Herman Van Goethem (ed.), Sonia Blumenstein, het gebroken uur, oorlogsherinneringen van een Joods meisje in Antwerpen, De Vries-Brouwers, Antwerpen, 2010, 120 blz. ISBN 978905341994
Bruno De Wever, Martine Van Asch en Rudi Van Doorslaer, Gekleurd verleden, familie in oorlog, Lannoo, Tielt, 2010, 167 blz. ISBN 9789020993394
Dirk Martin en Lieven Saerens, Steden in oorlog, Antwerpen 1940-1945, Meulenhoff/Manteau, 2010, 164 blz. ISBN 9789085422488
De Tweede Wereldoorlog ligt nu al 66 jaar achter ons, maar blijft nog steeds een onverwerkte periode. Ook in Antwerpen en Gent. Een jongere generatie historici onderzoekt nu op een serene en vulgariserende manier die woelige oorlogsjaren vanuit stedelijk perspectief. Walter Lotens besprak drie recente publicaties.
Vergeven en vergeten?
De Tweede Wereldoorlog als studieobject is lange tijd een taboe-onderwerp geweest voor historici. Wie er zich aan waagde had meestal geen historische, maar eerder ideologische bedoelingen. De vele obscure publicaties van gefrustreerde Vlaams-nationalistische auteurs zijn hiervan mooie voorbeelden. Maar ook de uitsluitende weerstandersblik heeft geleid tot zware vertekeningen. Tien jaar geleden heeft Charta 91 een belangrijke voorzet gegeven om op een andere manier met dat beladen verleden om te springen door een studiedag (met boek) te organiseren rond de vraag ‘Collaboratie in Vlaanderen. Vergeten en vergeven?’ Inleider en medesamensteller Eric Corijn stelt daarin dat het oorlogsverleden – en vooral de dubieuze omgang ermee – diep in de poriën van de Vlaamse samenleving zijn doorgedrongen. Een discussie over het oorlogsverleden moet volgens hem niet enkel leiden tot begrip en vergeving, maar vooral tot een grotere mentale weerbaarheid. Er moet niet enkel een bladzijde worden omgeslagen, de volgende bladzijden mogen niet in dezelfde inkt, gekleurd door argumenten en mentaliteiten uit de jaren dertig geschreven worden. Dat vinden de auteurs van de drie boeken over het oorlogsverleden van Antwerpen ook. Enkele ervan schreven trouwens aan het Charta-boek.
‘Nadat decennialang foute keuzes om politieke redenen werden verschoond of zelfs verdedigd, is de oorlogsgeschiedenis (om dezelfde politieke redenen?) tot voltooid verleden tijd verklaard,’ zeggen Bruno De Wever, Martine Van Asch en Rudi Van Doorslaer in de inleiding van ‘Gekleurd verleden’. En zij vervolgen: ‘Verzoening is noodzakelijk om een gezamenlijke toekomst mogelijk te maken. Maar hoe bereikt men verzoening? In ieder geval niet door het onverschoonbare te verschonen, daar zijn alle partijen het tegenwoordig over eens.’ (p.12) Hoe dan wel volgens hen? ‘Door het kennisnemen van het verleden, van elkaars verleden.’
Dat gebeurt in de drie nieuwe publicaties op een zeer specifieke manier.
Gekleurd Verleden
Dit boek is het product van de samenwerking tussen samenstellers van de tentoonstelling ‘Gekleurd verleden. Familie in oorlog’ in de Gentse Sint-Pietersabdij. Het boek brengt tien verhalen van families van zeer diverse pluimage bij de bevrijding in de herfst van 1944. Het zijn tien getuigenissen: van een Gents meisje van wie het hotel van haar ouders door de Duitsers werd geconfisqueerd, van een dokter die de oorlog uit verschillende invalshoeken kon meemaken, van een jongen van wie de vader verplicht tewerkgesteld werd in Duitsland, maar ook het verhaal van iemand die bij de Dietse Meisjesscharen, een jeugdbeweging van het VNV was, van een oostfrontstrijder en van een boerenzoon en werkweigeraar. Daarnaast komt ook het verzet in beeld door een getuigenis van een verzetsvrouw en het verhaal van iemand die in de clandestiene pers werkte, van een meisje dat opgroeide in een Vlaams gezin dat een Joods familie onderdak bood en van de Joodse uitbaatster van de beroemde Gentse patisserie Bloch.
De verhalen die meestal in het Gentse spelen willen ook de relatie en de dialoog tussen geschiedenis en herinnering zichtbaar maken. Dat gebeurt door elk verhaal te laten becommentariëren door een historicus die thuis is in een deeldomein van de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. ‘Gekleurd Verleden’ is zeker geen banalisering geworden van de Tweede Wereldoorlog in onze contreien. Het boek (en ik neem aan ook de tentoonstelling die ik nog niet bezocht) is een prachtig staaltje van hoe op een aantrekkelijke manier, via verhalen en vaak sublieme foto’s, ‘doorsneden’ van verschillende levens vanuit zeer verschillende optieken kan worden weergegeven.
Het gebroken uur
De tweede in de rij is een klein en intiem boekje dat het tragische familieverhaal brengt zoals het werd opgetekend door een Joods meisje uit de Terliststraat in het hart van de Antwerpse Jodenbuurt. Het gaat over de oorlogsherinneringen van Sonia Blumenstein die in 1979 ‘Het gebroken uur’ publiceerde dat door Alwin Keyman voor theater werd bewerkt. De Antwerpse historicus Herman Van Goethem, gespecialiseerd in de Tweede Wereldoorlog, schreef een bijzonder boeiende inleiding bij ‘Het gebroken uur’ Volgens hem is de familie van Sonia representatief voor wat er met Joodse families tijdens de Tweede Wereldoorlog is gebeurd. Het ging om een niet bepaald gefortuneerd milieu van diamantklievers en ambachtslui. De enkele Belgen in de familie ontkomen langer aan wegvoering dan de anderen. De moeder van Sonia, een Belgische, probeert onder te duiken maar stelt op een bepaald ogenblik vast dat het geld op is. Dat draagt bij tot haar aanhouding einde 1943. Ze vertrekt in januari 1944 vanuit de Mechelse Dossinkazerne op transport en kan de zestien maanden tot mei 1945 net overleven. Haar twee Belgische kinderen, Sonia en Axel, worden niet gedeporteerd en ook haar schoonzus Moenia kan met haar kindje de dodendans ontkomen door naar Frankrijk en Zwitserland te vluchten. Dat betekent dus vier-niet gedeporteerden, en één overlevende van de kampen. Van Goethem verwijst in zijn inleiding ook even naar het tragische lot van een andere Antwerpse Joodse familie om aan te duiden dat men toen niet met zekerheid wist welk lot de getransporteerden te wachten stond. Vader Löwenwirth raadde zijn drie kinderen aan om zich aan te geven (en zo hun vel te redden), maar ze zouden de oorlog niet overleven. Moeder Löwenwirth en haar dochter Esther doken echter onder en bleven in leven. Doordat Van Goethem uitvoerig met Sonia Blumenstein kon spreken kon hij haar herinnering ook confronteren met wat er in werkelijkheid is gebeurd en zo begreep Sonia pas veel later dat zij verkeerdelijk dacht dat haar buurmeisje Esther uit de Terliststraat was weggevoerd. ‘Het gebroken uur’ is een waardevol kleinood dat wat mij betreft best vergeleken kan worden met de bestseller ‘Haar naam was Sarah’ (en de film daarop gebaseerd) van Tatiana de Rosnay. ‘Het gebroken uur’ heeft een zekere meerwaarde op die roman omdat de herinnering of de verbeelding van de romancier getemperd wordt door de aanwezigheid van de nuchtere historicus.
Antwerpen 1940-1945
Het fotoalbum ‘Steden in oorlog, Antwerpen 1940-1945’ wil via de fotografie een betere kijk bieden op de geschiedenis van (Groot-) Antwerpen tijdens de periode 1940-1945. De historici Dirk Martin en Lieven Saerens waarschuwen in hun inleiding dat fotografie niet het beeld van de werkelijkheid toont, maar een voorstelling is van meerdere werkelijkheden. Zij omzeilen deze boobytrap door het overvloedige fotomateriaal in te bedden in een sterk historische duidende tekst. Zij hebben bij de samenstelling geopteerd voor een chronologisch thematische aanpak, waarbij de chronologie dienst doet als analyseschema om attitudes en gedragingen juist te beoordelen. Het fotoboek is opgebouwd rond: de militaire gebeurtenissen van 1940, het nieuwe bestuur, macht en Nieuwe Orde, de economie, arbeid en dagelijks leven, engagement zowel in collaboratie en verzet en als afsluiter de vervolgingen en de bevrijding. De auteurs hebben uit heel wat bronnenmateriaal geput waarbij het studie- en documentatiecentrum SOMA een zeer belangrijke inbreng heeft gehad. Dit boek bevat een ongelooflijke rijdom aan uitstekend gestructureerd beeldmateriaal: ik heb er urenlang in gekeken en zal dat nog vaak blijven doen.
Jodenvervolging en collaboratie
In de twee werken over Antwerpen wordt uitvoerig op de Jodenvervolging in de metropool ingegaan. Wat was daarin de rol van de lokale overheden? Herman Van Goethem schrijft dat de lokale overheden overal hebben meegewerkt aan de uitvoering van de Duitse verordeningen tot deportatie. Antwerpen en Brussel waren echter het meest betrokken omdat daar de grootste Joodse concentraties woonden. Het verschil in de opstelling van beide steden was echter groot. Lieven Saerens schrijft dat Antwerpen een uitzonderlijk deportatiecijfer had. Naar schatting 66 procent van de op het moment van de deportaties in Groot-Antwerpen levende Joden werden gedeporteerd. Ter vergelijking: uit Groot-Luik, Groot-Brussel en Groot-Charleroi werd er naar schatting respectievelijk 34, 37 en 38 procent gedeporteerd. In augustus-september 1942 nam de Antwerpse politie op vraag van de Duitsers herhaaldelijk deel aan de razzia’s op Joden. Dirk Martin en Lieven Saerens haasten zich echter erbij te zeggen dat het bij collaboratie, zoals ook bij verzet, steeds om een beperkte groep gaat. ‘De meerderheid van de bevolking bleef gedurende de hele bezetting een passieve toeschouwer, bezig met eigen lief en leed, en met beslommeringen zoals voedselbevoorrading en werk.’ (p. 100).
Waarom dan toch zoveel Jodenvervolging en collaboratie in Antwerpen? Dirk Martin en Lieven Saerens: ‘Reeds vóór de oorlog was Antwerpen een broeinest van nationaal-socialistische en anti-Joodse groupuscules. Antwerpen telde samen met Gent het grootst aantal VNV-leden van het land. Aan het hoofd van de VNV stond onderwijzer Staf De Clercq, in 1942 opgevolgd door doctor in de geschiedenis Hendrik Elias. In september 1940 kwam de Algemene SS-Vlaanderen als concurrent van het VNV opdagen. Ze telde heel wat Antwerpenaren onder haar stichters en ook de opeenvolgende leiders waren veelal Antwerpenaren. Het Antwerpse leverde trouwens het grootste aantal SS’ers. In het Antwerpse Schoten bestond een SS-school, waar naast fysieke en militaire oefeningen, ook theoretische lessen werden gegeven. Een andere concurrent van het VNV was DeVlag van de Deurnese leraar en doctor in de Germaanse filologie Jef Van de Wiele, tevens lid van de Vlaamse SS. (p. 100, 101, 102 en 103). Ook Herman Van Goethem beaamt dat rechts einde jaren dertig diep verankerd zat in Antwerpen en dat bleek uit het toenemende antisemitisme aldaar. Volgens hem werd het niet enkel uitgedragen door Nieuwe Ordegroeperingen, maar nestelde het zich ook in de lokale katholieke partij. In die globale context, zo merkt hij op, is het hoogst relevant dat tijdens de bezetting Léon Delwaide in Groot-Antwerpen burgemeester werd en dus ook hoofd van de politie: ‘Als oorlogsburgemeester waakte de christendemocraat Delwaide erover dat de bezetter niets in de weg werd gelegd,’ schrijft Herman Van Goethem (p. 16).
Historicus en journalist
Wie over de oorlogsjaren in Antwerpen en Gent gedegen, goed geschreven en sterk gedocumenteerde informatie wil raadplegen kan niet zonder die drie boeken. Het heel bijzondere is dat zij zich bewegen op het raakvlak van twee terreinen die doorgaans weinig of niets met elkaar te maken hebben. De historicus is journalist geworden of omgekeerd en dat is een bijzonder vruchtbare ontmoeting geworden.
(Uitpers
nr. 133, 12de jg., juli-augustus 2011)