Ziyad Clot, Il n’y aura pas d’état palestinien. Journal d’un négociateur en Palestine, Max Milo Éditions, Parijs, 2010, 284 blz. € 21,35
In februari jl. nam Saeb Erekat ontslag als Palestijnse hoofdonderhandelaar toen uit door Al Jazeera gepubliceerde documenten bleek dat de Palestijnse leiding zowat alles (Oost-Jeruzalem, de vluchtelingen…) wilde opgeven in de besprekingen over een vredesakkoord met Israël. Dat Erekat & co onbekwaam waren, bleek al uit de Oslo-akkoorden van 2003 die in het geheim met de Israëli’s werden afgesloten en die de Palestijnen alle mogelijke ellende maar geen staat opleverden.
Die totale onbekwaamheid, om niet van bereidheid tot verraad te spreken, blijkt ook uit het verslag dat de Fransman Ziyad Clot, zoon van een Franse vader en van een Palestijnse moeder, schreef over de periode dat hij van 2008, tot begin 2009, als jurist meewerkte aan het opstellen van een vredesakkoord dat in de nasleep van de “vredesconferentie” van Annapolis (27.11.07) tot een Palestijnse staat, nog in 2008, moest leiden.
Hij werkte voor de Negociations Support Unit (NSU), die tien jaar eerder was opgericht op initiatief van Adam Smith International, een Brits consultancy bureau, om de Palestijnse onderhandelaars bij te staan. Adam Smith kreeg daarvoor financiële steun van het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken en van andere Europese regeringen. Ook Clot stelt daar geen vragen bij, maar elke achterdochtige journalist moet zich wel afvragen of dat, onder het mom van hulp – en waarom zou Adam Smith die belangloos willen geven? – in feite geen spionageoperatie is om op de hoogte te blijven van de Palestijnse strategie. Zo zou het me niet verwonderen moesten alle mails en documenten van de NSU-computers ook automatisch rechtstreeks naar de Israëlische en Europese geheime diensten worden doorgestuurd.
Maar hij verbaast zich wel over andere zaken. Zo beschouwt de Palestijnse leiding de Verenigde Staten als een bondgenoot terwijl ze in feite niets anders doen dan de kant van Israël kiezen. Ook beschouwen de Palestijnse onderhandelaars hun Israëlische tegenspelers als vrienden, aan wie ze het zelfs overlaten synthesenota’s te maken. De samenwerking is zelfs zo hecht dat de Palestijnse regering van president Mahmoud Abbas op verzoek van Israëli’s en Amerikanen in 2007 een gewapende staatsgreep probeerde te plegen tegen de regering van Hamas, de Islamitische Verzetsbeweging, die in 2006, op democratische wijze de Palestijnse verkiezingen had gewonnen. Dat mislukte in Gaza, maar op de Westbank verdwenen vele Hamas-aanhangers zonder vorm van proces achter de tralies. De Israëli’s van hun kant pakten de Hamas-parlementsleden op, die nog altijd in de cel zitten. Uit de Al Jazeera-documenten blijkt ook dat de Palestijnse Autoriteit op de hoogte was gebracht van het feit dat Israël in december 2008 ten strijde zou trekken tegen de Gaza-strook. En Clot stelde vast dat president Abbas zelfs zover ging Hamas de schuld te geven voor de invasie van de Gazastrook!
Clot hield zich in de NSU specifiek bezig met het probleem van de Palestijnse vluchtelingen. En hij nam die taak ernstig. Alleen kan men zich afvragen waarom de Palestijnse onderhandelaars ermee instemden dat die kwestie, zoals Israël het wilde, zou geïnternationaliseerd worden. Een of andere organisatie zou ermee worden belast en Israël zou er een niet-gespecificeerde financiële bijdrage aan geven. De logische gang van zaken zou zijn dat Israël als schuldige van de verdrijving van de Palestijnen op zijn minst verantwoordelijk zou zijn voor financiële compensatie. Natuurlijk kan het daarna altijd proberen Amerikaans en Europees geld te krijgen, maar het is in principe zijn verantwoordelijkheid.
Clot merkt al snel dat er langs geen kanten schot komt in de onderhandelingen. Een van de ideeën, waar hij aan werkte, is dat president Abbas ter gelegenheid van de 60ste verjaardag van de Nakba, de verdrijving van de Palestijnen, een vrije tribune over dat onderwerp zou publiceren in de internationale pers. De New York Times, Le Monde en El Pais hadden zich akkoord verklaard die te publiceren. Maar in de slechtste Palestijnse tradities zal die vrije tribune nooit verschijnen, want de Amerikanen en Israëli’s zouden er niet gelukkig kunnen mee zijn. Meer nog, Abbas vond het niet nodig voor die verjaardag in Palestina te zijn en er over te spreken. Nee, hij verkoos in die periode in het buitenland rond te reizen. Hoe weinig Abbas begaan is met het probleem van de vluchtelingen, waarvan hij het aantal zelfs niet eens kent – hij spreekt van 4,5 miljoen in plaats van 7,5 miljoen – bleek kort daarop. In een interview met de Israëlische krant Haaretz liet hij weten dat hij bereid is soepel te zijn over de kwestie van de vluchtelingen… Nog later zal blijken dat de Palestijnse Autoriteit akkoord kan gaan met een terugkeer van 100.000 vluchtelingen over een periode van tien jaar… Dat is het verkwanselen van een individueel basisrecht, dat te lezen staat in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
Voor Clot is het al snel duidelijk dat de onderhandelingen tot niets zullen leiden. Dat er dus nooit een Palestijnse staat zal komen. Hij blijkt overschot van gelijk te hebben. Om te voorkomen dat de Palestijnen als de schuldigen zouden worden aangewezen voor de mislukking, stelt hij voor de toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Condoleeza Rice, een brief te schrijven met uitleg over de gang van zaken. Er werd lang gewerkt aan het opstellen ervan, maar de brief zal nooit worden verstuurd omdat, nogmaals, de Amerikanen en Israëli’s er aanstoot zouden kunnen aan nemen.
Vertrouwen ondermijnen
Clot was al snel het totaal gebrek aan enige Israëlische goede wil opgevallen. Hij citeert uitvoerig uit een rapport van de NSU over een periode van twee maanden, van 27 november 2007 tot 27 januari 2008. In het kader van het “stappenplan” had Israël zich ertoe verbonden zijn kolonisatieactiviteiten te staken. Maar die gingen gewoon door en in december 2007 werden al nieuwe aanbestedingen uitgeschreven. De ontmanteling van de “wilde kolonies”, al verplicht sedert 2001, kende maar weinig succes: na de top te Annapolis werden slecht twee van de 110 buitenposten ontmanteld. Ook de belofte van de heropening van 10 Palestijnse instellingen in Oost-Jeruzalem, die in 2001 door Israël werden gesloten, kreeg geen gevolg. Hetzelfde geldt voor de belofte om geen maatregelen te treffen, die het vertrouwen tussen beide partijen zouden kunnen ondermijnen. Het ging hier concreet om deportaties, aanvallen op burgers, het confisqueren of afbreken van Palestijnse huizen en het vernietigen van infrastructuur en instellingen van de Palestijnen. Op twee maanden tijd doodde Israël 165 Palestijnen en verwondde nog 521 anderen bij aanvallen, afbraakwerken, moorden en arrestaties. Bovendien werden in diezelfde periode 965 Palestijnen gearresteerd, onder wie 63 kinderen. Het Israëlische leger bleef overal eenzijdig optreden in de gebieden die officieel volledig onder controle van de Palestijnse Autoriteit staan en breidde zijn controle nog uit. Op 11 december 2007 waren er 561 controleposten die de bewegingsvrijheid van de Palestijnen aan banden leggen – een toename met 50% sedert 2005.
Dit is alles behalve “vertrouwenwekkend”. Fijngevoeligheid kan de Israëli’s niet worden aangewreven. Zo stelt Clot vast dat Vad Yashem, het officiële monument voor de slachtoffers van de genocide door de nazi’s, deels gebouwd is op de ruines van het dorp Deir Yasin. Dat dorp lag buiten de zone die door het verdelingsplan van de VN aan Israël was toegekend. Op 9 april 1948, ruim een maand voor de stichting van Israël en de oorlog met de Arabische buren, overrompelden joodse soldaten en milities het dorp en slachtten er 254 mensen af. Een ander mooi staaltje is het “onafhankelijkheidspark”, dichtbij het Amerikaanse consulaat, dat werd aangelegd op een Palestijns kerkhof. In oktober 2008 besliste het Israëlische hooggerechtshof dat de resten van het kerkhof mogen worden opgeruimd om plaats maken voor een “museum van de verdraagzaamheid”. Van kwaadaardig cynisme gesproken. Maar Israël is onaanraakbaar, dus laten de VS en de Europese landen begaan. Israël beseft dat goed en maakt daar goed gebruik van. Op 4 november 2008 wordt Barack Obama verkozen tot president van de VS. Om hem onmiddellijk duidelijk te maken wie de baas is, begint Israël de volgende ochtend vroeg een honderdtal Palestijnse huizen in Oost-Jeruzalem af te breken. De Palestijnen proberen te mobiliseren en actie te ondernemen. Niet de bonzen van de Palestijnse Autoriteit, die pas kunnen worden bereikt in de vroege namiddag en beweren van niets te weten, alhoewel dit in de hele stad groot nieuws was. Een van de bonzen wil de bij de afbraak aanwezige Palestijnen gerust stellen: hij belooft de gebeurtenissen te zullen melden aan president Abbas zodat die er melding zou kunnen van maken op de komende bijeenkomst van het Kwartet (de VS, Rusland, de Europese Unie en de Verenigde Naties). Ga, bij manier van spreken, met zulke mensen naar de oorlog. Eén ding staat vast: zolang de Palestijnen door zo’n ambtelijke, onkundige onbenullen worden geleid, zal er zeker nooit een Palestijnse staat komen, zoals Ziyad Clot vreest. Zelfs al zijn ze bereid alles en nog wat toe te geven, dan nog zijn ze niet in staat de Israëli’s te doen tekenen.
(Uitpers nr. 132, 12de jg., juni 2011)