Gerardo Escobar te verzwijgen. Zelfs na vijftien jaar wil zij onvoorwaardelijk gerechtigheid, óók over wat haar persoonlijk is aangedaan. Haar man, die net door de president tot lid van de Commissie voor Waarheid en Verzoening is benoemd, gedraagt zich veel gematigder. Hij heeft de opdracht aanvaard, die alleen gaat over een onderzoek naar doden en vermisten. Gerardo ziet deze commissie als het maximaal haalbare en komt daarbij in botsing met Paulina. Voor hem is het duidelijk: bij het onderzoek naar de misdaden van de Chileense militairen moet men rekening houden met de realiteit. Het zal moeilijk zijn de verantwoordelijken ook daadwerkelijk te bestraffen. “Vergeven ja, vergeten nee,” zegt hij letterlijk.
De traumatische ervaringen van een onverwerkt verleden blijven Paulina achtervolgen. Zij meent in de vriendelijke chauffeur, dokter Roberto Miranda, de stem van één van haar vroegere beulen te horen. Het wordt een zeer vreemde ontmoeting met haar verleden. Onder bedreiging van een pistool bindt zij hem vast op een stoel en begint aan een privé verhoor. Het slachtoffer wordt beul. Gerardo verzet zich tegen de rauwe aanpak van Paulina. Hij wil geen oog om oog, tand om tand. Voor hem moet de rechtsstaat zegevieren. Althans zoveel mogelijk. Bovendien kan PaulinaÆs optreden een schandaal veroorzaken waardoor zijn werk in de commissie en daardoor de verzoening in het land in gevaar komt.
Kunnen wij ooit absolute rechtvaardigheid eisen, zoals Paulina het wenst, of moeten wij ons, zoals Gerardo, tevreden stellen met een benadering ervan? Kunnen wij leven met de wetenschap dat onze vijanden in dezelfde maatschappij leven? Dorfman reikt geen pasklare oplossingen aan. Dat doet ook Huyse niet.
“Mensen willen niet achterom kijken. Het verleden is te gevaarlijk om het op te graven. Dan komt het erop aan om andere minder riskante wegen in te slaan,” schrijft hij in zijn recent werk. (p.98)
Onverwerkt verleden
“Het verleden temmen, daar gaat het steeds weer om. En, als het kan, rust brengen in het hoofd en hart van wie vandaag en morgen leeft. Maar wat voorbij lijkt, wijkt niet.” Daarover gaat dit boek zegt Luc Huyse in zijn inleiding. Ik woonde vorig jaar een lezing bij van deze socioloog en universiteitsprofessor op emeritaat in zijn thuishaven Leuven. “Verzoening of blijvende haat? Hoe Afrikaanse samenlevingen omgaan met een pijnlijk verleden. Dat was het thema. Ik was onder de indruk en na lectuur van zijn laatste boek, waarin hij zijn onderwerp uitbreidt naar vrijwel alle hoeken en kanten van de wereld, nog meer.
Al zeer jong werd Huyse geconfronteerd met de naoorlogse berechting van de collaborateurs, de Belgische vrienden van de Duitse bezetter. Als socioloog maakte hij naam met Onverwerkt Verleden, een studie over die periode. Dat vreselijk complexe thema zou hem levenslang bezighouden. Vanaf het begin van de jaren negentig volgde Huyse van zeer nabij – hij was vaak ter plaatse aanwezig – de brandhaarden in de wereld waar men bezig was met “Het ruimen van pijn en puin” zoals deel twee van het boek heet. Ethiopië, Zuid-Afrika, Burundi, Rwanda, Zimbabwe, maar ook Argentinië, Chili, Guatemala, Bosnië, Servië, Kroatië, Noord-Ierland en nog steeds – en dat na zovele jaren – België, Nederland en de naweeën van de burgeroorlog in Spanje. De vermoorde dichter Federico Carcía Lorca zei al in 1935: “In Spanje is een dode als dode meer levend dan waar ook ter wereld.” Dat is zeventig jaar later nog steeds geldig.
Huyse gaat op zoek naar de weg ædie de meest geschikte confrontatie met het verleden oplevertÆ (p.83) Of anders gezegd: æwat het verleden het best verteerbaar maakt en de toekomst het minste belastÆ (p.51)
Dat doet hij in drie grote hoofdstukken. In deel I “Tegen het vergeten” constateert de auteur dat het proberen om te gaan met een pijnlijk verleden de laatste jaren spectaculair is toegenomen. Voor hem is het duidelijk: grove schendingen van mensenrechten sterven nooit helemaal. “De onbeantwoorde vragen en het verdriet die zij verwekken schuilen in het hoofd van wie het meemaakte. Ze zitten als fantoompijn in het lijf van wie nadien komt, hun kinderen en hun kindskinderen.” (p. 13)
In deel II “Het ruimen van pijn en puin” trekt hij enkele grote lijnen in de op dit ogenblik gehanteerde manieren om met de demonen van het verleden om te gaan. De gebruikelijke opties zijn de bestraffing van wie verantwoordelijk is voor de gepleegde wreedheden, amnestie, een waarheidscommissie en enkele varianten van die drie.
Huyse speurt naar wat die drie opties bieden aan kansen en risicoÆs, aan successen en mislukkingen.
Strafprocessen
In “De politiek van de harde hand” bespreekt hij het optreden van tribunalen en strafprocessen, waarbij en passant de historiek van internationale tribunalen van Neurenberg, over Den Haag (1993) en Arusha (1994) tot het recent opgerichte Strafhof in Den Haag (1998) wordt geschetst. Eén ding is zeker: door de opkomst ervan werd een bres geslagen in de verdedigingsmuur van wie het dogma van de nationale soevereiniteit, draagvlak van heel wat straffeloosheid, niet wil opgeven. Ook wie op de vlucht is voor die internationale gerechtigheid – hij verwijst naar het tribunaal in Den Haag over ex-Joegoslavië – wordt gegrepen door wat hij een interim-gerechtigheid noemt. “Hun vleugels zijn geknipt. Het zijn bannelingen in hun land.” (p.85)
Volgens Huyse die in zijn soms zeer concrete verhalen toch altijd de grote lijnen scherp in het oog houdt, steunen de pleidooien van de voorstanders van strafrechtelijke vervolging op twee argumenten. In “De strafrechter als leverancier van gerechtigheid” luidt het eerste argument dat bestraffing van wie mensenrechten schendt de opbouw van een betere morele orde in de hand zou werken. De tweede stelling is dat de levensvatbaarheid van een nieuw, op mensenrechtencultuur gevestigd regime afhangt van de definitieve of, minstens toch, de tijdelijke uitschakeling van wie schuld draagt aan wat in het verleden is gebeurd. De weerstand tegen strafrechtelijke vervolging rust op drie cruciale overwegingen. Ten eerste is het bijna onmogelijk om schendingen van de rule of law te vermijden. Het tweede argument luidt dat een prille democratie grote schade kan oplopen als het oude regime voor de rechter wordt gesleurd. Je moet de staart van de draak niet kietelen, zegt men in Chili. Een derde argument is dat vervolging haaks kan staan op wat een geteisterde samenleving echt nodig heeft.
Amnestie, de erfzonde
Onder die titel stelt Huyse dat het bij deze optie om een vorm van gewild geheugenverlies gaat en dat het hoe dan ook een omstreden manier is om met het verleden om te springen û zeker dan als het om een æblanco amnestieÆ of æzelfamnestieÆ gaat zoals ooit het geval was in militaire regimes van Latijns-Amerika. Amnestie verplaatst de last van het verleden alleen maar van de dader naar het slachtoffer. Het hevigste verzet kun je dan ook verwachten van hen die geleden hebben.Volgens Huyse brengt amnestie nooit duurzame rust. Na enige tijd breekt alles weer open. Richard Dicker, topman van Human Rights Watch, zegt daarover: “Amnestie is een prijs die alleen dwazen willen betalen. De oplossing die je er mee koopt is een illusie.”
Waarheid in Zuid-Afrika
In “Het verleden opgraven” gaat hij in op de Waarheidscommissie als mogelijkheid en daarvoor gaat hij uitvoerig in op de case van Zuid-Afrika waar in 1995 een Truth and Reconciliation Commission, onder leiding van bisschop Tutu, in het leven werd geroepen. Een Waarheidscommissie verlegt het zwaartepunt van de rechtszaal naar de hoorzitting, van de rechter naar de leek, van de individuele schuld naar het zoeken naar wat een samenleving deed ontsporen, van de dader naar het slachtoffer, van de weerwraak naar de verzoening. Maar ook een TRC is volgens Huyse geen zaligmakend middel. Men haalt slechts een fractie naar boven van wat er werkelijk gebeurd is. Maar ze beperken volgens hem wel de hoeveelheid leugens die in een samenleving circuleren door in publieke hoorzittingen de beulen te confronteren met hun slachtoffers.
Huyse is ook niet mals met zijn kritiek op wat hij æveldwachters van de gerechtigheidÆ noemt waartoe hij Amnesty International rekent, die tegen elke vorm van amnestie zijn voor schendingen van mensenrechten. Trajecten die niet langs de strafrechter lopen, zoals een Waarheidscommissie, worden argwanend bekeken. Dat kan leiden tot wat hij juridisch fundamentalisme noemt omdat men bovendien een rechtspleging volgens westerse normen eist in een maatschappelijke context, die daartoe vaak niet uitgerust is. Met deze uitspraak werpt Huyse een knuppel in het hoenderhok van de æpolitiek correctenÆ die onvoorwaardelijk gerechtigheid verkiezen boven waarheidsvinding en nationale samenhorigheid. Huyse toont juist aan met voorbeelden uit Afrika dat de strijd tegen straffeloosheid niet altijd met ijzeren vuist moet worden gevoerd. In die uneasy triangle van gerechtigheid, waarheidsvinding en nationale samenhorigheid moet men zeer voorzichtig laveren, want anders riskeert men het deksel op de neus te krijgen.
Geen supermiddel
Op het einde van de rit en van het boek werden zeker niet alle vragen beantwoord. “Er is alleen de zekerheid dat er geen supermiddel is dat rust kan brengen in het hoofd en het hart van wie met het onheil te maken heeft.” (p. 200) Huyse benadrukt vooral dat verzoening geen eindproduct is, maar een proces van jaren – zie Europa – dat generaties nodig heeft. De weg naar en de instrumenten voor verzoening kunnen niet gedicteerd worden door de internationale gemeenschap. Elk conflict is uniek en elke omgang met een pijnlijk verleden ook.
Hoe houden we het verleden in leven zonder zijn gevangene te zijn? Hoe kunnen we het vergeten zonder het risico te lopen dat het zich in zijn wandaden herhaalt? Dat is het dilemma waar je na lectuur van dit boek meer dan ooit bewust bent. Moeten we streven naar absolute rechtvaardigheid zoals de gefolterde Paulina Salas uit “De dood en het meisje” of kunnen we ons ook tevreden stellen met een benadering ervan zoals haar man Gerardo Escobar voorstaat? Hoe benaderen organisaties als AI en Human Rights Watch dat dilemma? Hopelijk wordt naar aanleiding van dit boek deze discussie geopend.
“Alles gaat voorbij. Behalve het verleden” leest als een persoonlijke expeditie in onbekend gebied. Huyse slaagt erin om op een journalistieke, maar toch erudiete manier duidelijke lijnen te trekken en wijze nuanceringen aan te brengen – zonder oplossingen te bieden – op een bijzonder glibberig terrein waarover het laatste woord nog lang niet gezegd is.
(Uitpers, nr 85, 8ste jg., mei 2007)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=475348&refsource=uitpers