”Parties to a conflict shall at all times distinguish between the civilian population and combatants in order to spare civilian population and property. Neither the civilian population as such nor civilian persons shall be the object of attack. Attacks shall be directed solely against military objectives.”
(Fundamentele basisregel van het Humanitair Oorlogsrecht, zie: http://www.icrc.org/web/eng/siteeng0.nsf/htmlall/668BF8)
Opmerking vooraf
Enige tijd geleden heb ik met verontrusting kennisgenomen van de kritiek van de Arabische Liga op het verzoek van de Hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof (ICC – 14/07), de heer Ocampo om een arrestatiebevel uit te vaardigen tegen de Soedanese president, de heer Bashir, op grond van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden in Darfoer.[1]
Niet alleen snijdt de formeel-juridische argumentatie van de Liga tav het vermeende gebrek aan bevoegdheden van het ICC geen hout, ernstiger is naar mijn mening het moreel verwerpelijke karakter van de bezwaren van de Arabische Liga, waarmee impliciet de in Darfoer gepleegde oorlogsmisdaden worden gebagatelliseerd
Ik ben het eens met de kritiek van de Arabische Liga tav de Israëlische mensenrechtenschendingen tav de Palestijnse burgerbevolking. Het is echter moreel verwerpelijk en meten met twee maten, de mensenrechten van de Palestijnen te verdedigen en die van de Darfoeriaanse burgerbevolking impliciet te negeren. Mensenrechten dienen betrekking te hebben op iedere burgerbevolking, waar ook ter wereld en onafhankelijk van de aard van het conflict.
In onderstaande zal ik nader ingaan op zowel de argumentatie van de Arabische Liga als de huidige humanitaire situatie in Darfoer.
A HET STANDPUNT VAN DE ARABISCHE LIGA BETREFFENDE DE EVENTUELE ICC AANKLACHTEN TEGEN PRESIDENT BASHIR
In een resolutie naar aanleiding van de Liga-spoedvergadering (19/07) hebben de Arabische ministers van Buitenlandse Zaken het feit benadrukt, dat het aan de Soedanese rechterlijke macht is, echte of vermeende oorlogsmisdaden in Darfoer te vervolgen.
Verder bekritiseerde de resolutie de ”onevenwichtige” zienswijze van de heer Ocampo, gezien zijn verzoek om een arrestatiebevel tegen een zittend Staatshoofd, voor de eerste keer in de geschiedenis van het ICC.
Alvorens het standpunt van de Arabische Liga te becommentariëren, eerst een overzicht van de bevoegdheden van het ICC:
Het ICC mandaat
Het ICC mandaat is gebaseerd op het Statuut van Rome (1998), dat de basis vormt voor de juridische bevoegdheid van het ICC. [2]
Ten eerste, wat betreft de te vervolgen misdrijven: de jurisdictie van het ICC betreft alleen de meest ernstige misdrijven, namelijk genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden. Deze misdrijven, alsook hun definitie, zijn beschreven in de artikelen 5 t/m 8, Statuut van Rome. [3] Ook heeft het ICC jurisdictie betreffende het vervolgen van ”misdrijven van agressie”, maar er is nog geen internationale overeenkomst tav de definitie van dit misdrijf. [4]
Ten tweede, wat betreft de te vervolgen personen: voor deze misdrijven kan iedere burger uit een land, dat het Statuut van Rome heeft geratificeerd, worden vervolgd, niet alleen voor de directe verantwoordelijkheid (het persoonlijk plegen van het misdrijf), maar ook voor het geven van de militaire of politieke bevelen. Uitdrukkelijk wordt in artikel 27, Statuut van Rome, vermeld, dat er geen enkele vorm van immuniteit bestaat, noch wat betreft politieke, noch militaire status. Nadrukkelijk wordt bovendien in artikel 21, lid 1, gesteld, dat Staatshoofden geen immuniteit genieten [5]
Ten derde, het principe van ”non-retroactiviteit” (non-retroactivity). Het ICC volgt het principe van ”non-retroactiviteit”. Dat houdt in dat binnen haar jurisdictie vallende misdrijven, die zijn gepleegd voor 1 juli 2002 (de officiele datum van inwerkingtreding van het ICC), niet kunnen worden vervolgd. Aangezien echter de in Darfoer gepleegde oorlogsmisdaden zijn gepleegd na deze periode, is de vervolging, door het ICC, gelegitimeerd. De facto hadden de misdrijven waarvoor president Bashir eventueel zal worden vervolgd, plaats vanaf 2003 [6]
Ten vierde, het principe van complementariteit. Volgens het Statuut van Rome, is er tav de jurisdictie van het ICC sprake van het principe van ”complementariteit”, hetgeen inhoudt, dat de verantwoordelijkheid voor het vervolgen van bovengenoemde misdrijven in eerste instantie bij de betreffende Staten zelf ligt. Pas wanneer de nationale rechtsmacht hetzij niet in staat is, hetzij niet bereid is, betreffende misdrijven te vervolgen, treedt de bevoegdheid van het ICC in werking [7]
B COMMENTAAR OP DE ARGUMENTATIE VAN DE ARABISCHE LIGA:
Staatshoofden
De argumentatie van de Liga is gedeeltelijk gebaseerd op het feit, dat de heer Bashir een zittend Staatshoofd is.
Uit bovenstaand artikel 27, Statuut van Rome is echter reeds gebleken, dat er geen sprake is van immuniteit van Staatshoofden, of het nu betrekking heeft op voormalige of zittende.
Het speelt dus geen enkele rol, of het ”voor het eerst in de geschiedenis van het ICC” is, dat een zittend Staatshoofd eventueel zal worden vervolgd, feit is, dat het in overeenstemming is met het ICC Mandaat.
Vervolging van oorlogsmisdaden door de Soedanese rechterlijke macht.
Ook het andere argument van de Arabische Liga, dat de in Darfoer gepleegde oorlogsmisdaden dienen te worden vervolgd door het nationale Soedanese rechtssysteem, is niet steekhoudend. Hoewel het juist is, dat het ICC geen rechtsbevoegdheid heeft, wanneer er sprake is van vervolging door de nationale rechtsmacht, is het evident, dat de Soedanese rechtsmacht, hetzij niet bereid of in staat is, tot nader onderzoek of vervolging over te gaan. Aangezien hiervan sprake is betreffende in Darfoer gepleegde oorlogsmisdaden, heeft het ICC wel degelijk rechtsbevoegdheid tot eventuele vervolging
Het falen van het Soedanese rechtssysteem
In 2005 publiceerde de bij de VN Veiligheidsraadsresolutie 1564 ingestelde Internationale Onderzoekscommissie haar bevindingen van een drie maanden durend onderzoek naar in Darfoer gepleegde misdaden. In haar rapport werd ten sterkste aanbevolen, dat de Veiligheidsraad de situatie in Darfoer onder de aandacht bracht van het ICC, waarbij werd opgemerkt, dat de Soedanese rechtsmacht, hetzij niet in staat, hetzij niet bereid was tot een nader onderzoek en evt vervolging tav Darfoer. [8]
Naar aanleiding van de conclusies van de Internationale Onderzoekscommissie bracht de Veiligheidsraad de situatie in Darfoer onder de aandacht van het ICC, voor het instellen van een nader onderzoek. De volgende dag (7/06) na de ICC bevestiging dd 6-6-2005, dat de situatie in Darfoer zou worden onderzocht, maakte de Soedanese regering de instelling van het zogenaamde Speciale Nationale Gerechtshof, dat zou samenwerken met het Soedanese OM (Openbaar Ministerie) ter onderzoek en vervolging van echte of vermeende oorlogsmisdaden in Darfoer. Niet alleen was de timing van de Soedanese regering opvallend, in de praktijk bleken de ”onderzoeken” naar oorlogsmisdaden in Darfoer een charade.
Zo werden bijvoorbeeld militaire aanvallen op Khor Abeche (in 2005), Marla en andere dorpen niet verder vervolgd, aangezien volgens de Openbare Aanklager en andere bij het onderzoek betrokken functionarissen, de identiteit van de verantwoordelijken onbekend was.
Een en ander was niet gebaseerd op reeds bestaande feitelijke informatie dienaangaande, aangezien er reeds bestaande beschuldigingen waren tegen zekere militieleiders (die het Soedanese leger ondersteunden) en leden van de Soedanese militaire macht [9]
De tolerantie van de Soedanese overheid tav oorlogsmisdaden
Sinds deze periode wierp de Soedanese regering nieuwe barrières op voor de vervolging van militairen, die mogelijk betrokken waren bij oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid. Op 4 augustus 2005, ondertekende president Bashir de aanvulling op een reeds bestaande militaire wet (People’s Armed Forces Act), waarbij immuniteit werd toegekend aan iedere militair, die tijdens de uitvoering van zijn ”militaire taken” misdrijven pleegde
De enige uitzondering gold, wanneer de vervolging zou worden goedgekeurd door het Opperbevel of een ander bevoegd persoon, die door hem was aangesteld [10]
Gezien het feit, dat het Soedanese rechtssysteem zowel niet in staat als bereid is, oorlogsmisdrijven te vervolgen, de betreffende misdrijven na 2002 zijn gepleegd en er geen immuniteit geldt voor al dan niet zittende Staatshoofden, zijn de bezwaren van de Arabische Liga tegen eventuele ICC vervolging niet steekhoudend. [11]
Deze feiten worden nog bevestigd door het gebrek aan bereidheid van de Soedanese regering tot de uitlevering van twee Soedanese leiders, tegen wie het ICC een arrestatiebevel heeft uitgevaardigd, te weten minister, de heer A. Haroun en de leider van de aan de Soedanese regering gelieerde Janjaweed-militie, de heer A. Kosheib. Tegen deze twee heren is evenmin door het Soedanese rechtssysteem enig onderzoek of vervolging ingesteld. [12]
De tolerantie van de Arabische Liga voor oorlogsmisdaden
Echter, naar mijn mening is het meest schokkende aspect aan de bezwaren van de Arabische Liga haar impliciete bagatellisering van de in Darfoer gepleegde oorlogsmisdaden.
C MENSENRECHTENSCHENDINGEN DOOR BEIDE CONFLICTPARTIJEN:
Er vallen tal van mensenrechtenschendingen te noteren. Het gaat onder meer om luchtbombardementen op burgerdoelen, massaslachtingen, massaverkrachtingen en het rekruteren van kindsoldaten.
Dat gebeurt in een context waarbij, kort samengevat, de Soedanese regering vanaf 2003, met militaire steun van de zogenaamde Arabische ”Janjaweed-milities”, in de regio Darfoer een opstand van de Afrikaanse rebellengroeperingen, de SLA/M en JEM, probeert neer te slaan. In bijna alle gevallen echter is de strijd niet direct gericht tegen de rebellengroeperingen zelf, maar tegen de burgerbevolking, die dezelfde etnische achtergrond heeft als de rebellengroeperingen, namelijk de Fur, Zaghawa en Masalit.
Volgens het Humanitair Oorlogsrecht, is iedere militaire actie, die gericht is tegen de burgerbevolking, een oorlogsmisdaad. Vanaf 2003 tot de eerste helft van 2008, zijn er meer dan 200.000 burgers uit Darfoer gedood door zowel regeringstroepen als met de regering samenwerkende Janjaweed-milities. Hun dorpen zijn platgebrand en duizenden vrouwen en meisjes zijn verkracht. Ook is er sprake geweest van massale etnische zuiveringen, waardoor meer dan 2.5 miljoen burgers, op een geschatte bevolking van zes miljoen, van huis en haard zijn verdreven. Naar schatting 220.000 mensen zijn gevlucht naar het buurland Tsjaad, dat eveneens een rol speelt in het conflict. Ook in Tsjaad echter werden de vluchtelingen aangevallen en verkracht door de hen achtervolgende Janjaweed-milities, die werden gesteund door tegen de regering in opstand gekomen Tsjaadse rebellengroeperingen.
Ondanks de aanwezigheid van de AMIS (De vredesmacht van de Afrikaanse Unie) en haar opvolger UNAMID (UN Assistance Mission in Darfur), voor de bescherming van de vluchtelingen uit Darfoer en de EUFOR en MINURCAT (voor de bescherming van de Tsjaadse burgers), vinden mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden in onverminderde mate plaats, zowel in Tsjaad als Darfoer
In Darfoer hebben zowel de Soedanese regeringstroepen als de rebellengroeperingen zich schuldig gemaakt aan het blokkeren van voedselleveranties en medische hulpkonvooien aan de burgerbevolking. Verder zijn zowel de Soedanese autoriteiten als de rebellengroeperingen verantwoordelijk de ontvoering en militaire aanvallen op zowel burgers als internationale hulpverleners, het blokkeren van voedsel en medische hulpgoederen, alsmede het rekruteren van kindsoldaten. [13]
D. HET CONFLICT IN DARFOER
(voor de locatie van Darfoer, zie http://www.hrw.org/campaigns/darfur/map.htm)
Geen religieus conflict
In de eerste plaats moge duidelijk zijn, dat hier, geen sprake is van een religieus conflict, aangezien alle conflictpartijen en de burgers in Darfoer, moslims zijn. Echter, volgens de documentatie van de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (www.hrw.org), zijn gedurende aanvallen van het regeringsleger op verschillende delen van Darfoer in 2003 en 2004, tenminste 62 moskeen verwoest. [14]
Het etnische aspect van het conflict
Hoewel de nieuwsmedia veelvuldig refereren aan het zogenaamde ”Afrikaans-Arabische” conflict, is dit tenminste een verregaande simplificatie. Weliswaar behoren de aangevallen Darfoeriaanse burgers tot drie Afrikaanse stammen, maar zowel de aanvallende Soedanese regeringstroepen, als de aan de regering verbonden Janjaweed-milities, zijn zowel van Afrikaanse als Arabische komaf. Bovendien zijn er een aantal grotere Arabische stamgemeenschappen in Darfoer, die niet hebben deelgenomen aan het conflict en in relatieve vrede met de ”niet-Arabische” buurstammen leven. [15] Wel werd het, bij de escalatie van het conflict, steeds moeilijker een neutrale positie in te nemen. Hoe het ook zij, de ”Arabische” en ”Afrikaanse” stammen kunnen ruwweg worden ingedeeld in drie categorieën, hun (gedeeltelijk) gemengde komaf (uiteraard in alle mogelijke varianten, voortgekomen uit onderlinge huwelijken), hun taal en hun beroep.
Het merendeel der Afrikaanse stammen spreekt thuis geen Arabisch, in tegenstelling tot de Arabische of Arabisch georiënteerde stammen. En hoewel er geen strikte beroepsscheiding is, bestaat het merendeel der Afrikaanse stammen uit boeren en het merendeel der Arabische stammen uit herders. Dit onderscheid in beroep vormt een van de belangrijkste oorzaken tot het conflict.[16]
Hoewel van een etnisch conflict in de strikte zin dus niet gesproken kan worden, heeft de Soedanese regering met haar duidelijke steun aan de Arabische etnische milities en haar politiek van Arabisering, wel degelijk het etnische aspect van het conflict geïntensiveerd. [17]
Van een boer-nomadenconflict tot een humanitaire crisis
De oorsprong van het conflict in Darfoer is geworteld in het gebruikelijke conflict tussen (in casu Arabische) nomaden en (in casu Afrikaanse) boeren, vanwege de bij beide groepen horende verschillende economische levensstijl. De ergernis van de boeren werd veelal opgewekt door vernielingen van hun oogst en velden door de kuddes van de herders. In het verleden echter waren dergelijke geschillen steeds door middel van onderhandelingen tussen stamhoofden en schadeloosstellingen in goede banen geleid.
Door de aanhoudende droogte echter in de tweede helft van de 80 er jaren, evenals door politieke bemoeienissen van de Soedanese regering, werd het conflict geïntensiveerd. De aanhoudende droogte veroorzaakte een toestroom van Arabische stammen en na enkele jaren, systematische aanvallen op land en velden van Afrikaanse stammen, in het bijzonder de Fur, Marghalit en Zaghawa. Om het verhaal nog gecompliceerder te maken, vonden er soms ook gezamenlijke aanvallen plaats op het land van de Fur, door niet-Arabische Zaghawa nomaden (niet alle Zaghawa waren boeren) en de Arabische nomaden. [18]
De bemoeienis van de Soedanese regering en de intensifering van het conflict in de jaren 90
De basis van de huidige humanitaire crisis is voornamelijk te wijten aan het ingrijpen van de huidige Soedanese regering, die de rechten van de Afrikaanse boerenbevolking in Darfoer stelselmatig negeerde en de Arabische nomadenstammen privilegieerde. Die bevoordeling van de Arabische nomaden vond zijn geschiedenis in de rekrutering, door opeenvolgende Soedanese regeringen, van Arabische nomaden in het jarenlange conflict met de SPLA/M rebellen uit het Zuiden van Soedan. [19] Deze uit de Arabische nomadenstammen gevormde milities maakten zich samen met Soedanese regeringstroepen in Zuid-Soedan schuldig aan een serie ernstige oorlogsmisdaden tegen de burgerbevolking, waarbij bovendien ook de oliebelangen een overheersende rol speelden. [20] Vanuit dit gezichtspunt is het dan ook niet verwonderlijk, dat de Soedanese regering niet alleen de Arabische nomadenstammen in Darfoer bevoordeelde, maar tenslotte uit hen miliities recruteerde in de strijd tegen de Afrikaanse rebellengroeperingen.
Bij gelegenheid van een door de regering Bashir uitgevoerde administratieve reorganisatie in Darfoer kregen leden van Arabisch-etnische groeperingen belangrijke machtsposities, waardoor de Afrikaanse boerenstammen, met name Masalit, Fur en Zaghawa zich in hun traditionele machtspositie in Darfoer voelden bedreigd. [21] Door een nieuwe toestroom van Arabische nomadenstammen in de jaren 90 en de bevoordeling van de Arabische stammen door de Overheid escaleerde het conflict verder. Meer dan 186 Afrikaanse dorpen en tenminste een Arabisch dorp werden platgebrand, honderden burgers, meest Afrikaans, maar ook Arabisch, werden gedood en meer dan 5.000 Afrikaanse burgers werden verdreven van huis en haard [22]
Als reactie zette de Soedanese regering het leger in. Een verzoeningsconferentie in 1999 leidde tot compensatie voor zowel Afrkaanse en Arabische verliezen. Er werden afspraken over het gebruik van de waterreserves gemaakt en ook werd overeengekomen, dat de nomadenstammen pas na 28 februari van het daaropvolgende jaar naar het Zuiden (Darfoer dus, de stammen kwamen veelal uit het Noorden) zouden trekken. [23] In de praktijk echter leidde de overeenkomst niet tot verzoening, niet in de laatste plaats door de regeringssteun voor aanvallen van Arabische milities op dorpen van voornamelijk Masalit, alsmede de arrestatie van een groot aantal Masalit intellectuelen. Gedurende deze aanvallen werd ook een aantal Arabische stamhoofden en burgers gedood. [24]
Verzet: De opkomst van de rebellengroeperingen
Als reactie op de toenemende aanvallen op de Afrikaanse dorpen en de regeringsbevooroordeling van de Arabische nomadenstammen, kwamen uit de Masalit, Fur en Zaghawa (de aangevallen gemeenschappen), twee reeds genoemde rebellengroeperingen voort, de SLA/M [Sudan Liberation Army] en de JEM [Justice and Equality Movement]
De militaire confrontatie tussen de rebellengroepen enerzijds en de Soedanese regering en de door de regering gesteunde Janjaweed-milities, anderszijds, zou begin 2003 starten.
E. DE HUIDIGE HUMANITAIRE CRISIS VAN 2003 TOT 2008. DE BURGERBEVOLKING BETAALT DE HUMANITAIRE PRIJS
Vanaf februari 2003 intensifieerde het conflict in Darfoer, toen SLA en JEM een opstand startte tegen de Soedanese regering, waarbij regeringstroepen en de door de regering geformeerde milities werden aangevallen. Als reactie startten de regeringstroepen en in het bijzonder de Janjaweed-milities een aanval, die in de meeste gevallen niet gericht was tegen de rebellen, maar tegen de burgerbevolking, die behoorde tot dezelfde etnische achtergrond als de rebellen.
Mensenrechtenregels
Volgens het Internationaal Humanitair Oorlogsrecht dient bij iedere militaire aanval een strikt onderscheid gemaakt te worden tussen strijders (militairen en strijders) en niet-strijders (burgers). Iedere geplande aanval op burgers of burgerdoelen is een oorlogsmisdaad. [25] Wanneer er sprake is van een overlappende situatie (de aanwezigheid van strijders in een dorp of een stad) moeten alle mogelijke voorzorgsmaatregelen genomen worden om de burgerbevolking te beschermen. De zogenaamde willekeurige militaire aanval (waarbij militairen worden aangevallen, zonder enige voorzorgen tav de burgerbevolking) is verboden.
Het is evident, dat deze mensenrechtenregels tav de bescherming van de burgerbevolking dient te worden nageleefd door alle conflictpartijen, of er nu sprake is van een regulier leger, een militie, of een rebellengroepering. In dit conflict echter, hebben alle partijen zich schuldig gemaakt aan grootschalige mensenrechtenschendingen.
Luchtbombardementen, verkrachtingen, massaslachtingen en etnische zuiveringen
De burgerbevolking was doelwit van een combinatie van zowel willekeurige als geplande luchtbombardementen. In een groot aantal gevallen was in de dorpen en steden van aanwezigheid van rebellengroeperingen geen sprake. Velden werden in brand gestoken (de zogenaamde verschroeide aarde tactiek), wat de bevolking beroofde van haar middelen van bestaan en bovendien werd de burgerbevolking doelbewust afgesloten van voedsel en medische konvooien. [26] Vooral de Janjaweed-militie, maar ook de regeringstroepen zijn verantwoordelijk voor het systematisch platbranden van dorpen, het vernietigen van eigendommen (zoals huizen etc), het doden en martelen van dorpelingen en de systematische verkrachting van duizenden vrouwen en meisjes, niet alleen van de Fur, Zaghawa, Masalit, maar ook van andere stammen zoals de Berti, Tunjur, en andere niet-Arabische stammen. [27] De verkrachtingen worden systematisch ontkend door de Soedanese regering. [28]
Een andere ernstige mensenrechtenschending is het etnisch zuiveren van de niet-Arabische burgerbevolking. [29] Vanaf 2003 tot 2008 zijn meer dan 2,5 miljoen burgers van huis en haard verdreven en hetzij gevlucht naar Tsjaad (ruim 220.000), hetzij naar andere delen van Soedan. Grotendeels zijn hiervoor de Janjaweed-milities verantwoordelijk. Meer dan 200.000 burgers zijn gevlucht naar het buurland Tsjaad en verblijven daar in vluchtelingenkampen. Ook daar werden zij nog achtervolgd en aangevallen door voornamelijk Janjaweed-milities, maar ook door de Soedanese regeringstroepen. Etnische zuiveringen en massale verkrachtingen zijn misdaden tegen de menselijkheid.
Bij diverse gelegenheden heeft de Soedanese regering haar steun aan de Janjaweed milities ontkend, maar documenten van zowel Human Rights Watch en andere bronnen hebben op overtuigende wijze de verbondenheid tussen de regering en de Janjaweed-milities aangetoond. [30]
Oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen door de rebellengroepen [SLA and JEM]
Niet alleen de Soedanese regering en de Janjaweed milities, maar ook de rebellengroepen zijn verantwoordelijk voor oorlogsmisdaden tegen de burgerbevolking, zoals ontvoering, militaire aanvallen op burgers en het blokkeren van hulpgoederen en medische voorzieningen aan de bevolking. Eveneens is er sprake van ernstige schendingen van de rechten van het kind, door de rekrutering van kindsoldaten [31]
Tsjadische grens geen veilige vluchthaven
De grens bij Tsjaad, waarheen meer dan 220.000 Dafoerianen zijn gevlucht, is al evenmin een veilige haven, vanwege o.a. de aanwezigheid van Tsjadische rebellen (tegen de eigen regering), die de burgerbevolking mishandelen. Dat in combinatie met de aanvallen door de Janjaweed en de Soedanese regeringstroepen, maakt de situatie zeer onveilig. [32] De situatie wordt nog gecompliceerder door de traditionele spanningen tussen opeenvolgende de Soedanese en de Tsjadische regeringen, die beide elkaars rebellengroeperingen steunen.
Humanitaire gebeurtenissen in Tsjaad 2005-2007
Begin 2005 namen de militaire aanvallen op burgers, zowel in Darfoer als in Tsjaad af, gedeeltelijk vanwege een tijdelijk staakt het vuren tussen de Soedanese regering en de rebellengroepen . Een andere reden kan gelegen zijn in het bittere feit, dat de meerderheid van de dorpen reeds waren vernietigd en de inwoners verdreven. [33] De situatie verslechterde echter tegen het einde van 2005, toen de Tsjadische rebellen, gesteund door de Soedanese regering, bases opsloegen in Darfoer en vanuit daar aanvallen uitvoerden op Tsjaad. Dit resulteerde in militaire aanvallen tegen de Tsjadische regering, waaraan zowel Tsjadische als Janjaweed milities deelnamen. Deze aanvallen waren echter eveneens gericht tegen zowel de Tsjadische als de daarheen gevluchte Darfoeriaanse burgerbevolking [34]
De meest recente aanvallen hadden plaats in maart 2007, toen tenminste 200 mensen werden gedood in een dorp vlakbij de grens met Soedan. Honderden waren reeds gedood in aanvallen op meer dan 70 dorpen in november 2006. [35]
Internationale reactie
In september 2007 gaf de VN Veiligheidsraad groen licht voor een gecombineerde EU/VN missie ter bescherming van burgers in het Oostelijk gedeelte van Tsjaad (het grensgebied met Soedan, waar zich een groot aantal Darfoeriaanse vluchtelingen bevinden). De missie was samengesteld uit EUFOR, een 3700 sterke EU militaire macht, en MINURCAT, een VN humanitaire organisatie, die werd belast met het trainen van politie-eenheden en het verbeteren van het rechtssysteem.
Van 2005-2008: Rebellengroepen, mensenrechtenschendingen en wisselende bondgenootschappen
In bovenstaande zijn de oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen van de rebellengroepen reeds genoemd, zoals ontvoering en aanvallen op burgers en internationale hulpverleners, blokkades van medische, hulpgoederen en voedselkonvooien voor de burgerbevolking en het rekruteren van kindsoldaten. Echter, ook in het verzet tegen de Soedanese regering was geen sprake van eenheid, maar wisselende bondgenootschappen en het uiteenvallen van verzetsorganisaties.
In november 2005 viel de SLA uiteen in twee partijen, wat zich herhaalde na de ondertekening door SLA leider, de heer Minawi, van het Darfoer-vredesverdrag in mei 2006.
Tevens veranderde Minawi radicaal van alliantie, door zijn aanstelling als persoonlijk assistent van de Soedanese president. Na de ondertekening van dit vredesverdrag vonden botsingen plaats tussen de SLA Minawi-strijders en de andere rebellengroepen, hetgeen opnieuw een stroom vluchtelingen veroorzaakte. [36] In de huidige situatie (april 2008) is er een groot aantal splinterpartijen van de SLA en JEM.
2004 tot 2008: AMIS en UNAMID en het gebrek aan medewerking van de Soedanese regering
Ondanks de beweringen van de Soedanese regering is er altijd een gebrek aan samenwerking geweest met de daar aanwezige vredesmachten, met betrekking tot de bescherming van de burgers in Darfoer. Sinds 2004 is de AMIS (de Afrikaanse vredesmacht) niet alleen voortdurend tegengewerkt door de Soedanese autoriteiten, zowel het Soedanese leger als de rebellengroeperingen hebben de AMIS vredestroepen bij verschillende gelegenheden aangevallen.
Nog afgezien daarvan was het aantal vredestroepen te gering om de burgers afdoende te kunnen beschermen. Op 1 januari 2008 werd de AMIS omgezet in de UNAMID, een gecombineerde vredesmissie van de VN en de Afrikaanse Unie, na de goedkeuring van VN Veiligheidsraadresolutie 1769, waarin Soedan instemde in juli 2007, al was het niet van harte.
Het UNAMID-mandaat heeft een maximum capaciteit van 26.000 militairen. Op 31 december waren er reeds 9000 militairen (afkomstig van de voormalige AMIS) aanwezig. Aangezien echter noch de Soedanese regering, noch de verschillende rebellengroeperingen bereid zijn tot een daadwerkelijke samenwerking met UNAMID, blijft de humanitaire situatie van de Darfoeriaanse bevolking precair.
In de afgelopen maanden zijn zowel de UNAMID als internationale hulpverleners diverse malen beschoten. In juli 2008 zijn zeven leden van de VN vredesmacht gedood en 22 verwond, na te zijn omsingeld door een plaatselijke militiegroepering. Een ander obstakel voor UNAMID is technologisch gezien, het onvermogen om in een zo uitgestrekt gebied te opereren, waardoor effectieve bescherming van de burgerbevolking niet kan worden gegarandeerd. Op 1 augustus 2008 is het mandaat van de vredesmissie UNAMID verlengd met een jaar. [37]
Vanaf 2008: mensenrechtenschendingen
De verslechtering van de humanitaire situatie van de burgerbevolking in 2006 en 2007, heeft zich verder doorgezet in 2008. Reeds genoemd is het gebrek aan medewerking van de Soedanese regering en de rebellengroeperingen met de UNAMID en de aanvallen op de UNAMID-militairen en zelfs internationale hulpverleners.
In de periode van januari en april 2008 werden vier internationale hulpverleners gedood in Darfoer en 102 ontvoerd. Bovendien werden 29 chauffeurs vermist, die in dienst waren van het Wereld Voedselprogramma om de voedseldistributie te verzorgen. In diezelfde periode werden tenminste 14 humanitaire hulpkonvooien aangevallen door niet nader te identificeren gewapende personen en werden er vier opslagplaatsen vernietigd en geplunderd. Hierdoor werden tenminste 100.000 mensen afgesneden van humanitaire hulp.
Mensenrechtenschendingen door de Soedanese regering
De Soedanese regering zette haar luchtbombardementen op burgerdoelen voort en tegelijkertijd intensifeerden de Janjaweed-milities hun aanvallen op de burgerbevolking. Een indringend voorbeeld hiervan is februari 2008, toen regeringstroepen en aan hen gelieerde milities een aantal gecoördineerde aanvallen uitvoerden op drie dorpen in West-Darfoer, te weten Sirba, Silea en Abu Suroj. Terwijl de regeringstroepen luchtbombardementen uitvoerden, vielen de Janjaweed-milities als ”grondtroepen” te paard aan, waarbij dorpen geplunderd en daarna in brand gestoken werden. Tenminste 100 burgers werden gedood en 10 vrouwen verkracht.
De daaropvolgende weken hadden in de regio Jebel Mun, gevechten plaats tussen regeringstroepen en de rebellengroeperingen JEM en SLA. Ook deze gevechten gingen gepaard met aanvallen op burgers, die werden beschoten en gedood. [38]
2008: mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden door rebellen en ex-rebellengroepen Zoals reeds vermeld ondertekende in 2006 de toenmalige SLA rebellenleider de heer Minawi het Darfoer vredesverdrag met de Soedanese regering, hetgeen een splitsing veroorzaakte binnen de SLA. Als gevolg daarvan vonden er botsingen plaats tussen de strijders van Minawi en andere rebellengroeperingen, die het Darfoer vredesverdrag niet hadden ondertekend.
Dit kostte opnieuw een menselijke tol, namelijk de verdrijving van vele burgers, waaronder in het bijzonder mensen uit Korma en Tawila. [39] Overigens ondertekenden ook andere rebellenleiders overeenkomsten met de Soedanese regering, wat leidde tot een verdere versplintering van de rebellenorganisaties.
Na 10 mei 2008: massale Soedanese regeringsarrestaties en verdere mensenrechtenschendingen
Na een aanval van de rebellenorganisatie JEM op Ondurman (een onderdeel van de Soedanese hoofdstad Khartoum), gingen de Soedanese authoriteiten over op willekeurige arrestaties van honderden mannen, vrouwen en kinderen. Niet alleen waren deze arrestaties willekeurig, omdat er geen specifieke aanklachten waren (wat verboden is volgens het Internationaal Recht), eveneens ontstond de sterke indruk, dat hier sprake was van discriminatoire arrestatie op basis van etniciteit. De arrestanten behoorden namelijk tot dezelfde etnische groepering als de leden van de rebellengroep JEM.
Ook is de arrestatie van kinderen, zeker gezien het willekeurige karakter en het feit dat volgens het Internationaal Recht de arrestatie van kinderen het uiterste middel dient te zijn, in strijd met het Kinderrechtenverdrag. [40] Nog afgezien van die willekeurige arrestaties was er sprake van slechte detentieomstandigheden, foltering en het ”verdwijnen” of ”incommunicado” houden van gevangenen. [41]
Juli 2008: oneerlijke processen in Soedan met doodvonnissen tot gevolg
In verband met die JEM-aanval op Ondurman hebben bijzondere Soedanese anti-terreurgerechtshoven 30 echte of vermeende rebellen ter dood veroordeeld, na een oneerlijk proces, waarin de rechten van de verdachten zijn geschonden. [42]
F. ICC ONDERZOEK BETREFFENDE PRESIDENT BASHIR: SOEDANESE LOBBYPOGINGEN VOOR STRAFFELOOSHEID. ROL VAN DE AFRIKAANSE UNIE
In reactie op de aankondiging van een eventueel ICC arrestatiebevel voor president Bashir, heeft de Soedanese regering een diplomatieke campagne gelanceerd ter opschorting van een verder ICC onderzoek. De Soedanese regering heeft zelfs gesuggereerd, dat een eventueel ICC arrestatiebevel zou worden beantwoord door vergeldingsacties tegen burgers, internationale hulpverleners en leden van de vredesmissie in Darfoer.
Het is evident, dat de Veiligheidsraad niet dient te zwichten voor een dergelijke politieke chantage van de Soedanese regering, die de internationaal-rechtelijke verplichting heeft, de mensenrechten van zowel burgers als hulpverleners te respecteren. Toch heeft de Afrikaanse Unie, overreed door de Soedanese regering, de VN Veiligheidsraad verzocht, het ICC onderzoek voor 12 maanden uit te stellen, refererend aan artikel 16, Statuut van Rome. [43]
Los van deze moreel verwerpelijke stap, zou een uitstel, door de VN-Veiligheidsraad, van de eventuele ICC aanklachten tegen president Bashir, kunnen leiden tot straffeloosheid. Bovendien kan hierdoor het verkeerde signaal gegeven worden aan andere regeringen, politici en staatslieden, dat het mogelijk is, weg te komen met ernstige mensenrechtenschendingen, oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid.
EPILOOG
De jarenlange tegen de Darfoeriaanse bevolking gepleegde mensenrechtenschendingen in ogenschouw nemend, is het evident, dat de kritiek van de Arabische Liga op het ICC onderzoek naar een eventueel arrestatiebevel tegen president Bashir niet alleen misplaatst, maar ook moreel gezien verwerpelijk is. Verder is het te hopen, dat de VN-Veiligheidsraad het Afrikaanse verzoek tot uitstel van verder ICC onderzoek tegen president Bashir zal weigeren. Ook verdient het aanbeveling, dat de ICC Hoofdaanklager zich realiseert, dat een dergelijk onderzoek naar eventuele oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen in Darfoer, eveneens zou moeten starten tegen de rebellengroeperingen… zodat gerechtigheid in Darfoer kan geschieden.
Aanvullende informatie:
http://www.icc-cpi.int/library/about/officialjournal/Rome_Statute_120704-EN.pdf
Persbericht Human Rights Watch
http://www.hrw.org/english/docs/2008/07/14/sudan19335.htm
http://hrw.org/english/docs/2008/07/18/sudan19400.htm
http://www.hrw.org/doc?t=africa&c=darfur
Noten:
[1] Kritiek van de Arabische Liga, zie:
http://www.thenational.ae/article/20080720/FOREIGN/488464583/1043
http://www.reuters.com/article/newsMaps/idUSL1633478620080716
Persbericht van het Internationaal Strafhof over de inleiding van de zaak tegen Ahmad al Bashir: http://www.icc-cpi.int/press/pressreleases/406.html
[2] Het Statuut van Rome:
http://www.icc-cpi.int/library/about/officialjournal/Rome_Statute_English.pdf
[3] http://www.icc-cpi.int/library/about/officialjournal/Rome_Statute_English.pdf
[4] Zie artikel 5,2 Statuut van Rome
http://www.icc-cpi.int/library/about/officialjournal/Rome_Statute_English.pdf
[5] http://www.icc-cpi.int/library/about/officialjournal/Rome_Statute_English.pdf
http://hrw.org/campaigns/icc/qna.htm
Tekst artikel 27, nr 1, Statuut van Rome:
”This Statute shall apply equally to all persons without any distinction based on official capacity.
In particularly, official capacity as a Head of State or Government, a member of a Government or parliament, an elected representative or a government official, shall in no case exempt a person from criminal responsibility under this Statute, nor shall it, in and of itself, constitute a ground for reduction of sentence”
[6] http://hrw.org/english/docs/2008/07/14/sudan19335.htm
[7] http://www.icc-cpi.int/about/ataglance/faq.html#faq4
[8] http://www.un.org/News/dh/sudan/com_inq_darfur.pdf
en http://hrw.org/reports/2005/darfur1205/8.htm#_Toc121546243
Het volledige Human Rights Watchrapport: http://hrw.org/reports/2005/darfur1205/
[9] http://hrw.org/reports/2005/darfur1205/8.htm#_Toc121546243
http://www.sudantribune.com/spip.php?article8971
[10] Inhoud decreet:
Temporary Decree, People’s Armed Forces Act 1986, Amendment 2005
Seeking Permission to Institute Criminal Procedures Against Any Officer, Ranker or Soldier
There shall not be taken any procedures against any officer, ranker or soldier who committed an act that may constitute a crime done during or for the reason of the execution of his duties or any lawful order made to him in this capacity and he shall not be tried except by the permission of the General Commander or whoever authorized by him.
Made under my signature August 4th 2005, Omer Hassan Ahmed Al Bashir
Deze bron is afkomstig van: http://hrw.org/reports/2005/darfur1205/8.htm#_ftn190
Zie: http://hrw.org/reports/2005/darfur1205/8.htm#_Toc121546243
[11] http://www.hrw.org/backgrounder/ij/sudan0606/
[12] http://hrw.org/english/docs/2007/02/23/darfur15402.htm
[13] http://www.hrw.org/reports/ 2005/darfur1205/2.htm#_ Toc121546209
http://www.hrw.org/english/ docs/2004/05/05/darfur8536.htm
http://hrw.org/englishwr2k8/ docs/2008/01/31/sudan17759.htm
[14] http://www.hrw.org/reports/2004/sudan0504/appendixc.pdf
http://www.hrw.org/english/ docs/2004/05/05/darfur8536.htm
[15] http://www.hrw.org/english/ docs/2004/05/05/darfur8536.htm
[16] http://www.hrw.org/reports/ 2004/sudan0404/3.htm#_ Toc68525371
[17] Arabisering: De politieke promotie van de Arabische cultuur ten nadele van de locale Afrikaanse stamcultuur en bijbehorende tradities. Het was echter geen religieus conflict, aangezien alle Darfoerianen, van Afrikaande of Arabische komaf, moslims zijn.
[18] http://www.hrw.org/reports/ 2004/sudan0404/3.htm#_ Toc68525371
[19] In tegenstelling tot Darfoer, had het conflict tussen de Soedanese regering en de rebellen in Zuid-Soedan een sterk religieus karakter, aangezien het merendeel der Zuid-Soedanezen hetzij christen zijn, hetzij animistisch belijdend. Cruciaal is, dat het conflict eveneens werd geintensifeerd door de politiek van diverse oliemaatschappijen ter verdrijving van de autochtone bevolking uit hun leefgebieden, veelal met behulp van Soedanese regeringstroepen en milities. http://www.hrw.org/reports/ 2004/sudan0404/3.htm#_ Toc68525371
onder 4: Zie http://www.hrw.org/reports/ 2004/sudan0404/3.htm#_ftn4
[20] Betreffende de oliebelangen in het Zuiden: Zie rapport Amnesty International: The human price of oil http://www.amnesty.org/en/library/asset/AFR54/001/2000/en/002430dc-b228-11dc-b033-974214843c58/afr540012000en.pdf. Zie ook rapportage Human Rights Watch: http://www.hrw.org/reports/ 2003/sudan1103/
[21] http://hrw.org/reports/2004/ sudan0504/4.htm#_Toc71531689
[22] http://hrw.org/reports/2004/ sudan0504/4.htm#_Toc71531689
[23] http://hrw.org/reports/2004/sudan0504/4.htm#_Toc71531689 en http://hrw.org/reports/2004/sudan0504/4.htm#_ftn9, onder 9
[24] http://hrw.org/reports/2004/sudan0504/4.htm#_Toc71531689
[25] http://www.icrc.org/web/eng/siteeng0.nsf/htmlall/668BF8
[26] http://www.hrw.org/reports/2004/sudan0404/4.htm#_Toc68525375
http://www.hrw.org/reports/2004/sudan0404/4.htm#_ftn17
Journalisten en leden van humanitaire hulporganisaties werden bedreigd en geïntimideerd en de toegang tot medicijnen en hulpgoederen voor de burgerbevolking werd geblokkeerd door de Soedanese autoriteiten.
[27] http://hrw.org/reports/2008/darfur0408/
[28] http://hrw.org/reports/2008/darfur0408/6.htm#_Toc194408679
[29] Etnische zuivering houdt in de verdrijving van een bepaalde etnische populatie uit haar land of leefgebied. Volgens het Internationaal Recht is het een misdaad tegen de menselijkheid.
[30] http://www.hrw.org/english/docs/2004/07/19/darfur9096.htm
”See among others, Human Rights Watch reports: Darfur in Flames: Atrocities in Western Sudan, Vol.16, No.5 (A), April 2004; Darfur Destroyed: Ethnic Cleansing by Government and Militia Forces in Western Sudan, Vol.16, No. 6(A), May 2004; Report of the High Commissioner on the Situation of Human Rights in the Darfur region of the Sudan, E/CN.4/2005/3, U.N. Office of the High Commissioner of Human Rights, May 3, 2004; Darfur: Too Many People Killed for No Reason, Amnesty International, February 3, 2004. ”
Zie ook: http://www.hrw.org/english/docs/2004/07/19/darfur9096.htm#1. Onder 1
[31] http://www.hrw.org/reports/2005/darfur1205/2.htm#_Toc121546209
http://www.hrw.org/reports/2004/sudan0404/2.htm#_Toc68525358
http://www.hrw.org/reports/2004/sudan0504/9.htm#_Toc71531717
[32] http://www.hrw.org/reports/2004/sudan0404/2.htm#_Toc68525358
http://www.hrw.org/reports/2004/sudan0504/9.htm#_Toc71531717
[33] http://www.hrw.org/reports/2004/sudan0404/3.htm#_Toc68525373
http://hrw.org/backgrounder/africa/darfur0505/
http://www.hrw.org/english/docs/2004/05/05/darfur8536.htm
[34] http://www.hrw.org/english/docs/2004/05/05/darfur8536.htm
[35] http://www.hrw.org/english/docs/2004/05/05/darfur8536.htm
http://www.hrw.org/backgrounder/africa/chad0206/
[36] http://hrw.org/englishwr2k8/docs/2008/01/31/sudan17759.htm
[37] zie onder: Q & A: Crisis in Darfur op: http://www.hrw.org/english/docs/2004/05/05/darfur8536.htm
[38] Aanvallen februari 2008:
http://hrw.org/reports/2008/darfur0508/
[39] http://hrw.org/reports/2007/sudan0907/
http://unamid.unmissions.org/Default.aspx?tabid=55&ctl=Details&mid=376&ItemID=196
http://en.wikipedia.org/wiki/United_Nations_African_Union_Mission_in_Darfur
[40] Kinderrechtenverdrag: http://www1.umn.edu/humanrts/instree/k2crc.htm
http://hrw.org/reports/2008/darfur0608/
[41] Onder incommunicado wordt verstaan, totale isolatie van gevangenen, zonder enig contact met de buitenwereld, zelfs niet met een advocaat. Dit is verboden volgens het Internationaal Recht. http://www.hrw.org/english/docs/2004/05/05/darfur8536.htm
http://hrw.org/reports/2008/darfur0608/
[42] http://hrw.org/english/docs/2008/06/25/sudan19200.htm
http://hrw.org/english/docs/2008/08/06/sudan19549.htm
[43] http://hrw.org/english/docs/2008/09/22/sudan19866.htm
http://hrw.org/english/docs/2008/08/15/sudan19626.htm
http://hrw.org/english/docs/2008/07/16/sudan19369.htm
(Uitpers, nr 103, 10de jg., november 2008)