INTERNATIONALE POLITIEK

Ontwikkelingshulp In Afrika – hoe lang nog?

“Het ontdekken van de filosofie der primitieven is als een openbaring… “Het is alsof die onoverschouwbare massa ‘wilden’ zich uit haar gewaande nietigheid opricht, en met haar eigen wijsheid en wereldopvatting in volle zelfbewustheid neerziet op ons, beschaafde maar verwaande westerlingen. Hier staat een wijsheid tegenover een andere wijsheid, een wereldopvatting tegenover een andere, een ideaal tegenover een ander”.

Uit Uit “Bantoe-filosofie” van P. Placied Tempels, Minderbroeder in Belgisch-Kongo, 1945.

Samenvatting: Het fenomeen van de geïnstitutionaliseerde ontwikkelingshulp wordt vanuit een filosofische hoek bekeken. Er wordt gesuggereerd dat het typisch thuishoort in de westerse denkwereld met zijn paradigma van ontwikkeling. Niet alleen is ontwikkelingshulp omwille van inherente tegenstrijdigheden gedoemd om te falen, het is op lange termijn een destructief proces.

De aid-carrousel

Decennialang, sinds de jaren zestig, heeft het aid-establishment een onafgebroken groei gekend. Er bestaan nu machtige bureaucratische instellingen waar topsalarissen betaald worden aan honderden of duizenden functionarissen die bovendien tal van privileges bezitten.

Deze instellingen zijn over het algemeen goed afgeschermd en nauwelijks rekenschap verschuldigd aan de gewone burger die alles moet bekostigen in de naam van « de humane hulp aan de arme landen ».

Die arme landen zijn gedurende de laatste 40 jaren helaas alleen maar armer geworden.

Iedereen die lang in Afrika verbleven heeft, kon met eigen ogen de evolutie volgen: mensen zijn armer, cynischer, zieker, minder geschoold en maatschappelijk verwarder dan dertig jaar geleden. Dat laatste is nog het meest schrijnende: twee opeenvolgende generaties zijn opgegroeid in die kunstmatige, perverse wereld van ontwikkelingshulp waarin men ons voorhoudt dat er « ontwikkelde » en « onderontwikkelde » landen zijn, landen die voorop pronken en landen die achteraan bengelen, een wereld waarin voor Afrikaans zelfrespect nog weinig plaats is. De tekenen zijn duidelijk: steeds hogere golven van rauw cynisme steken hun kop op en creëren een vicieuze cirkel van geweld en corruptie leidend tot nog grotere afhankelijkheid.

Officiële hulp aan Afrika is een eindeloze saga van mislukkingen, een soort van geïnstitutionaliseerd fiasco. En toch is ontwikkelingshulp uitgegroeid tot een echt huishoudbegrip. De aid-carrousel staat bij wijze van spreken op elk plein in elk land van de wereld. Dezelfde paardjes draaien in het rond, dezelfde deuntjes galmen uit de luidsprekers, de collectebussen rammelen. Al veertig jaar lang. Zo is het altijd geweest, zo zal het altijd zijn. Hoe verklaren we dat?

Het paradigma van de ‘ontwikkeling’ ?

Wat zien we als we de carrousel op zijn kop zetten en naar het raderwerk aan de onderkant kijken?

De drijfveer van het hele mechanisme is het westers paradigma van de ontwikkeling: de overtuiging dat de mensheid, los van de evolutie, een vervolmakingproces doormaakt en dat het westen aan de weg timmert van deze planmatige veredeling. Het nastreven van deze ‘ontwikkeling’ is een morele plicht van de gehele mensheid. Wat achter ons ligt in de tijd is dus minderwaardig, een primitief stadium waar we nooit meer terug naar toe zullen keren; de weg vóór ons leidt naar het volmaakte, een einddoel dat we niet kunnen omschrijven maar dat aan de horizon van ons wereldbeeld is komen te staan.

Dat abstracte ideaal vindt wellicht zijn ontstaan bij Plato en werd via de neoplatonische en de christelijke filosofie in onze cultuur ingebed.

Volgens Nietzsche is dat ideaalbeeld een illusie, een sluier waarmee we de tragische realiteit van mislukking en dood bedekken.

Toch kan het niet ontkend worden dat die dwanggedachte van het ideaal zich tot een fenomenale maatschappelijke kracht ontwikkeld heeft. In de “fatalistische” Afrikaanse cultuur is van zo een geestelijk amfetamine geen spoor te bekennen.

Toen in recente tijden de verbluffende kracht van de technologie zich manifesteerde, ging men het platonische of goddelijke ideaal vertalen als materiële welvaart. De materiële welvaart zetelt nu op de troon van het opperste ideaal. Het is dus de morele plicht van alle volkeren om materiële welvaart na te streven. Het is onze plicht om hen daarin bij te staan. De voorstelling die men zich hierbij maakt kan men weergeven door een eenvoudig schema:

De « weg » is de strategie tot overleving. Deze wordt bepaald door de wijze waarop men de buitenwereld interpreteert, hoe men tegen het leven aankijkt, wat men ervan verwacht. Onze weg, het onvoorwaardelijk vertrouwen in de rationaliteit, stamt uit de verlichtingscultuur.

Dit soort van wereldbeschouwing bleek een ideale voedingsbodem voor de ontwikkeling van de technologie die dus het « voertuig » bij uitstek werd.

Het « doel » is het eindpunt van de ontwikkeling, een abstracte, permanente, stabiele wereld waar alle verwachtingen ingelost zijn. Technologie voert ons evenwel niet naar het opgaan in het volmaakte éne maar naar een materieel « paradijs ». Aangezien dit doel van materiële aard is wordt de afstand ervan gemeten in economische eenheden.

De « brandstof » is de kracht die ons drijft. 

De fundamentele bedoeling van ontwikkelingshulp is dat Afrika de achterstand met Europa inhaalt met het voertuig technologie, op de weg van de rationaliteit naar het doel van de materiële welvaart.

Is dit geen cultureel egocentrisme? Het zou namelijk wel eens kunnen dat Afrikanen in hun culturele evolutie een andere weg gekozen hebben, met andere woorden : een andere overlevingsstrategie hebben ontwikkeld omdat ze enigszins anders tegen het leven aankijken en er ook iets anders van verwachten.

Het Afrikaanse schema zou er bijvoorbeeld als volgt kunnen uitzien :

Wat men in ontwikkelingshulp dus doet is het voertuig technologie op de weg van de spiritualiteit neerzetten. Geen wonder dat de resultaten van technologietransfer zo bedroevend zijn.

Hoe gemakkelijk of moeilijk is het om van de ene levensstrategie op de andere over te stappen, om helemaal anders tegen het leven aan te kijken ? Om een spirituele denkwijze te verwisselen voor een rationele(1)?

Culturele factoren

Een cultuur is een verzameling regels, rituelen en waardebegrippen die het gedachtegoed van een bepaalde populatie vormen en de leden helpt elkaar te begrijpen zodat ze zinvol samen kunnen leven en werken. Men deelt een bepaalde manier om tegen het leven aan te kijken en met het leven om te gaan. Wat is dat leven, in een notendop ? Men wordt geboren, zonder erom te vragen, in een wereld die zich als een hallucinerend decor rondom ons uitstrekt. Onze instincten en zintuigen vinden in die omgeving het nodige om te overleven.

Tegen deze achtergrond leeft elkeen zijn eigen privaat, innerlijk leven, dat wil zeggen de hele lading van gevoelens en verlangens die een plaats vinden in het bewustzijn of het « ik » en het onderbewustzijn of het « mij ». Dat « ik en mij  » maken hand in hand een reis van geboorte naar dood en trachten ondertussen tot een harmonie met de omgeving te komen, dat wil zeggen : basisbehoeften moeten voldaan worden, verlangens moeten beantwoord worden, dromen nagestreefd, angsten overwonnen of vermeden, nieuwsgierigheid bevredigd. Eten is een basisbehoefte; veiligheid en seks zijn belangrijke verlangens;  het verwerven van macht of onsterfelijkheid kan een droom zijn; er is de angst om uitgestoten te worden, de nieuwsgierigheid naar innerlijke of uiterlijke grenzen.

Culturen kunnen verschillen in hun strategie om hier mee om te gaan. Het hier volgende gedachte-experiment wil dit illustreren: een individu (intensief bezig met zichzelf, met zijn allerindividueelste reis door het leven) wordt geconfronteerd met een probleem dat in het decor opduikt.

Individuen behorende tot cultuur A stoppen hun innerlijke zoektocht en beginnen een onderzoek. Vervolgens worden pogingen ondernomen om het probleem op te lossen. De verworven kennis wordt opgeslagen als een « methode » om in de toekomst gelijkaardige problemen sneller op te lossen. Problemen moeten dus gecategoriseerd worden naargelang het soort methode dat op hen van toepassing is.

Mensen van cultuur B daarentegen verkiezen voorrang te geven aan hun allerindividueelste zoektocht naar emotionele, innerlijke bevrediging. Zij zullen indien mogelijk het obstakel ontwijken en hun reis gewoon verder zetten, zoals men tijdens een wandeling rond een rotspartij loopt in plaats van er moeizaam overheen te klauteren. Of ze kunnen het probleem als het ware omvatten in de oeroude handen van het onderbewustzijn. Het onderdompelen in een hoek van hun geest waar de lichtbundel van het bewustzijn niet schijnt. Ze weten dat het « mij » wel iets zinnigs zal uitwerken en vroeg of laat kenbaar maken aan het « ik ».

De A-mensen stoppen dus bij tijden met het leven of beleven van hun eigen allerinnerlijkste reis om zich bezig te houden met de uitwendige wereld. Ze zijn vaker afgeleid dan de B-mensen die zich concentreren op hun emotionele zoektocht.

Voor elk van die twee strategieën valt een hoop te zeggen :

A-mensen krijgen geleidelijk aan de beschikking over een groot arsenaal van praktische middelen om de natuur aan hun wil te onderwerpen. Een enorm voordeel maar het heeft zoals alles zijn keerzijde: in dit geval een grotere kans op een onvervuld innerlijk leven, op emotionele armoede. Dit kan leiden tot een vicieuze cirkel: de druk van de innerlijke honger ontlopen door zich nog meer bezig te houden met probleemoplossingen in de buitenwereld, dus nog meer emotionele armoede. Het kan ook aanleiding geven tot een ersatz-spiraal : in de buitenwereld de oplossingen zoeken om de innerlijke honger te stillen.

Voor de B-mensen is er het voordeel van meer emotionele bevrediging, meer tijd voor en een grotere kennis van zichzelf, hetgeen leidt tot meer harmonie met de omgeving. Een ander voordeel is het intens emotioneel contact. Het is inderdaad verrassend dat voor de allerindividueelste reis door het leven andere mensen de allerbelangrijkste factor zijn. Mensen met hun emoties. Voor de A-mensen die een hoop werk te verdelen hebben, domineren andere, emotiearme relaties die weinig te maken hebben met de allerindividueelste zoektocht.

De levensstrategie van cultuur B heeft ook zijn nadelen: het lichaam, dus ook het leven zelf, blijft sterk afhankelijk van de toevallige krachten in de natuur. Daarenboven is het weefsel van hun cultuur grotendeels innerlijk aanwezig: spirituele verworvenheden zijn ongrijpbaar. Het vergt een voortdurende innerlijke kracht om ze op te roepen en soms verdwijnen ze achter een mist. De materiële producten van cultuur A daarentegen kan men aanraken. Ze bieden altijd een houvast, hoe zwak de hand ook is die hen vasthoudt, hoe pover de bevrediging ook mag zijn.

Het gevolg is dat het materieel comfort aangeboden door cultuur A een verslavend effect heeft. Contact met cultuur A kan tot vernietiging van de eigen cultuur leiden.

Cultuur A vertoont antropologische aspecten van de moderne Westerse maatschappij en cultuur B van de traditionele Afrikaanse.

Men kan zich afvragen hoe relevant die traditionele cultuur de dag van vandaag nog is? Wat is de invloed van de groeiende armoede, verstedelijking en globalisatie op de vertrouwde culturele patronen in Afrika ? Sommigen spreken over de « laatste stuiptrekkingen van een onthoofde haan of over de  cultuur van « permanente verandering(2)». Toch toont onderzoek aan dat traditionele waarden duidelijk en vigoureus aanwezig zijn in de Afrikaanse maatschappij van nu(3).

Genetische factoren

Zou het kunnen dat er een genetische basis is voor de verschillen in Europese en Afrikaanse levensstrategieën ?

Dat psychische of cognitieve verschillen tussen mensengroepen een genetische basis zouden hebben wordt dikwijls als een immorele gedachte beschouwd. Het idee wordt zelfs als racistisch bestempeld. Paradoxaal genoeg berust deze stellingname zelf op een racistische veronderstelling, namelijk dat de westerse of blanke psychische of cognitieve vaardigheden a-priori superieur zijn aan alle andere. Het befaamde intelligentiequotiënt bijvoorbeeld meet een bepaalde soort van cognitieve vaardigheid. Er is geen verantwoorde reden om aan te nemen dat die manier van omgevingsonderzoek superieur is aan andere zoals bijvoorbeeld een spirituele ervaring van de wereld, tenzij men deze zaken nadrukkelijk vanuit het westerse culturele waardenstelsel wil bekijken.

En dat is precies wat mensen doen die steigeren als er een suggestie voor een dergelijk debat opgaat. Hun logica vertelt ze dat aantonen dat bijvoorbeeld de ene groep een lager IQ heeft dan de andere een bewijs is van inferioriteit en dus een immorele uitspraak. Als er dan ook nog eens een genetische basis voor zo een verschil genoemd wordt is het helemaal heiligschennis(4). Nochtans weet iedereen met een interesse voor evolutionaire biologie dat dit nergens op slaat. Het is nonsens te beweren dat mensen superieur zijn aan sprinkhanen of leeuwen superieur aan bacteriën(5).

Sprinkhanen overleven en zijn een uitermate succesvolle soort dank zij hun unieke kniegewrichten. Aangezien mensen die eigenschap missen en dus wat betreft springen de mindere zijn van sprinkhanen, zijn ze inferieur in de ogen van sprinkhanen. Doordat ze hun achterpoten op een stuntelige manier, als een soort stelten, gebruiken, moeten ze ingewikkelde activiteiten ontplooien om aan eten te komen. Ze verteren namelijk ook al geen gras.

Mensen echter vinden dat ze sprinkhanen overtreffen als soort omdat sprinkhanen maar een paar minuscule zenuwknoopjes hebben, daar waar mensen over een indrukwekkende klomp hersenen beschikken. En elke mens is doordrongen van het idee dat hersenen nuttiger zijn voor de overleving dan knieën.

Rassen zijn populaties die weliswaar dezelfde genen hebben maar toch verschillende genetische « strategieën(6)» die misschien aan de basis liggen van de verschillende cognitieve strategieën, bijvoorbeeld een spirituele versus een rationele interpretatie van de wereld.

IQ en technologische vaardigheid zijn belangrijk voor vergelijkingen tussen individuen en volkeren binnen onze westerse cultuur en dus hanteert men dezelfde maatstaaf voor andere culturen of etnische groepen. Dat is in feite wat mensen met morele bezwaren tegen openlijke discussies over verschillen tussen rassen doen. Het zijn net sprinkhanen die vinden dat het niet netjes is te springen in de buurt van mensen omdat dit de inferioriteit van mensen onderstreept. Want waarom anders die paniekerige ontkenning? Omdat ze een conclusie trekken die taboe is. Een taboe kan bestreden worden door het tegengestelde tot dogma te verheffen. Vandaar het ‘dogma van de gelijkheid’ binnen de moderne westerse beschaving.

We ontkennen aan de Afrikaan het recht om anders te zijn: de Afrikaan heeft precies dezelfde denkpatronen als wij, verlangt net als wij naar bevrijding van de geestenwereld, baseert zijn levenswijze net als wij op het streven naar materieel comfort door technologische ontwikkeling. Aangezien ze op al deze dingen minder goed blijven scoren dan wij, groeit diep vanbinnen de overtuiging dat de Afrikaan onze mindere is.

Waarom zouden we niet verschillend zijn? Culturen zijn tenslotte een soort eilanden met hun eigen specifieke biotoop waarbinnen selectie optreedt(7). Is het niet waarschijnlijk dat er een interactie is tussen genen en culturen zoals tussen genen en fysieke omgeving? Als twee groepen een verschillende levensstrategie hebben, zullen ze dan ook geen verschillend arsenaal van menselijke eigenschappen of kundigheden nastreven? Bijvoorbeeld in de ene populatie spirituele gaven, in de andere een denkwijze ontdaan van alle spiritualiteit. Het zijn evolutionair gezien uiterst minieme verschillen die echter over een periode van duizenden jaren kunnen leiden tot een selectie binnen elke populatie ten voordele van de meest begeerde en bewonderde eigenschappen? Misschien kunnen bepaalde neuronale modules of een combinatie daarvan door genetische selectie als gevolg van het culturele « environment » meer of minder nadrukkelijk aanwezig zijn. Een karakteristiek is ofwel genetisch ofwel cultureel bepaald, zeggen de psychologen. Maar wellicht bestaat er een wisselwerking tussen de twee die veel dynamischer is dan wij ons voorstellen.

In plaats van onze eigen visie en ons eigen arsenaal van kundigheden aan de hele wereld op te dringen als de meest « ontwikkelde », zouden we beter alle waarde-oordelen overboord gooien en het dogma van de gelijkheid vervangen door dat van de gelijkwaardigheid. Dan zou misschien het absurde en destructieve karakter van ontwikkelingshulp aan het licht komen en Afrika eindelijk kunnen herademen.

Alle mensenrassen delen tenslotte precies dezelfde genen. Alleen voeren die genen hier en daar andere trucjes op. So what?…

Wat voor ons in deze context belangrijk is, is ten eerste dat verschillen in cognitieve processen tussen etnische groepen wel degelijk relevant zijn, zeker wat betreft de doelmatigheid van het denken over ontwikkelingshulp en ten tweede dat er hier geen vergelijkende waardebepaling aan vast hangt(8). Het gaat hem om een verschillende manier van denken, niet om een verschil in kwaliteit. Zo is bijvoorbeeld in één proef in de VS aangetoond dat blanke en zwarte groepen met hetzelfde (hoge) IQ-gemiddelde significante verschillen vertoonden in de resultaten van de test- onderdelen : blanken scoorden hoger in spatiaal-perceptieve behendigheden en zwarten in rekenen en geheugenoefeningen(9).

Ontwikkelingshulp als vicieuze cirkel

Samenvattend kunnen we dus stellen dat onze levensbeschouwing is gebaseerd op het concept van het bestaan van een ideaal. Wellicht geloven nog weinigen in een ideale wereld de dag van vandaag. Niettemin, het culturele erfgoed van dit concept, de overtuiging dat de ratio van het westen de mensheid moet leiden naar een materialistisch paradijs, vormt nog steeds het fundament van onze levensstrategie, geeft letterlijk zin aan ons leven. Het heeft ons in materieel opzicht geen windeieren gelegd. Maar in verband met « ontwikkelingshulp » rijzen er vragen: worden wij en de wereld echt « beter »?(10) Moet het traditionele Afrika zijn dierbaarste verworvenheden opofferen om ons naar een toekomstige « betere wereld » te volgen die wellicht op los zand is gebouwd? En zouden ze het überhaupt kunnen indien het concept van het ideaal niet in hun cultuur of genen ingebed ligt?

Wij zien onszelf op deze weg voortschrijden en als we Afrikanen beschouwen, situeren we ze, onbewust, op dezelfde weg, op onze weg, de enige weg, de weg van cultuur A. We kunnen vervolgens niet ontkomen aan de dwang van onze eigen maatstaven en besluiten dat ze « achter » zijn. Dus moeten ze « ons inhalen ». Na jaren van ontwikkelingshulp is dat nog steeds niet gebeurd, ze zijn zelfs nog méér achterop geraakt. We schrikken voor de logische gevolgtrekking. Aangezien die « immoreel » is, wordt het beeld verdrongen. We vegen de genante boel snel achter een voor de hand liggende drogreden: er moet nóg meer tijd overheen gaan. Dus nóg meer ontwikkelingshulp. De carrousel draait, de collectebussen rammelen, er worden geen vragen gesteld… De weg is vrij voor de ongebreidelde groei van het bureaucratische aid-establishment en Afrika zit gevangen in een vicieuze cirkel : hoe meer ontwikkelingshulp, hoe meer afhankelijkheid, hoe minder eigen initiatief, hoe sterker de rem op de eigen natuurlijke ontwikkeling, wat dat ook moge inhouden.

Ontwikkelingshulp als paradox

Ontwikkelingshulp werd vanwege de rijke landen massaal op gang getrokken als een soort tweede wedloop voor Afrika nadat aan tientallen onvoldoende voorbereide koloniën de onafhankelijkheid was verleend.

Hieruit vloeide voort dat ontwikkelingshulp een staatszaak werd, een zaak van ambtenaren. Dit leidde tot een fundamentele paradox : een typische eigenschap van hulpverlening in het algemeen is namelijk haar bepaaldheid in tijd, haar beperkte duur; een bureaucratie daarentegen heeft de inherente neiging zichzelf onbeperkt in leven te houden.

Een tweede eigenschap van hulp is haar reciprociteit. Als iemand je helpt, hoop je die persoon ooit eens een wederdienst te kunnen bewijzen. Ontwikkelingshulp is echter strikt een éénrichtingsverkeer.

Een andere kwalijk riekende tegenstelling is natuurlijk het feit dat achter het woord « hulp » het eigenbelang van het westen schuilging. Oude belangen en investeringen moesten beschermd worden en geopolitieke en kapitalistische invloedssferen verdedigd.

Het mechanisme van ontwikkelingshulp

Hieruit ontstond een complexe structuur die we het donor-systeem noemen.

Dit systeem omvat alle instanties en partijen die direct baat hebben bij gouvernementele of internationale ontwikkelingshulp. Het bestaat uit de officiële donororganisaties, de lokale hoge ambtenarij en politiekers, de consulentensector en de multinationals

Fundamenteel gezien verschilt de werkwijze niet zoveel tussen de verschillende organismen. Voor deze bespreking hebben we ons deels gebaseerd op procedures toegepast door de Europese Unie.

Het verloop van de ‘ontwikkelingshulp’ op het terrein wordt het best geïllustreerd aan de hand van wat nog steeds de klassieke module van ontwikkelingssamenwerking mag genoemd worden: het project.

Dit is weergegeven door figuur 3.

Figuur 3: Het Project : de mechaniek van het donor-systeem

De absurditeit van deze bureaucratische ballon springt zonder meer in het oog.

Voor een kritische analyse van de afzonderlijke onderdelen van het donorsysteem is er binnen het kader van dit artikel niet voldoende plaats.

Dergelijke analyse lijdt nochtans onherroepelijk tot de conclusie dat althans een deel van de redenen voor het falen van ontwikkelingshulp in Afrika te wijten zijn aan het donorsysteem zelf.

Meer nog, het donorsysteem is één van de directe oorzaken van de toenemende ellende in Afrika.

Mensen vanaf hun geboorte voorhouden dat ze “achterop” en dus inferieur zijn, maakt ze psychologisch ziek; grote gezinnen kunstmatig in leven houden creëert overbevolking; corrupte regeringen overeind houden verziekt de maatschappij; continu aalmoezen uitdelen verlamt het initiatief; voortdurend geldleningen schenken verhoogt de schuldenlast; dure wegen en hospitalen bouwen die het land niet kan onderhouden maakt hen apathisch; mensen die naar hun land komen om te helpen maar zich onbeschaamd in luxe wentelen maakt hen verbitterd.

Alternatieven

Zou Afrika niet het meeste baat hebben bij een volledige of bijna volledige afschaffing van officiële ontwikkelingshulp? Zodat in de plaats daarvan niet-gouvernementele kleinschalige hulp kan ontstaan, als een meer ‘natuurlijke’ vorm van hulpverschaffing.

Hoe het ook zij, in de realiteit kan er van globale ontmanteling geen sprake zijn. De officiële ontwikkelingshulp is een soort van gigantische en veelzijdige octopus in dienst van het westers economische systeem. Het hoofd is een uitzonderlijk goed gecoördineerde westerse politiek die zijn tentakels uitzendt naar elk arm land in de wereld. Elke afzonderlijke tentakel kan politieke, diplomatieke en economische druk uitoefenen, informatie verzamelen, handels- en communicatiekanalen openen of sluiten en lokale expertise verschaffen. Daar kan dus duidelijk niet aan getornd worden. Aangezien de toplaag in de derde wereld landen deel uitmaakt van het donorsysteem, ontbreekt het hier eveneens aan de vereiste politieke wil om de situatie te veranderen.

Het alternatief dat sinds een aantal jaren vooruitgeschoven wordt is een soort liberalisatie van de ontwikkelingshulp. “Not aid but trade” was het nieuwe motto uit de Verenigde Staten. Dit gezichtspunt is in één opzicht een enorme vooruitgang omdat het Afrika eindelijk zou verlossen van zijn stigma van minderwaardige onbeholpen bedelaar.

Het is dus langs de ene kant een veel eerlijker opstelling dan de huidige maar langs de andere kant ook weer niet zo een erg eerlijke. Het is alsof twee spelers Monopolie gaan spelen waarbij de éne speler van het begin de duurste straten en stapels geld bezit en de andere een paar nutteloze terreinen en een hoop schulden. Het zou eerlijker zijn de kaarten opnieuw te schudden.

Toch is dit, in tegenstelling tot ‘hulpverlening’, een alternatief dat hoop brengt. Langzaam maar zeker zullen de kansen keren. Spelregels en prijzen op het Monopoliebord veranderen niet maar de realiteit is niet zo rigide. In de intrinsieke waarde van afspraken en bezittingen kunnen grote verschuivingen en veranderingen plaatsvinden. Op korte en middellange termijn zal nochtans regulerend opgetreden moeten worden om nog extremere vormen van corruptie en exploitatie te voorkomen.

Wat alleszins van groot belang is in het zoeken naar alternatieven is dat we ons ontdoen van het taaie culturele egocentrisme en met open vizier zowel de problemen als de troeven van Afrika beschouwen :

Afrikaanse problemen

Gebrek aan technologische kennis

De globalisering is bezig zich te voltrekken. Ook Afrika is een deel aan ‘t worden van een groter geheel, de wereldeconomie. In die wereld is technologie onmisbaar. Hierop heeft de ontwikkelingshulp gehamerd ten koste van elk ander aspect in de Afrikaanse samenleving. Het resultaat is bedroevend. Waarom zijn er veertig jaar later nauwelijks Afrikaanse fabriekseigenaars, producenten, uitvinders, topspecialisten of geleerden in de technologische sector? De illusie dat het een kwestie van tijd is moeten we opgeven want de kloof wordt groter in plaats van kleiner.

Mijn antwoord is dat een mens geen twee dingen tegelijk kan zijn. Men kan niet Afrikaan en Europeaan tegelijkertijd zijn.

Kunnen we in een Afrikaans dorp in de kring dansende mensen rond het vuur stappen met de wetenschap dat we nooit meer zullen terugkeren? Zouden we het eindeloze dansen tenslotte niet zinloos gaan vinden en in opstand komen?

Al bewonderen we nog zozeer de kunst van het dansen, de sociale dialectiek, de spiritualiteit, de ongekunstelde aanvaarding van wat is, het maakt ons niet tot Afrikanen.

Als een blanke temidden van een groep Afrikaanse dorpelingen meedanst, zal het hele dorp aanmoedigend roepen ook al maakt hij een stuntelige indruk. Het probleem zit hem niet in de benen of de danstechniek maar in het hoofd. De zin, het concept, de hele bedoeling van het dansen ontgaat ons.

Gebeurt er in omgekeerde richting misschien iets gelijkaardigs?

Het cruciale aspect van technologietransfer is evenmin het aanleren van een techniek maar het zich eigen maken van een manier van denken, een manier van leven die in een technologische maatschappij vereist is.

Net zoals het dansen ons na een tijd niet meer zal bevredigen is voor de Afrikaan een steevast verblijf in de abstracte en steriele wereld van rationaliteit en technologie misschien even onhoudbaar, even zinloos.

De Afrikanen in hun dansend dorp lachen aanmoedigend en klappen in hun handen ook al danst de blanke niet zo goed. Ze weten dat blanken niet dezelfde aanleg hebben voor het dansen en dus wordt de lat voor hen wat lager gelegd.

Misschien leggen wij bij de technologieoverdracht de lat te hoog. Kan het niet een beetje minder dominerend, zodat er nog ruimte overblijft voor dat andere, Afrikaanse wereldbeeld.

Europese concepten zoals management, efficiëntie, rationaliteit en privatisatie moeten niet klakkeloos gekopieerd maar in een gematigde, Afrikaanse interpretatie toegepast worden zodat de daaruit voortspruitende structuren leefbaar zullen zijn.

Misschien is trouwens die hele op de spits gedreven technologie-transfer niet eens zozeer een gevolg van bittere Afrikaanse noodzaak maar van westerse culturele pronkzucht en westerse economische belangen?

Identiteitscrisis

Ontwikkelingshulp maakt het probleem van de Afrikaanse identiteitscrisis alleen maar acuter wegens de grote faling van het inhaalmanoeuvre, het “hopeloos achterop geraken”. De remedie is weeral in de eerste plaats : meer begrip en waardering voor de andere levensvisie. Dit proces is trouwens al begonnen. Steeds duidelijker manifesteert zich de kracht en schoonheid van de Afrikaanse eigenheid. Muziek, erotisme, viriliteit en fysieke prestatie groeien uit tot Afrikaanse iconen die in de hedendaagse Europese cultuur geleidelijk aan meer bestaansrecht krijgen. Het besef groeit dat Afrikanen onnavolgbaar beter zijn in bepaalde dingen dan wijzelf. En dat dit te maken heeft met fundamentele levensstrategie en zelfs genetische eigenschappen. Het is hoog tijd dat deze bewustwording ook doordringt in de wereld van ontwikkelingshulp.

Overbevolking

De vicieuze cirkel armoede-overbevolking is ten dele het gevolg van het onvoorwaardelijk en systematisch invoeren van medische hulp met als opvallendste resultaat een drastische verlaging van de kindersterfte. Dit proces wordt nog steeds als de grootste verwezenlijking van de Europese cultuur in Afrika beschouwd. De heiligheid van het leven is het grootste paradigma van de westerse cultuur. Voor de westerse mens is de dood het einde van het ‘zijn’ en niet een onlosmakelijk deel ervan omdat de westerse maatschappij geen transcendentale dimensie kent zoals in Afrika. Er is alleen het materiële(11). Het doel van de westerse mens is materiële welvaart en de dood snijdt ons onherroepelijk de pas af naar dat doel. Voor materiële welvaart is niets zo heilig, zo onontbeerlijk als het ‘zijn’ in de materiële wereld, het ‘zijn’ vóór de dood. Zou het kunnen dat andere culturen enigszins anders tegen de dood aankijken? Kan het dat de dode niet ophoudt met ‘zijn’ maar verder blijft bestaan in een spirituele dimensie. Voor zulke volkeren is het leven niet het enige dat is en is de heiligheid van het leven niet zo’n obsessieve dwanggedachte. Men moet dit niet verwarren met het genetisch geprogrammeerde instinkt tot overleving dat ons aanzet ons lichamelijk bestaan te verdedigen en te koesteren. Daar is niets heiligs aan, evenmin als aan het instinkt tot paren. Indien de bevolkingsexplosie een van de grootste obstakels is voor het geluk van toekomstige generaties, moeten we dan toch verbeten vasthouden aan die dwanggedachte dat elke foetus moet uitgroeien tot individu ook al heeft de natuur het zo niet bedoeld (in die zin dat kindersterfte een normaal, regulerend verschijnsel is(12)?

Is het ook weer niet zo dat we in de medische interventie ons technologisch vernuft weerspiegeld zien, een teken van onze suprematie en dat we het daarom zo hoog in het vaandel voerden tijdens onze opmars door Afrika? Hoe moeilijk het ook is, we moeten opnieuw gaan nadenken over de zin van blinde medische interventie.

De schuldenlast

De enorme schuldenberg die als een zware last op de toekomstige Afrikaanse generaties drukt, is puur een product van het donorsysteem. Het zijn de handlangers van het donorsysteem, de Afrikaanse beleidsvoerders, die in naam van hun volk, al decennia lang riskante, onverantwoorde geldleningen onderschrijven. Toch is al jaren duidelijk dat Afrika geen baat heeft bij al die geldtransacties. Waar zijn de resultaten? Maar voor de geldschieters zijn de goedkope leningen aan de derde wereld landen een winstgevende zaak. Het is volkomen onrechtvaardig en immoreel de Afrikaanse kinderen van nu verantwoordelijk te maken voor de terugbetaling van al die talloze staatsleningen die boven hun hoofden werden afgesloten.

Zolang de schuldenlast op Afrika drukt, kan er van vrije ontwikkeling geen sprake zijn. In de naam van ontwikkelingshulp moet zij dan ook volledig afgeschreven worden en dient aan het systeem een definitief einde gemaakt te worden.

Indien het westers financieel establishment zich hiertegen verzet, kan Afrika evengoed terugbetaling eisen van schulden die door het westen in de loop van de laatste vijfhonderd jaar gemaakt zijn, te beginnen met de slavenhandel en het roven van grondstoffen en land, het decimeren van de natuurlijke fauna en flora en eindigend met de globale milieuvervuiling en klimatologische storingen die door de industriële landen veroorzaakt worden. Indien men een schatting zou maken van a) de compensatie voor het onnoemlijk menselijk leed aangericht door West-Europese landen en b) de totale schade aangericht op de Afrikaanse landbouw, visvangst, jacht, het maatschappelijk welzijn en het culturele erfgoed, dan zal die totale som de huidige schuldenlast van Afrika gemakkelijk overstijgen. Met andere woorden, als ieder zijn rekening mag presenteren, dan is het Westen dat moet terugbetalen in plaats van andersom.

Afrikaanse rijkdommen

Terwijl de westerse mens meegesleurd wordt in een stroomversnelling van materialistische verslaving en emotionele armoede, is Afrika de beheerder van een spirituele wereld die een remedie kan zijn voor onze toekomstige problemen. Ik vernoem hier zeer in het kort enkele Afrikaanse verworvenheden die mijns inziens onze eigen maatschappij zouden kunnen verrijken

Spiritualiteit

Volgens sommige hedendaagse westerse denkers zouden ‘geesten’ een plaats moeten kunnen vinden in de wereld van westerse rationaliteit. Geesten kunnen helpen dingen te herinneren, een betere toekomst te bouwen. Iets waar onze geschiedenis blijkbaar niet in slaagt. Ieder die bijvoorbeeld de traditionele initiatiemaskers aan het werk heeft gezien in de opvoeding van bantu-kinderen, is onder de indruk van de verbluffende efficiëntie en directe kracht van spirituele informatieoverdracht.

Maar bovenal kunnen de Afrikanen ons helpen het wezen en het belang van religie opnieuw te begrijpen

Samenhorigheid

Aan de levenswijze van de zwarte Afrikaan ligt een sociale en affectieve dialectiek ten grondslag waardoor menselijk bestaan betekent : “gemeenschap met de medemens”. Iedere mens wordt beschouwd als “mens behorend tot de medemens”(13).

Egaliteit

Dit vergt ook sociale egaliteit. In de westerse maatschappij wordt het smeden van nauwe affectieve banden serieus bemoeilijkt door het grillige maatschappelijke landschap van alomtegenwoordige sociale ongelijkheid.

Het Afrikaanse ‘reciprociteitsbeginsel’ biedt een alternatief: “handel steeds zodat gij eventuele sociale tegenstellingen oplost door voorrang te geven aan het reciprociteitsbeginsel als norm”10.

Wijsheid

In het transcendentale Afrika zijn het de ouderen die het dichtst bij de geesten staan en dus als hun boodschappers fungeren. Dit laat hen toe ook hun eigen levenswijsheid over te brengen op de generatie die na hen komt. In het westen heeft geld en kennis de ouderen en daarmee de levenswijsheid geminimaliseerd met het gevolg dat de maatschappij stuurloos is. Onze bewindslieden maken niet langer aanspraak op wijsheid. Ze zijn er enkel om de economische machine gesmeerd en vrij van pannes te houden en alzo de consumptiemaatschappij drijvende te houden. Waar die uiteindelijk naartoe drijft is hoe langer hoe minder hun zaak. Zij zijn geen stuurmannen. Eerder machinisten die zich paniekerig door alweer een nieuwe handleiding worstelen. Een traditionele Afrikaanse maatschappij geraakt niet op drift. Ze heeft haar wortels stevig in het verleden gepland en ontrekt daaraan haar wijsheid.

Inspraak

Een laatste aspect is de ‘Afrikaanse democratie’. Die is gehavend door de westerse politieke systemen die op de dorps- en clanstructuren gesuperposeerd werden, maar nog levend en relevant.

De moderne westerse democratie is een fenomeen vol tegenstrijdigheden. Tegenover de anderen doen we erg verwaand over ons algemeen ‘stemrecht’ maar diep vanbinnen knaagt er iets. Onze stem wordt wel geteld maar nooit gehoord. Als een dor blad tussen miljoenen anderen dwarrelt ze de stembus in, geruisloos, gewichtsloos. Een onpersoonlijk statistisch gegeven in plaats van, zoals in de traditionele Afrikaanse democratie, een unieke, persoonlijke bijdrage.

Tegenover de kapitalistische superstructuren en de internationale maffia’s van morgen zal de Europeaan daar staan zonder clan, zonder stam of land, misschien zonder familie, zonder gezin. Met alleen die gewichtsloze democratie.

Misschien moeten we eens goed kijken naar de Afrikaanse traditionele democratische systemen van consensus en palaver, zonder westerse vooroordelen, alvorens ze naar het rijk der primitieve nevelen te verbannen.

Besluit

De Afrikaanse levenshouding heeft een aantal oplossingen voor westerse problemen, zonder dat men daarbij uit het oog moet verliezen dat ze ook eigen zwakheden heeft.

Kortom, de hulp moet in twee richtingen stromen, als twee stromen die samen onze ene wereld bevloeien.

In de toekomst moeten we daarom eerder denken aan een uitwisseling. Afrika bezit niet alleen geesten, grondstoffen en unieke fauna en flora; het levert ook een groot deel van de zuurstof op aarde(14), het bezit een weelde aan ruimte en tijd die in onze maatschappij alsmaar duurder worden en iedereen die Afrika bezoekt, ondergaat de heilzame invloed van het natuurlijke, trage ritme waar bij ons zo ongenadig op gejaagd wordt.

Deze en alle andere spirituele en fysieke bezittingen, waarop het westen nog steeds roofbouw pleegt of meent gratis te mogen consumeren, moeten hun reële waarde krijgen en Afrika tot een sterkere, zelfbewuste partner maken.

Uiteindelijk kunnen we in Afrika weinig positiefs uitrichten (de aangerichte schade herstellen zou al een enorme prestatie zijn) zolang we zelf niet een beetje beschaafder worden. Zolang de Europeaan zijn verschrikkelijke, diepgewortelde, primitieve angsten niet kan overwinnen, zal leugen triomferen over waarheid, afgunst over liefde, hypocrisie over oprechtheid, egoïsme over samenhorigheid, geldzucht over nobelheid. Het enige, ultieme geschenk dat Afrika van ons moet krijgen is simpelweg een betere versie van onszelf, niets meer en niets minder.

(Uitpers, nr 105, 10de jg., januari 2009)

De schrijver werkte als dierenarts gedurende bijna dertig jaren in Afrika, Centraal Amerika en Centraal Azië. Sinds drie jaren werzaam als politie inspecteur in een multiculturele wijk in Brussel.

°1952

 

Voetnoten:

(1) Alle menselijk denken is uiteraard fundamenteel rationeel, gebaseerd op logische principes. In de huidige context betekent rationeel denken : uitrekenbaar redeneren met poging tot uitsluiting van alle subjectiviteit; anderzijds bedoelen we met spiritualiteit : het toelaten en zelfs aanmoedigen van subjectieve kennisverwerving naast de rationele.

(2) “Van traditionalisme naar modernisme:een subcontinent in beweging”, Isodore Ndaywel è Nziem, Cepess no.1-2, 2000, p.25-31

(3) “De wortels van de Afrikaanse waarden en normen”, Kimpianga Mahaniah, Cepess no.1-2, 2000, p.15-23

(4) Niemand kan met zekerheid uitmaken of er wel dan niet een genetische oorzaak bestaat voor het verschil in denken tussen rassen zoals dat bijvoorbeeld tot uiting komt in IQ-testen. Intelligentie is een zeer variabele karakteristiek met een grotere variatie tussen leden van eenzelfde ras dan tussen rassen onderling. Culturele en socio-economische factoren spelen daarenboven een zeer belangrijke rol maar volgens sommige onderzoekers zijn ze duidelijk niet de enige verklaring.

(5) Vanuit theologisch standpunt zijn mensen wel degelijk superieur aan dieren omdat alleen mensen god kunnen kennen

(6) Genetische verschillen tussen rassen zijn kwantitatieve verschillen, namelijk verschillen in de frequentie van bepaalde genen en allelen, zoals die in feite ook bestaan tussen bijvoorbeeld verschillende Europese volken.

(7) In verband met evolutionaire divergentie van erfelijk vastgelegde denkpatronen bij dieren op eilanden zie Darwins interessante observatie over het erfelijke karakter van de vluchtreactie in vogels ten aanzien van mensen in “Voyage of the Beagle”, The Harvard Classics, Ed. Charles W. Elliot LL. D., 1909, p.422-424.

(8) In de meeste handboeken over cognitieve psychologie beweren auteurs dat onderzoek naar verschillen tussen rassen misplaatst, onwetenschappelijk, verwerpelijk, enz. is. Voor ontwikkelingshulp, een zeer belangrijk aspect van de Afrikaanse maatschappij, gaat dit zeker niet op.

(9) The Bell Curve, R.J. Herrstein and Charles Murray

(10) Deze vraag werd al gesteld in 1946 in Belgisch Kongo door de Minderbroeder Placied Tempels in zijn boek “Bantoe-filosofie”, p.107, (uitg. De Sikkel, Antwerpen). Het boek werd in meerdere talen vertaald maar op de vraag werd nooit antwoord gegeven.

(11) Zelfs de westerse religie verkondigt de totale suprematie van het leven. Ze verzaakt aldus aan haar eigen leer die zegt dat het leven op aarde slechts een tijdelijke tussenstap is naar het eeuwige leven in Christus, dat het ‘koninkrijk Gods’ niet van deze aarde is.

(12) In de Afrikaanse cultuur is de aanvaarding van dit biologische feit weerspiegeld in de traditionele gebruiken rond de naamgeving

(13) “De wortels van de Afrikaanse waarden en normen”, Kimpianga Mahaniah, Cepess no.1-2, 2000, p.15-23

(14) De US heeft tijdens een internationale conferentie over milieu het goede voorbeeld gegeven door officieel aanspraak te maken op compensatie voor de absorbtie van CO2 door zijn uitgestrekte wouden en grasvlakten. Dit opent perspectieven voor Afrika.

Laatste bijdrages

“Mexicaans Amerika”

De foto’s deden de ronde op facebook. President Trump liet ook zijn oog vallen op Mexico, hoewel hij dat van de 52ste deelstaat van de VS niet meer vermeldt.…

Nog veel onduidelijkheden bij akkoord voor staakt-het-vuren in Gaza

Na 15 maanden van brutaal geweld en grootschalige vernietigingen in Gaza, waarbij meer dan 46.000 Palestijnen het leven lieten, bereikten Israël en Hamas een akkoord over een staakt-het-vuren. Hoewel…

Kolonialisme en kolonialiteit,  post(-)kolonialisme en dekolonisering

Het is niet ongebruikelijk in de sociale wetenschappen dat de woorden waarmee wordt gegoocheld meer verbergen dan ze ophelderen. Tegelijk zijn de termen van de titel boven dit artikel…

Mens blijven aan het front

You May Also Like

×