In Pakistan is de spanning dinsdag erg opgelopen na de arrestatie van oppositieleider en ex-premier Imran Khan. Het was een paramilitaire groep, de Rangers, die hem oppakte bij de rechtbank. Khan voert al meer dan een jaar tegen zijn afzetting die hij wijt aan de legerleiding en de VS. Onmiddellijk na die arrestatie kwamen massa’s aanhangers van Khan in diverse steden de straat op.
Khan stond terecht in de Al Qadir Trust zaak. Hij en zijn echtgenote worden ervan beschuldigd van een vastgoedfirma geld en landerijen te hebben gekregen toen hij premier was. Dat zou in ruil geweest zijn voor het toedekken van illegaal geldverkeer vanuit Londen.
Populair
Khan is de leider van de PTI die na de verkiezingen van 2018 aan de macht kwam, maar een jaar geleden in de minderheid werd gesteld nadat parlementsleden overliepen. Sindsdien wordt Pakistan geregeerd door de twee vroegere grote machtspartijen, de Moslim Liga van premier Shehbaz Sharif en de Pakistaanse Volkspartij (PPP).
De ex-premier, die als cricket-kampioen een nationale held werd, voert sindsdien een grootscheepse campagne om verkiezingen uit te schrijven. De economisch-financiële situatie is erg benard; en alhoewel Khan daar zelf veel schuld aan heeft, wordt toch vermoed dat hij verkiezingen zou winnen. Zijn PTI won alleszins diverse tussentijdse en lokale verkiezingen.
Amnesty International riep de Pakistaanse autoriteiten dinsdag op om het mobiele Internet, dat kort daarvoor werd onderbroken, te herstellen. Er was niet langer toegang tot Twitter, Facebook en YouTube. De overheid wil beletten dat aanhangers van Khan via ‘sociale media’ oproepen om te demonstreren.