Ver van het strijdtoneel stuurt een heersende kaste vliegende, dodende robots af op een bevolking die haar wereldheerschappij betwist. Het is het jaar 5060 in het klassieke stripverhaal ” De valstrik'” van Edgar P. Jacobs. De held Mortimer helpt verzetslui om de greep van die genadeloze kaste te breken. Toekomstfantasie? Door de automatisering en privatisering van de huidige oorlogvoering lijkt zo’n toekomst niet langer ondenkbaar.
Naast de inzet van beroepsmilitairen is die van huurlingen en vliegende robots (drones) werkelijkheid in Afghanistan, Irak, Pakistan, Jemen, Colombia, Gaza en nu ook Libië. Zo wordt oorlog stilaan onttrokken aan controle van parlement en publiek, het werk van een machtige kleine groep.
De aldoor meer gesofistikeerde militaire technologie én de Amerikaanse ervaringen in Vietnam hebben veel westerse regeringen ertoe aangezet om de dienstplicht af te schaffen. Dienstplichtigen werden vervangen door beroepsmilitairen, legers werden beroepslegers. Dat had verreikende politieke gevolgen.
In Vietnam leerden de Amerikaanse politieke leiders hoe gevaarlijk het is als duizenden lijkzakken van Amerikaanse dienstplichtigen van het oorlogsfront naar huis worden gestuurd. Dat doet de familie en de hele bevolking op het thuisfront nadenken over wat in hun naam wordt aangericht in het verre oorlogsgebied. Ze beginnen dan vragen te stellen over de redenen die de leiders hebben opgegeven om de oorlog te organiseren. De kans is dan groter dat ze ontdekken dat achter de officiële redenen een heel andere agenda steekt, die vooral de belangen van de heersende elite op het oog heeft.
Werd de oorlog in Vietnam nog ingekleed met argumenten over “verdediging van de vrije wereld”, dan worden militaire interventies de jongste jaren steevast voorgesteld als “humanitaire interventies” (tussen haakjes: ook het lucratieve Congo-avontuur van koning Leopold II werd voorgesteld als humanitaire operatie: zwarten bevrijden van Arabische slavenhandelaars en beschaven). De westerse militaire interventies zouden bedoeld zijn om “democratie te bevorderen”, “wapens voor massavernietiging te verwijderen”, “drugshandel te bestrijden”, “terrorisme uit te roeien” of, zoals nu in Libië, “burgers te beschermen”. De feitelijke agenda, de gewapende bevordering van politiek-economische belangen en de lucratieve mogelijkheden voor de militaire industrie, blijft dan verborgen. Die is ingekleed met de nobele woorden en met de halve waarheden waarmee de interventies aan parlementen en publiek worden verkocht. Veel politici en media doen mee aan die misleiding van de opinie.
Bij militaire interventies (tussen haakjes: het zijn rijke landen die zo’n aanvallen ondernemen bij arme, niet omgekeerd) worden nu beroepsmilitairen in de plaats van dienstplichtigen gebruikt. Dat is politiek veel minder riskant voor de politieke en economische elite die tot de interventies heeft besloten. Want dat beroert het thuisfront minder dan de vroegere inzet van dienstplichtigen. Nog minder riskant wordt het als de soldaten minder kwetsbaar worden of door huurlingen en robots kunnen worden vervangen. Dan wordt oorlog verder losgekoppeld van de brede bevolking thuis.
Op de technologie (beschermende kledij, elektronisch overzicht van het strijdtoneel, communicatie en vuurkracht) die westerse beroepsmilitairen in de ogen van de Iraakse of Afghaanse boer tot angstaanjagende Aliens maakt, gaan we niet verder in. Wel belichten we andere maatregelen die interventies in de ogen van het thuisfront “aanvaardbaarder” kunnen maken.
Huurlingen
De inzet van huurlingen is zo’n maatregel. Dat beperkt het aantal officiële militairen dat regeringen, bijvoorbeeld in Irak, moeten inzetten. De Amerikaanse en Britse ministeries van Defensie besteden grote delen van de strijdoperatie uit aan privé-veiligheidsfirma’s, met contracten die in de miljarden dollars lopen. Van de 87 miljard dollar die Washington in 2003 had vrijgemaakt voor de brede campagne tegen Irak, was een derde (bijna 30 miljard) bestemd voor contracten met privé-beveiligingsfirma’s en hun huurlingen (schatting door de Amerikaanse militaire overheid). Het aantal officiële Britse militairen dat jaar in Irak beliep ongeveer 9.900, tegenover 10.000 manschappen die volgens officiële cijfers door privé-veiligheidsfirma’s waren geleverd. Begin 2007 had het Amerikaanse ministerie van Defensie in Irak ruim 100.000 agenten van veiligheidsfirma’s ingehuurd, tienmaal maar dan bij de Golfoorlog tien jaar eerder.
De huurlingen kunnen niet als burgers worden beschouwd, want ze bezitten en gebruiken wapens, ze “ondervragen” gevangenen, ze activeren bommen, rijden met militaire vrachtwagens en vervullen nog andere taken die normaal door nationale overheden moeten worden verricht. Hun bedrijven verzamelen ook veel inlichtingen over landen en bevolkingen waar ze optreden, inlichtingen die ze kunnen doorgeven (verkopen) aan geheime diensten van de regeringen die hen hebben ingehuurd.
De huurlingen opereren in een juridisch vacuum. Van Bagdad en Kaboel tot Tuzla en Bogota hebben ze in feite een “licence to kill”. In Irak werd dat nog versterkt door de immuniteit die de Amerikaanse bezetter hun formeel had gegeven, totdat die, op papier althans, werd ingeperkt door de nieuwe Iraakse regering. Het zorgde voor een toestand waarbij huurlingen (het beruchtste geval is de moord op 17 Iraakse burgers door Blackwater-huurlingen) ongestraft tientallen burgers ombrachten. De veiligheidsfirma’s voeren meestal aan dat ze opereren onder de exclusieve controle van de Amerikaanse regering en niet zelf verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de wandaden.
In Colombia werd de Amerikaanse veiligheidsfirma DynCorp ingehuurd om met besproeiing van cocavelden de boeren te verjagen uit guerrillagebied. Het gevolg was het uitbreken van een hele reeks ziekten en misvormingen bij de lokale bevolking. De operatie gebeurde in het raam van Plan Colombia, dat model stond voor Amerikaanse operaties in Irak en Afghanistan. Dat Plan Colombia voorziet immuniteit voor de huurlingen van DynCorp.
DynCorp is een lieveling van het Amerikaans ministerie van Defensie. Voor de opleiding van de Iraakse en Bosnische politie had de firma miljoenencontracten met dat ministerie. Maar de firma was ook betrokken bij seksslavernij, verkrachtingen en handel in meisjes van amper 12 jaar.
In de Balkan waren de acties van militaire privé-bedrijven van zeer groot belang. In Kosovo werd de Amerikaanse militaire basis Camp Bondsteel gebouwd en gerund door huurlingen van privé-ondernemers. Daar en elders waren sommige huurlingen ex-generaals die, sinds ze met rust waren, een centje bijverdienden (een huurling in een gevarenzone kan makkelijk 1.000 dollar per dag opstrijken).
De schendingen van de mensenrechten door privé-veiligheidsfirma’s tonen hoezeer de grondslagen van de democratie bedreigd worden door de privatisering van inherent openbare functies zoals het monopolie op legitiem gebruik van wapens. Al in 1961 had de Amerikaanse president Dwight Eisenhower op de gevaren van die ontwikkeling gewezen. “Het potentieel voor de rampzalige groei van ongepaste machtsuitoefening bestaat en zal nog bestaan”, had hij gezegd. “We mogen nooit toestaan dat het gewicht van die combinatie onze vrijheden of het democratisch proces in gevaar brengt”. Vooral de Verenigde Staten en Groot-Brittannië exporteren huurlingen. Een werkgroep van de Verenigde Naties schat dat zij goed zijn voor 70 procent van de business, terwijl de sector snel groeit in andere westerse landen.
Robots
Ook robots kunnen het aantal slachtoffers in de eigen gelederen helpen beperken. En dus een eventueel twijfelend of vijandig thuisfront helpen bedaren en politieke deining over de oorlog doen luwen. Niet alleen rijdende robots worden ingezet om gevarenzones te verkennen, vijanden op te sporen en inlichtingen door te geven. Steeds vaker worden vliegende robots (onbemande vliegtuigen) gebruikt voor luchtverkenning en raketaanvallen. Onder president Barack Obama (Nobelprijs Vrede) heeft de CIA meer aanvallen met vliegende robots (drones) uitgevoerd dan onder diens voorganger George Bush. Voor zover bekend waren er in 2010 minstens 74 aanvallen met robots, waarvan in september alleen al 20. Overigens heeft Obama, die twee maanden na zijn Nobelprijs 30.000 extratroepen naar Afghanistan stuurde, de VS bij meer conflicten betrokken dan Bush, als je zijn toegenomen robotaanvallen op Pakistan en Jemen meetelt.
De robots (Unmanned Aerial Veicles UAV of Remotely Piloted Aerial Systems RPAS) kunnen ruim 17 uur in de lucht blijven en hebben een hele reeks sensoren in de neus: tv-camera’s, beeldverbeteraars, radar, infraroodapparatuur en richtinglasers. Ze kunnen uitgerust worden met door laser gestuurde raketten.
De Amerikanen beschikken o.m. over de MQ-18 Predator, een robot die ontworpen was voor verkenning, maar sinds enkele jaren ook twee Hellfire-raketten (bereik 8 kilometer) kan meedragen. Ze zetten ook de MQ-9 Reaper in, die van bij het begin ontworpen was als “hunter-killer” en vier Hellfire-raketten en GBU-12-lasergestuurde bommen mee. De Britten gebruiken in Irak en Afghanistan hun Hermes 450 en enkele kleinere vliegende robots voor het zoeken naar wegenbommen. De Hermes 450 zou dit jaar worden “verbeterd” om ook raketten te kunnen meedragen. Verder maken de Britten gebruik van een zestal Amerikaanse Reapers, die ze vanuit de Amerikaanse basis Creech besturen. Israël gebruikt geregeld vliegende robots tegen Palestijnen die zich tegen de bezetting verzetten. Ook bij de moordpartij in Gaza gebruikte Israël vliegende robots.
De robots hebben in Pakistan, Afghanistan en Irak honderden onschuldige burgers om het leven gebracht. In april maakte een vliegende Amerikaanse robot in Spinwam, in het Afghaans-Pakistaans grensgebied, minstens 25 doden, onder wie vele burgers. In maart maakten, robots in hetzelfde gebied zowat 40 doden bij een bombardement op wat een vreedzame bijeenkomst bleek te zijn. De drones worden gehaat door de Pakistaanse bevolking, en voeden er de vijandschap jegens de Verenigde Staten. De robotaanvallen ondermijnen ook de Amerikaans-Pakistaanse relaties. “Onduldbaar en ongerechtvaardigd”, zo noemde de Pakistaanse legerleider generaal Ashfaq Parvez de robotaanvallen.
Zopas besloot president Obama de vliegende robots ook in te zetten in Libië. Als “bescheiden bijdrage” (dixit minister van Defensie Robert Gates) aan de inspanningen van de coalitie (d.w.z. Navo-partners als België die in de Libische burgeroorlog luchtmacht zijn gaan spelen voor rebellengroepen). Officieel heet het dat de Navo-interventie in Libië burgers beschermt.
Rillingen
Met de robots kunnen geheime diensten als de CIA overal ter wereld mensen uitkiezen en vanuit een veilige bunker om het leven brengen. Soms lopen zelfs burgers van eigen land de kans om doelwit van CIA-moorden te woorden. In 2010 ontstond veel ophef toen de media bekendmaakten dat Anwar al-Awlaki was toegevoegd aan de CIA-lijst van te vermoorden personen. De man was ver verwijderd van het strijdtoneel in Pakistan en Afghanistan, en is bovendien een Amerikaans staatsburger. Zo dook de onheilspellende gedachte op dat regeringen hun eigen burgers kunnen executeren buiten een gevechtszone, zonder gerechtelijke procedure en op grond van geheime informatie (de doodseskaders en dictaturen in Latijns-Amerika deden het niet anders). Koude rillingen lopen sommige Amerikanen over de rug bij het besef dat een burgerlijke inlichtingendienst robots gebruikt om militaire missies uit te voeren en moordslachtoffers uit te kiezen in landen waarmee de Verenigde Staten niet in oorlog zijn.
(Uitpers nr. 131, 12de jg., mei 2011)