Al jaren werkt Amerikaans journalist David Wallace-Wells zich uit de naad voor de strijd tegen klimaatopwarming. Toen hij in 2017 plots overweldigd werd door een storm van lof én kritiek na de publicatie van het essay The Uninhabitable Earth, besloot hij het werk tot een gelijknamig boek om te toveren. Een must-read.
Dat de aarde in hoog tempo opwarmt en dat dat permanente gevolgen zal hebben, hoeven we u ongetwijfeld niet te vertellen. Greta Thunberg en Anuna De Wever schreeuwen het al tijden van de daken, kranten berichten er nagenoeg dagelijks over. Maar beseft u wel écht wat ons te wachten staat? David Wallace-Wells is overtuigd van niet. Hij opent zijn nieuwe boek De Onbewoonbare Aarde dan ook met de volgende woorden: “Het is erger, veel erger dan je denkt.”
Dat blijkt dan ook al snel uit zijn uiteenzetting: meer dan de helft van De Onbewoonbare Aarde focust op de verschillende facetten van chaos die we in meerdere of mindere mate, afhankelijk van hoe we beslissen de klimaatcrisis aan te pakken, zullen ervaren. In 12 korte hoofdstukken – zoals hittesterfte, honger, verdrinking, natuurbranden, opwarmingsplagen en economische ineenstorting – schetst hij een doemscenario dat rillingen over de rug doet lopen.
In het tweede deel gaat Wallace-Wells dan weer dieper in op de verschillende manieren waarop we naar het probleem kunnen kijken, van technologisch oogpunt tot economische visie. De toon is al even bedrukt: zo zet hij grote vraagtekens bij het huidige kapitalistische systeem, dat weliswaar de middelen maar niet de moed heeft om in te grijpen, en haalt hij uit naar de technologie, die zich volgens te auteur veel te weinig bekommert om de opwarming (en te veel bezig is met futuristische projecten als de “technologische ideaalstaat”).
Veel klimaatcritici zullen De Onbewoonbare Wereld alarmistisch noemen, en terecht. Wallace-Wells wijdt zo’n 300 bladzijden aan het gooien met cijfers en het luiden van de alarmbellen. Het is tijd om alle halve maatregelen (denk: Canada dat de klimaatnoodtoestand afkondigt, maar de volgende dag een vergunning voor een nieuwe oliepijpleiding goedkeurt) in de vuilbak te gooien en onze verantwoordelijkheid op te nemen.
Wat die “verantwoordelijkheid opnemen” betekent, blijft echter vaag. Wallace-Wells haalt nauwelijks mogelijke oplossingen aan, al stelt hij wel duidelijk dat we er niet zullen komen door veganistische burgers te eten of herbruikbare rietjes te gebruiken. Als we echt het klimaat willen redden, moeten we stemmen voor leiders die de klimaatverandering bovenaan hun prioriteitenlijst hebben staan en die bereid zijn vergaande maatregelen te nemen.
Ondanks de duistere toon van het boek blijft de auteur dus positief: verandering is mogelijk als we diegenen die de macht hebben om betekenisvolle veranderingen door te voeren, kunnen doen luisteren. Laat dat nu net zijn waar de klimaatspijbelaars en andere activisten (zoals Extinction Rebellion) steeds beter in slagen. Hopelijk laat het resultaat niet lang meer op zich wachten, want de tijd dringt.