Rechttoe, rechtaan. Geen gedoe, geen gefrul. Data, cijfers, ervaringen. Wie ’s avonds lui in de bank wil gaan liggen en een boekje lezen, kiest beter iets anders. Voor wie meer wil te weten komen over hoe de sociale zekerheid functioneert, wie wat krijgt en waarom, is dit boek een goudmijn.
Jef Maes weet waarover hij spreekt, hij was zijn hele loopbaan lang betrokken bij en verantwoordelijk voor de onderhandelingen over de sociale zekerheid, ‘de kathedraal van de arbeidersbeweging’ namens het ABVV. Hij ziet dit boek als zijn ‘syndicale testament’. Terecht wordt er aan herinnerd dat de sociale zekerheid werd opgericht en uitgebouwd door de sociale partners. Vandaag financieren ze er nog altijd twee derden van, via sociale bijdragen op de lonen. ‘Politici die grote ‘hervormingen’ willen doorvoeren, zouden dus beter wat meer bescheidenheid aan de dag leggen’.
Achtereenvolgens worden alle ‘mythes’ en ‘fake news’ over de sociale zekerheid doorprikt, zoals ‘niet houdbaar’, een basisinkomen of privatiseren is efficiënter, de uitkeringen liggen te hoog…
Er wordt in detail gekeken naar het pensioenstelsel, de werkloosheidsverzekering, de ziekte en invaliditeitsuitkeringen, de gezondheidszorg en de arbeidsongevallen. In een apart hoofdstuk worden de vele en onterechte voordelen van de zelfstandigen toegelicht. En tot slot doet de auteur 15 zeer redelijke voorstellen voor verbetering.
Ook de geschiedenis van de verschillende stelsels wordt telkens kort uitgelegd en het is goed om weten dat er altijd, van bij de oorsprong, heel wat conflicten rond de verplichte verzekeringen zijn geweest. Politici die vandaag pleiten voor een ‘nieuw sociaal pact’ vergissen zich, want er is nooit een pact geweest dat door alle partijen officieel is goedgekeurd. Zowel aan de linkerzijde als aan de rechterzijde was er tegenstand. Het ontwerp werd zelfs nooit officieel door de vakbond goedgekeurd! (p.12)
‘Naarmate je verder leest, zal je steeds kwader worden’, aldus de auteur, en het klopt. De vele besparingen van de afgelopen decennia, de voordelen voor sommige groepen en voor andere niet, alles wordt met cijfers bewezen. Er zijn de afgelopen jaren miljarden en miljarden aan bijdrageverlagingen en belastingverlagingen of loonsubsidies verleend. Volgens een studie van de RSZ van 2022 ontsnapt er vandaag meer dan 25 miljard aan loonmassa aan sociale bijdragen (p. 22). ‘Geen wonder dat de winstmarges van de bedrijven sterk stegen!’ (p.24). Zaken die vroeger betaald werden door de overheid, nu afgewenteld op het werknemersstelsel (p.167). De privileges van de zelfstandigen: voor hen valt het manna uit de hemel (p.175). De loontrekkenden uit de privé-sector en de contractuelen bij de overheid zijn in alle opzichten de pineut (p.174).
Het motto van de auteur: ‘onderhandelen als het kan, strijden als het moet, en proactief realistische lijnen uitzetten: dat is de dialectiek om vooruit te gaan in de sociale zekerheid’ (p. 14). Dat hiervoor sterke vakbonden nodig zijn, spreekt voor zich.
Al deze kritiek neemt niet weg dat de auteur besluit dat ‘Vivaldi voor de sociale zekerheid de beste regering van de afgelopen vijftien jaar is geweest’ (p.93). En vooral: ‘Laat al deze kritiek echter niet tot de verkeerde conclusies leiden. Ons gezondheidssysteem is een van de beste van de wereld’ (p.146). En nog: ‘Ons sociale-zekerheidssysteem is een geweldige verwezenlijking. We betalen niet meer aan sociale bescherming dan landen met een vergelijkbare rijkdom, en toch liggen onze armoedecijfers en onze inkomensongelijkheid lager (p.173). Het is absoluut nodig dat systeem te blijven verdedigen. Het eerste concrete voorstel van de auteur is dan ook dat de sociale zekerheid en ons fiscaal systeem worden opgenomen in de eindtermen van het onderwijs.
Nog twee andere besluiten verdienen de aandacht.
Ten eerste, wellicht zal iedereen zich wel iets kunnen voorstellen bij termen als ‘bestaansminimum’, ‘index’ en ‘welvaartsaanpassingen’. Maar wie begrijpt vandaag iets van landingsbanen, preferentiële tantièmes, correctiefactoren, anciënniteitstoeslagen of loopbaanbreuken? ‘De ingewikkeldheid van onze wetgeving is een zeer ernstig en onderschat probleem’. Veel mensen snappen niet waarom ze (niet) krijgen wat ze (niet) krijgen, mensen die bovendien moeilijk overweg kunnen met de digitalisering en uit frustratie voor extreem-rechts gaan kiezen’ (p. 30). Het verbaast daarom dat de auteur niet ook een sterke vereenvoudiging van alle stelsels bepleit, wat, als niemand er bij verliest, tot meer transparantie en rechtvaardigheid kan leiden en mensen weer kan doen inzien hoe fundamenteel belangrijk deze sociale zekerheid is. Zonder sociale zekerheid zou de armoede in ons land ca 45 % bedragen! (p.27).
Een dergelijke vereenvoudiging zou kunnen bepleit worden naar aanleiding van wat volgens de auteur zeker op ons afkomt na de verkiezingen: de splitsing van delen van de sociale zekerheid. ‘In juli 2023 poneerden Hilde Crevits en Zuhal Demir dat ze na de verkiezingen van juni 2024 minstens de gezondheidszorg en de werkloosheidsverzekering willen regionaliseren’ (p.34). Vooruit zal hen niet tegen houden. In de zomer van 2020 bereikten socialisten en NVA al een pre-akkoord in die zin (p.35). Plannen werden op het laatste nippertje verijdeld omdat liberalen en groenen tegen waren. Maar, ‘bij alles wat geregionaliseerd werd, takelde de sociale bescherming van de Vlamingen af’ (p.36). Opsplitsing zal leiden tot armoede. We zijn gewaarschuwd!
Dit boek zou verplichte lectuur moeten worden voor iedereen die bezorgd is om het succes van uiterst rechts en voor iedereen die denkt dat ‘armoede’ de grote en enige prioriteit moet zijn. Die laatsten zouden wel eens erg veel werk kunnen krijgen als de sociale zekerheid verder wordt afgebouwd en/of gesplitst.