In de Verenigde Staten krijgen we de laatste tijd geregeld intellectuelen te horen die een pleidooi houden voor oorlogsgeweld. De rol van de Verenigde Naties wordt daarbij steevast totaal in diskrediet gebracht. Dat is niet zo verwonderlijk als het misschien zou kunnen lijken: in de politieke wereld van de States is gebruik van geweld om het doel te bereiken, een basisgegeven. En de wil om volledig zelf te beslissen hoe, waar en wanneer op te treden is de grondregel van de Amerikaanse militaire strategie. Internationaal recht komt in dit plaatje niet voor.
Zo verscheen vorig jaar in Foreign Affairs van juli-augustus een artikel van Edward Luttwak van het Center for Strategic and International Studies, dat de titel meekreeg: Geef oorlog een kans. Hij wijst erop dat sedert het eind van de koude oorlog (lokale) gewapende conflicten de kans niet krijgen zich te voltooien, "op te branden" zoals de auteur het omschrijft, door de inmenging en de tussenkomst – al dan niet gewapend – van de internationale gemeenschap. Daarmee krijgt de situatie niet de oplossing die ze ‘van nature’ zou hebben gehad, mocht de oorlog gewoon zijn kunnen doorgaan. Want ofwel wordt dan iedereen oorlogsmoe en is men op een bepaald ogenblik tot compromissen bereid, ofwel is er een duidelijke militaire overwinnaar en is de situatie voor geruime tijd uitgeklaard, zegt Luttwak.
De inmenging van buiten af zorgt voor tijdelijke wapenstilstanden, waarbij dan iedere partij op zoek is om zich te herbewapenen, zodat de oorlog maar blijft aanslepen. Ook de hulp van de VN of van NGO’s, nog altijd volgens de auteur, weerhouden dikwijls mensen ervan te doen wat ze eigenlijk willen, met name vluchten van het oorlogsgeweld. Of in andere gevallen zijn de levensomstandigheden in de vluchtelingenkampen luxueuzer dan het normale leven in de arme dorpen, dus wordt een tijdelijk kamp, een permanente verblijfplaats.
De militaire humanitaire interventies zijn niet efficiënt, aldus Luttwak, omdat de allereerste bezorgdheid de veiligheid van de eigen soldaten betreft. De NAVO of de ECOMOG (militaire alliantie van West Afrika) zouden wel doelmatiger op kunnen treden, maar ook hier vormt de multinationale samenstelling dikwijls een probleem: geen bereidheid om grondtroepen in te zetten, of om laagvluchtbombardementen uit te voeren, of om van gekende oorlogsmisdadigers niet te arresteren, of problemen om de juiste militaire mentaliteit in de troepen te houden, etc.
Daarom moeten onze politieke leiders de emotionele drang of druk weerstaan om bij een gewapend conflict tussen te komen. De Verenigde Staten moeten multilaterale interventies tegenhouden in plaats van er de leiding over te nemen. De enige nuttige functie van een oorlog moet een kans krijgen, met name vrede brengen.
Het Nederlandse NRC/Handelsblad van 6 mei bracht een voorstelling van het laatste hoofdstuk van Robert D.Kaplans recentste boek: Het anarchistisch pandemonium. Kaplan is de man die graag over de chaos van de wereld spreekt waarin een leidende natie orde moet scheppen. Hij brouwt een theorie over vredestoestanden waarin uiteindelijk de oorlog, het leger, en de suprematie van het westen als enige redding uit naar voor komen.
Vrede als belangrijkste doel om naar te streven, is gevaarlijk omdat men bereid is daarvoor alle principes overboord te zetten, stelt hij.
Hij heeft duidelijk heimwee naar de Koude Oorlog omdat er toen een situatie was ontstaan waarin oorlogskarakteristieken werden gecombineerd met vredesomstandigheden. Oorlogskarakteristieken betekenen voor Kaplan o.m. dynamiek naar gelijkheid en maatschappelijke verandering (bijv. de burgerrechtenbeweging in de States); ook historisch besef om niet naar aftakeling te leiden. Hij wijt de huidige tv-camera-heerschappij aan onze tijd waarin vrede vanzelfsprekend is. Aangezien regeringsinstanties in vredestijd minder onaantastbaar zijn, staan ze meer open voor corruptie, beïnvloeding door rijke pressiegroepen. Vredestijd staat gelijk met onmiddellijk comfort, laksheid.
Een meer concreet bedreigend vooruitzicht in vredestijd is, aldus Robert D. Kaplan, de inkrimping van de staande legers. Aangezien elke samenleving een hoog percentage aan mannen heeft die zich aangetrokken voelen tot impulsieve, fysieke actie, bestaat één van functies van staande legers erin dit gewelddadige element in de burgerij te kanaliseren en bureaucratisch te beheersen, en naar een zinvol doel te leiden. Om die reden zal een ingekrompen staand leger naar alle waarschijnlijkheid leiden tot een toename van bendeactiviteiten en andere vormen van gewelddadig gedrag, in de eerste plaats in de steden.
In de visie van Kaplan, kunnen de Verenigde Naties maar nuttig zijn als ze onder het gezag staan van een krachtdadige leidende natie, de Verenigde Staten. De huidige vorm leidt tot ondoelmatig optreden, vertraging, verkeerde omschrijvingen van opdracht en mandaat, en dies meer.
Over oorzaken van conflicten, en hun uitgroeien tot oorlog, is er in deze theorie geen plaats. Het gaat ‘m om de VN in een slecht daglicht te stellen, en de noodzaak van oorlog, geweld en grote legers te benadrukken.
Beide auteurs zoeken een soort intellectuele onderbouw voor de "isolationistische" tendens in de States: minder deelname en minder belang hechten aan transnationale instellingen, en tegelijkertijd zich militair sterk maken om alleen te kunnen opereren.
Deze tendens is nog aan het groeien. Wie er ook president wordt, Bush junior of Gore, beiden zijn voorstander van versterking van het militair apparaat. Over bepaalde details is er geen volledige eensgezindheid: Bush zal zeker alle kredieten vrijmaken om het rakettenschild te realiseren; de Democraten zeggen het nog niet zeker te weten, voor hen moet er eerst nog meer onderzoek komen. Fundamenteel is er echter geen verschil: meer geld naar defensie. Bush vindt de VN maar een blok aan het been. En wat de Gore en zijn Democraten erover denken konden we al vaststellen bij het opzij schuiven van de VN om Joegoslavië te kunnen bombarderen. Oorlog moet z’n kans krijgen, niet waar.
(Uitpers, september 2000)