De verkiezingen voor de Duitse Bondsdag draaiden zondag jl. uit op een verrassend spannende en lange vekiezingsnacht. Dat was niet de eerste keer. Verrassend was wel dat ook daags nadien nog heftige na-schokken de spanning er in hielden. En werkelijk nooit eerder vertoond: de christendemokratische CDU-CSU behaalde haar slechtste resultaat ooit, landde duidelijk lager dan de sociaaldemocratische SPD, maar gaf niettemin de hoop niet op om alsnog een regering te leiden. Dat is niet eens zo absurd als het lijkt.Bij CDU-CSU wordt dus de ‘nacht der lange messen’ voorlopig uitgesteld; bij ‘die Linke’ en bij de extreem-rechtse AfD staat die voor de deur.
Een tafereeltje, meer dan een half jaar geleden, in een van die boeiende en veelbekeken debatprograma’s op de Duitse televisie. Half schertsend vroeg de moderator tot slot: wie zal de eindejaarstoespraak houden als bondskanselier? Waarop een journaliste alle monden deed openvallen door doodleuk te stellen: Angela Merkel. Pardon?? Vervolgens verscheen om die monden een eerder bedenkelijk trekje, toen men besefte wat bedoeld was: de regeringsvorming na 26 september zal héél lang aanslepen.
Dat werd inderdaad zondagavond het algemene aanvoelen. Want louter mathematisch kunnen op grond van de uitslag uiteenlopende coalities worden gevormd; maar geen enkele daarvan ligt voor de hand.
De cijfers dan, met allereerst eentje waar haast niemand op wees. Hoe spannend de verkiezingscampagne ook werd in de laatste weken, en hoezeer de CDU-CSU-hetze tegen een (overigens volstrekt imaginaire) ‘rood-rood-groene’ coalitie de onbesliste kiezers ook naar de stembus probeerde te jagen … er brachten verhoudingsgewijs zelfs minder kiezers een stem uit dan vier jaar geleden. 76 procent, dat betekent dat één kiezer op vier het niet eens de moeite vond een stembiljet in te vullen voor wat nochtans door poitiek en media was bestempeld als Richtungswahl: een verkiezing die zou beslissen over de toekomst van Duitsland.
De cijfers
Allicht bewogen door corona-besmettingsangst brachten ook veel meer kiezers dan vroeger hun stem per brief uit: ongeveer veertig procent. En die stemmen mocht men pas beginnen tellen zodra om 18 uur de stemlokalen sloten. Dat had tot gevolg dat ‘voorlopige officiële resultaten’ pas maandagochtend bekend werden, en dat de prognoses (die anders prompt enkele seconden na 18 uur op het scherm verschijnen) nu heel voorzichtig werden geserveerd, en haast om het uur dienden bijgesteld.
Aanvankelijk leken Armin Laschet (CDU-CSU) en Olaf Scholz (SPD) in een adembenemende nek-aan-nek wedstrijd gewikkeld, met een verschil dat zich pas achter de komma afspeelde. Maar naarmate meer stemmen waren geteld, werd de ‘katastrofe’ voor de christendemocraten onloochenbaar: CDU en CSU behaalden samen 24,1 procent, de SPD 25,7. De Groenen volgden met 14,8 % als leider van een middenmoot met de liberale FDP (11,5 %) en AfD (10,3 %). ‘Die Linke’ moest de hele nacht bibberen en beven, en landde tenslotte met 4,9 % nipt onder de kiesdrempel; slechts omdat de partij drie rechtstreeks verkozen mandaten in de wacht sleepte (een van de eigenaardigheden van het ingewikkelde Duitse kiesstelsel) kon ze deelnemen aan de globale zetelverdeling. Tenslotte verwierf (door een andere bijzonderheid) de bond van Deenstaligen (SSW) in de noordelijke deelstaat Sleeswijk-Holstein ook één mandaat. Het ingewikkelde kiesstelsel heeft er nu ook toe geleid dat de Bondsdag meer afgevaardigden zal tellen dan ooit voorheen (735) en dat dus een meerderheid pas wordt bereikt met 368 zetels.
De cijfers mochten dan aan duidelijkheid niets te wensen overlaten; de interpretaties waren al even gefragmenteerd als de pas verkozen Bondsdag. Dat politici, journalisten, opiniepeilers en academische politicologen onvermoeibaar uiteenlopende commentaren leverden, was logisch. Minder logisch was het feit dat Armin Laschet, de onfortuinlijke kandidaat-kanselier van de CDU-CSU – zelfs toen de achterstand op de SPD niet meer te ontkennen viel – aankondigde dat hij niettemin zou proberen met FDP en Groenen een regering op de been te brengen … die hij veelbelovend een ‘coalitie voor de toekomst’ noemde.
Dat was een ‘vlucht voorwaarts’ die wel van veel lef getuigde vanwege de voorzitter van een partij die in haar ooit glorierijke na-oorlogse geschiedenis nog nooit een zo miserabel resultaat behaalde. Het meest verbazingwekkende aan die stunt was eigenlijk dat die niet eens op algemeen hoongelach werd onthaald, maar blijkbaar door zowel FDP als Groenen ernstig genomen. Met als nooit eerder vertoond gevolg dat nu zowel de overwinnaar van de verkiezingen als ook de verliezer-bij-uitstek probeert een drie-partijencoalitie te vormen .. met dezelfde partijen waar ook de rivaal naar lonkt.
Touwtrekken
Dat Laschet voor die ‘vlucht voorwaarts’ koos, had in elk geval wel een goede reden: zijn politieke toekomst staat op het spel. En zijn positie is, zacht uitgedrukt, erg wankel.
Laschet, sinds 2017 minister-president van de (grootste) Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen, werd vorig jaar partijvoorzitter, maar haalde het toen weinig overtuigend van Friedrich Merz, ooit gedoodverfde rivaal van Angela Merkel en sinds zijn terugkeer in de politiek zowat boegbeeld van de (economisch ultra-liberale) rechtervleugel in de partij. En toen de partijleiders van CDU en CSU in het voorjaar een gemeenschappelijke kandidaat-kanselier moesten aanwijzen, haalde Laschet het slechts na wekenlang venijnig touwtrekken tegen CSU-voorzitter Markus Söder,die zowel bij de christendemocratische achterban als bij het publiek in het algemeen nochtans veel populairder was én is. Laschet gold lang als beschermeling van Merkel, maar op die goede verhouding kwam ruis bij de aanpak van de corona-crisis. In de verkiezingscampagne dook Merkel dan ook pas helemaal op ’t eind op, om een totale afgang van de partij te vermijden.
Nu de nederlaag echter omiskenbaar is, worden de messen geslepen, en dat bleek al daags na de verkiezingen overduidelijk. Söder liet verluiden dat een partij die slechts als tweede eindigt, geen aanspraak kan maken op het kanselierschap. Hooguit kon met andere partijen worden gepraat wanneer de SPD er niet zou in slagen een coalitie rond te krijgen; en ook dan mocht de CDU-CSU zeker niet ’tot elke prijs’ willen regeren. Nog meer verbitterd klonk minister-president Kretschmer: zijn oostelijke deelstaat Saksen was na de ‘eenmaking’ jarenlang een bolwerk van de CDU in de ex-DDR, doch nu werd hier (zoals in het aangrenzende Thüringen) de AfD sterkste partij.
Maar de CDU is nu eenmaal een partij die vindt dat zij moét regeren (in het belang van het land, uiteraard, of wat had u gedacht…) en dus vonden nogal wat kopstukken dat de mogelijkheid om een coalitie rond de CDU te vormen zeker niet voortijdig mocht worden afgeschreven. In het partijbestuur vielen maandag harde woorden, terwijl invloedrijke kopstukken als Wolfgang Schäuble (voormalig minister van Financiën) of Volker Bouffier (minister-president van deelstaat Hessen) die destijds de kandidatuur van Laschet hadden doorgedrukt, nu zwegen als vermoord. Alsnog vroeg niemand uitdrukkelijk dat Laschet zou opstappen als CDU-voorzitter, en uiteindelijk haalde die (voorlopig…) zijn slag thuis met een semantische handigheid. De kandidaat-kanselier mag nu – “deemoedig” – aan FDP en Groenen gesprekken aanbieden waaruit eventuéél kan blijken of eventuéél een coalitie zou kùnnen gevormd worden. Deemoed, jawel.
Naar buitenuit proberen de christendemocraten krampachtig om een façade van eensgezindheid overeind te houden, zolang ook maar een waterkans bestaat om alsnog aan het bewind te geraken. Maar in de hele partij rommelt het ontzettend tal van mindere goden willen expliciet Laschets kop zien rollen en een betekenisvolle vernieuwing doorvoeren vanuit de oppositie. Het feit dat zowat vijftig CDU-CSU-parlementsleden hun zetel kwijt raakten is niet van aard om hun sympathie voor de gesjeesde kandidaat te verhogen. Laschet durft zich zelfs niet kandidaat stellen voor het leiderschap van de CDU-SU-fractie uit schrik voor een – voorspelbaar – beschamend resultaat. En uiteraard valt op dat Merkel zich ver weghoudt van de interne afrekeningen, en zelfs weinig doet om ze te milderen.
Trauma’s
Dat FDP en Groenen niettemin Laschets ‘aanbod’ ernstig lijken te nemen, is niet helemaal verwonderlijk. (Op dit punt is tussen haakjes een kleine parenthese nodig over de ‘politieke kleurenleer’ in Duitsland: de christendemocraten heten daar ‘zwart’, de liberalen ‘geel’. En de mogelijke coalitieformules worden als kleurencombinaties aangeduid: rood met geel en groen heet een ‘verkeerslicht-coalitie’; zwart met geel en groen, dat zijn de kleuren van Jamaica).
Toen na de verkiezingen van 2017 de zwaar aangeslagen sociaaldemocraten aanvankelijk hoegenaamd niet te vinden waren voor het verderzetten van de ‘grote’ coalitie (‘GroKo’) met de CDU-CSU, werd al eens geprobeerd een ‘Jamaica’-coalitie te vormen. Dat mislukte toen omdat FDP-voorzitter Christian Lindner vond dat zijn partij slechts werd uitgenodigd een ‘zwart-geel’ akkoord te onderschrijven. “Liever niét regeren dan slecht regeren” orakelde hij. Een zin die in de komende weken ongetwijfeld nog vaak zal opduiken bij zowel liberalen als Groenen.
Het opblazen van de gesprekken werd hem toen overigens door een deel van zijn partij bepaald niet in dank afgenomen, en anno 2021 wil hij duidelijk die fout niet nog eens maken. Onder meer daarom beklemtoont hij nu natuurlijk dat zijn partij wel compromissen wil sluiten maar zeker niet van bepaalde eisen wil afwijken (zie CSU: regeren, graag, maar niet tot elke prijs).
Lindner weet natuurlijk ook dat de Groenen in 2017 flink getraumatiseerd werden door zijn maneuver, én dat acht op tien leden daar de voorkeur geven aan een verkeerslicht-coalitie in plaats van ‘Jamaica’. En dus verraste hij hen met een tactische meesterzet.
Of een drie-partijencoalitie nu wordt gevormd met de CDU-CSU of met de SPD, in elk geval zijn FDP en Groenen daarin de partijen die het verst van elkaar staan, opperde hij, zeer realistisch. Om een mislukking als in 2017 te vermijden zou het dus beter zijn dat dié beide partijen eerst ’s ernstig met elkaar praten, en dan pas kijken wie van beide ‘groten’ het meest te bieden heeft.
Een uitstekende manier om kandidaat-kanselier Olaf Scholz van de SPD alvast flink onder druk te zetten door de Jamaica-optie open te houden. En en passant ook een galant gebaar naar Laschet, met wie de FDP in Noordrijn-Westfalen in een zwart-gele coalitie regeert. Kortom: het zijn de kleinere partners die de dans zullen leiden. Als … àls ze onderling een minimum aan overeenstemming vinden.
Volstrekt ondenkbaar is dat overigens niet. Groenen-co-voorzitter Robert Habeck vormde jaren geleden in Sleeswijk-Holstein op deelstaatniveau al een Jamaica-coalitie, die goed functioneert. Zeker was ook hij behoorlijk getraumatiseerd in 2017. Nu echter liet hij – evenals co-voorzitter en (onfortuinlijke) kandidaat-kanselier Annalena Baerbock – verstaan dat bij de Groenen zeker meer sympathie bestaat voor een coalitie rond de SPD, maar dat voorbereidende gesprekken met de FDP zeker nuttig kunnen zijn. Later voegde hij daar – veelbetekenend – aan toe dat in om het even welke combinatie “mislukken geen optie” is voor de Groenen.
Ironisch is het allemaal wel: de beide ooit zo grote partijen, die vroeger de beide ‘kleintjes’ hooguit gebruikten om aan een meerderheid te geraken, moeten die flink gegroeide kleintjes nu het hof maken. In die omstandigheden valt nog iets anders op. Geen mens lijkt er aan te denken dat – althans mathematisch – ook een nieuwe ‘grote’ coalitie van christen- en sociaal-democraten tot de mogelijkheden behoort. Maar die formule is tot op de draad versleten, was zelfs in 2017 al ‘een kwestie van moeten’, en zou zeker niet beantwoorden aan het algemene gevoel dat het hoog tijd is voor vernieuwing.
En: niet zonder reden beklemtonen zowel Scholz als Laschet dat een coalitie méér moet zijn dan een simpele optelsom als ze levensvatbaar wil zijn, en dat onderling vertrouwen daarvoor onmisbaar is. Ongetwijfeld. Alleen is dàt nu net het probleem. Tussen FDP en SP, tussen Groenen en CDU-CSU, én zeker niet minder tussen Groenen en FDP.
Veelbetekenend is ook dat de jongerenorganisaties bij zowel FDP als Groenen – blijkbaar minder getraumatiseerd – al uitdrukkelijk hun voorkeur hebben uitgesproken voor een regeringsvorming rond de SPD. FDP-voorzitter Lindner zal dat niet graag horen.
Lange messen
Bij FDP en Groenen is het nog te vroeg voor beslissend touwtrekken, en bij de christendemocraten wordt de ‘nacht der lange messen’ nog heel even uitgesteld. Maar bij ‘die Linke’ en bij de AfD zijn de openlijke afrekeningen begonnen. Met name bij de extreem-rechtse ‘Alternative für Deutschland’ werden de verbitterde tegenstellingen tussen de (zogenaamde) ‘burgerlijke’ en de ultra-nationalistische vleugel (die vaak ronduit sympahiseert met neo-nazi’s) slechts opgeborgen ter wille van de verkiezingen. Maar daags nadien barstte het conflict meteen weer in alle hevigheid los. Ten aanschouwe van het hele land stonden op de AfD-persconferentie de ultra-rechtse lijsttrekkers Alice Weidel en Tino Chrupalla lijnrecht tegenover partijvoorzitter Jörg Meuthen. Meuthen geldt als boegbeeld van de ‘gematigde’ AfD, en leverde voor de pers een haarscherpe analyse van de oorzaken (volgens hem) van het teleurstellende resultaat. Waarop hij openlijk werd tegengesproken door beide lijsttrekkers. Beide vleugels staan nu met getrokken messen tegenover elkaar, en Meuthen staat het zwakst. Her en der werd dan ook al gedacht aan een herhaling van wat zich na het eerste grote AfD-succes in 2017 had afgespeeld, toen co-voorzitter Frauke Petry daags na de verkiezingen aankondigde dat zij geen deel wenste uit te maken van de AfD-fractie en als onafhankelijke zou zetelen.
Bij ‘die Linke’, die meer dan de helft van haar kiezers verloor, gaat het er wel beschaafder aan toen, maar daarom niet minder verbeten. Het gaat daarbij niet zomaar (zoals in het verleden) om meningsverschillen tussen ‘westerse’ extreem-linksen en ‘oudgedienden’ van het DDR-regime in het oosten van de bondsrepubliek. Oskar Lafontaine – ooit SPD-voorzitter en onder SPD-kanselier Gerhard Schröder één jaar minister van Financiën, maar later overgestapt naar wat ‘die Linke’ zou worden – meent dat de partij teveel aandacht besteedde aan de thema’s van anderen (Groenen en SPD); een prominente ‘Ossi’ gaf toe dat de ‘afgezaagde’ anti-Navo-campagne slecht overkwam terwijl Duitse soldaten in Afghanistan actief waren. Maar wellicht was de analyse van politicologe Sabine Kropp dichter bij de realiteit. De ‘Linke’ boert achteruit omdat met name in de ex-DDR veel oude militanten fysiek of mentaal uitsterven en zo het ‘Ossi’-protestpotentieel openligt voor de AfD. En: omdat veel mensen angst hebben voor de ‘modernisering’ die ook door de ‘Linke’ wordt bepleit, maar voor veelgeplaagde ‘Ossis’ de verandering teveel is.
Hoe dan ook zullen – behalve in de CDU-CSU – die interne afrekeningen geen invloed hebben op de regeringsvorming. Olaf Scholz blijft rustig en laat de tijd in zijn voordeel werken. Hij kan met trots verwijzen naar alle peilingen die hem een verpletterende sympathie-voorsprong geven op Laschet. Maar terwijl overal buiten de bondsrepubliek wordt gehoopt op een snelle vorming van een stabiele regering, blijft in Duitsland de vraag hangen: wie houdt die eindejaarstoespraak?