De Amerikaanse president Barack Obama heeft meer dan één zorg met zijn oorlogen in Irak en Afghanistan. In die landen, en nu ook in de VS zelf, groeit de kritiek op het ‘outsourcen’, uitbesteden, van de oorlogsverrichtingen en allerlei aanverwante activiteiten.
Volgens rapporten van Amerikaanse Congrescommissies zijn er nu in de oorlogsverrichtingen in Afghanistan meer manschappen van privéfirma’s dan wel soldaten aan de slag. Hoever kan een staat gaan in het uitbesteden van zijn kerntaken, aldus de vraag die in de VS rijst. Vooral omdat die taken worden uitbesteed aan personen die weinig of geen verantwoording verschuldigd zijn en die in de loop van de geschiedenis huurlingen werden genoemd.
Het optreden van die privéfirma’s zette de voorbije jaren in Irak veel kwaad bloed. De arrogantie van die huurlingen en hun praktijken van straffeloos martelen en moorden, werden de uithangborden van de firma Blackwater, onder president Bush kind aan – het Witte – Huis. Die firma moest na het martelschandaal in Abu Graib een massaslachting in 2007 in Bagdad, met 17 doden onder voorbijgangers, inbinden. Vijf huurlingen van Blackwater werden in de VS veroordeeld en het bedrijf verloor zijn contract in Irak, maar de contracten in Afghanistan maakten dat ruimschoots goed. Uit schroom en vooral berekening veranderde ze haar naam in ‘Xe’ en zette ze ‘dochterfirma’s’ aan het werk. En dat werk nam de voorbije jaren gevoelig toe.
Duur
Het optreden van die privégroepen, maar vooral de grote kosten die dat meebrengt, zorgen voor felle controverse in de Verenigde Staten. Een Congrescommissie berekende dat al die veiligheidsfirma’s in Afghanistan 74.000 personeelsleden inzetten om werk van de Amerikaanse strijdkrachten en van de CIA en de diplomatie te doen. Dat is meer dan het aantal manschappen van het Amerikaanse leger en meer dan het dubbele van het aantal manschappen dat Washingtons geallieerden inzetten. Het Pentagon houdt het officieel op de helft daarvan, maar enig speurwerk van Congresleden toonde aan dat het cijfer bewust onderschat wordt. Volgens een Congresberekening gaat dit jaar minstens 48 procent van de Amerikaanse militaire uitgaven in Afghanistan naar de ‘private contractors’. In Irak heeft de firma KBR (voorheen Kellogg Brown & Root) alleen al 17.000 personeelsleden.
Het moreel van de Amerikaanse militairen zit volgens rapporten van het Pentagon zelf onder het nulpunt. Bij de bondgenoten is het al niet veel beter – of nog erger. De privésector vult met plezier de gaten op. De opleiding van Afghaanse militairen is bij voorbeeld in handen van MPRI, Military Professional Ressources Incorporated. Sommigen van MPRI hebben al ervaring opgedaan op de Balkan en in Irak, ze kennen het klappen van de zweep.
MPRI domineert samen met Paravant, een dochter van ex-Blackwater Xe, en DynCorp, de “markt” van de privéoorlogsvoering. DynCorp haalt 96 % van zijn inkomsten van de federale overheid; die firma verdiende haar sporen in Bosnië, Kosovo, Somalië, Angola, Colombia en andere gebieden waar het Amerikaans leger en de CIA allerlei klussen liever overlaten aan lieden die geen enkele verantwoording moeten afleggen.
Straffeloos
Daar knelt meer en meer het schoentje, namelijk de straffeloosheid waarmee deze huurlingen optreden. Het Amerikaans Congres opende een onderzoek naar een incident in Kaboel in mei waarbij manschappen van Paravant (Blackwater) een man doodschoten. De daarvoor opgerichte commissie wil ook weten hoe Paravant rekruteert, haar eigen personeel opleidt, welke wapens de huurlingen ter beschikking krijgen en welke richtlijnen daarbij worden gegeven. Dat is lekker laat, wetende dat Blackwater en andere firma’s hun slechte reputatie op dat vlak al lang hebben gevestigd. De twee mannen van Paravant die bij de schietpartij waren betrokken, verklaarden alvast dat ze AK-47 geweren kregen met de opdracht die altijd bij te hebben. Ze verklaarden dat ze op hun vraag aan Paravant of dat dit wel allemaal in orde was, als antwoord kregen dat mensen van hun niveau geen vragen te stellen hebben. Amerikaanse en andere journalisten getuigden over de agressieve houding van die huurlingen tegenover de persmensen.
Het zijn dergelijke groepen die de taak krijgen Afghaanse soldaten en politiemannen op te leiden. Vooral hun arrogantie leidt tot zware conflicten. In de Afghaanse provincie Helmond dwongen de Afghaanse rekruten hun opleiders van Paravant op te stappen nadat ze tijdens de ramadan zeer ostentatief voor hun ogen alcohol hadden zitten drinken. Die arrogantie zorgt ervoor dat de opleidingen vaak zeer moeilijk verlopen. Andere firma’s, waaronder het in Dubai gevestigde HEB, blijken dan weer oplichters. Ze blinken uit door een combinatie van arrogantie en onkunde; een Afghaanse generaal jaagde woedend een ploeg van HEB weg omdat ze de soldaten helemaal niet leerden schieten met de wapens maar die alleen leerden netjes te houden.
Het inzetten van die huurlingen zet ook kwaad bloed in Pakistan waar ze onder meer instaan voor de beveiliging van de gigantische Amerikaanse ambassade. Maar Pakistani verdenken hen er ook van betrokken te zijn bij raketaanvallen op dorpen in de grensstreek met Afghanistan. De Pakistaanse Taliban maken gebruik van de wrevel tegen die huurlingen om hen ervan te beschuldigen dat Blackwater en co verantwoordelijk zijn voor een zware aanslag in Peshawar waarbij bijna honderd doden vielen. De Pakistaanse overheid is ook boos omdat DynCorp in Pakistan op kosten van Washington spionagenetwerken uitbouwt.
Principe
De discussie gaat echter niet alleen meer over incidenten en kosten, maar ook over de vraag of het wel normaal is dat kerntaken van de overheid – zoals oorlog voeren en ordehandhaving – zomaar kunnen uitbesteed worden. Nu, in een land waar zelfs het gevangeniswezen verregaand geprivatiseerd is, lijkt privatisering van oorlog in de lijn van de verwachtingen te liggen. Bovendien is het een wereldwijde tendens om ordehandhaving, gevangeniswezen, bewakingsdiensten te privatiseren, ook in België.
In zijn boek ‘One Nation Under Contract: The Outsourcing of American Power and the Future of Foreign Policy’ toont professor Allison Stanger aan dat diplomatie, militaire zaken, geheime diensten en ontwikkelingshulp grotendeels al in handen zijn van privéondernemingen. Dat gebeurde vroeger ook wel gedeeltelijk, maar nu is een totnogtoe ongekend niveau bereikt, tot en met ondervraging van gevangenen en programma’s voor democratisering.
In theorie strookt het niet met de Amerikaanse wetgeving. De wet heeft het over “inherently governmental functions”, maar dat begrip wordt erg ruim geïnterpreteerd in een politieke cultuur die vindt dat de overheid zo weinig mogelijk taken mag hebben.
Toch verwachten weinigen ondanks de discussie dat de tendens zal worden omgebogen.
Ten eerste omdat Obama gewaar wordt dat het sturen van veel meer soldaten gevoelig ligt bij veel Amerikanen die ineens herinnerd worden aan Vietnam en aan de nefaste gevolgen van de Afghaanse oorlog voor de Sovjet-Unie. In Irak kunnen huurlingen de vertrekkende Amerikaanse militairen aflossen, waarmee dan de belofte van terugtrekking zogenaamd wordt ingelost.
Ten tweede omdat de meeste bondgenoten ijverig zoeken hoe ze zonder veel gezichtsverlies hun troepen uit Afghanistan kunnen weghalen. De huurlingen zullen dan nog meer de gaten moeten opvullen.
En ten derde omdat de huurlingensector zeer veel geld over heeft om te lobbyen tegen elke maatregel die hun winstgevende bedrijvigheid aan banden zou leggen.
(Uitpers nr. 115, 11de jg., december 2009)