Een snelweg om twee departementen met elkaar te verbinden, maar… door een natuurgebied waar inheemsen thuis zijn? Kan dat wel? En dan nog wel in Bolivia waar de inheemse president Evo Morales zich opwerpt als een grote verdediger van Pachamama, van Moeder Aarde? Het land is verdeeld, ook rond de nieuwe landbouwwet. Walter Lotens die aan een nieuw boek over ‘Bolivia onder Morales’ werkt, schetst de situatie en voert naast Pachamama ook Prometheus op.
Bolivia is, zelfs met Zuid-Amerikaanse normen, eerder een groot land. Ongeveer een miljoen vierkante kilometers voor tien miljoen inwoners is niet niks. De meeste Bolivianen zijn intussen stedelingen geworden en wonen in La Paz, El Alto, Santa Cruz de la Sierra, Cochabamba of Oruro. Het wegennet is niet erg uitgebreid en vaak moeilijk bereikbaar. Bolivia heeft de trieste eer de gevaarlijkste weg ter wereld te hebben tussen La Paz en Coroïco in de Yungas. De verbinding over land tussen het westen, de hoge Andes, en de subtropische gebieden in het oosten van het land, is zeer slecht. Dat is een van de redenen waarom de regering-Morales een snelweg wil aanleggen om de departementen Cochabamba en Bení met elkaar te verbinden. Maar er is meer. Het gaat niet alleen over een binnenlandse verbindingsweg. Op 16 december 2007 tekenden Morales, Bachelet en Lula – beide laatsten waren toen president respectievelijk van Chili en Brazilië – in La Paz een overeenkomst voor de infrastructuurwerken van een ‘interoceanische corredor’.
Brazilië en Chili zouden daarin elk 254 miljoen dollar investeren en Bolivia het leeuwenaandeel met 415 miljoen dollar en daar moet nog eens 10 miljoen dollar aan toegevoegd worden voor de aanleg van een spoorweg. Die internationale component komt minder in beeld, maar is zeker niet onbelangrijk.Op 3 juni van dit jaar werden de werken officieel aangevat. Het gaat over de aanleg van een geasfalteerde weg van 306 km tussen Villa Tunari in het departement Cochabamba tot San Ignacio de Moxos in het departement Bení. Het traject is opgedeeld in drie delen. Vooral het middengedeelte van 177 km dat van Isinuta tot Monte Grande del Apere gaat, ligt onder vuur.
Tipnis
Dat is namelijk het stuk dat door
het inheemse territorium en natuurpark Isiboro Sécure loopt, dat in Bolivia met de afkorting Tipnis (Territorio Indígena Parque Nacional Isiboro-Sécure) wordt aangeduid. De gevolgen voor de flora en fauna in het Tipnis-gebied, en de verschillende inheemse volkeren die er leven (chimanes, yuracarés y moxeño), zouden volgens verschillende studies, drastisch zijn. Het gaat over een belangrijk natuurgebied van ongeveer 12.000 km² dat sinds 1990 van een dubbel statuut geniet : als beschermd natuurgebied en als inheems territorium of TCO (Territorio Comunitario de Origen). Het was door een historische mars in dat jaar dat de laaglandindianen van Bolivia die rechten hebben kunnen afdwingen. De overkoepelende inheemse organisatie CIDOB, waar 34 inheemse volkeren bij aangesloten zijn, is op 15 augustus aan een protestmars naar La Paz begonnen. Een groot aantal betogers kwam te voet of per kano afgezakt naar Trinidad voor de 600 km lange mars naar La Paz, die ze in dertig dagen willen afwerken. Ze volgen dezelfde route als in 1990. Naast de ‘oudstrijders’ van toen is er nu ook een nieuwe generatie aanwezig. Dat hebben de organisatoren willen benadrukken door de marcha ‘Anahí Dignidad Lider’ te noemen. Dat is de naam van een man van 21 jaar die nu meestapt en die in 1990 tijdens de vorige mars is geboren. Evo Morales was er toen ook bij. Deze keer stapt hij niet mee, maar staat hij aan de andere kant.Morales zet door
Deze achtste inheemse mars wordt ook ondersteund door talrijke milieuorganisaties en sociale bewegingen, die vinden dat hun inheemse president een ‘dubbel aangezicht’ heeft. In het buitenland is hij de grote pleitbezorger voor Pachamama en de inheemse volkeren, maar in eigen land maakt hij er een potje van. Volgens hen zullen de megaprojecten van de regering, zoals deze weg, in de eerste plaats ten goede komen aan multinationals en de grote ondernemers. De betogers stellen niet tegen de snelweg te zijn, maar eisen een alternatieve route, die hun gebied niet doorkruist. Bovendien eisen ze dat het recht op inspraak nageleefd wordt.
In artikel 352 van de nieuwe grondwet staat dat de inheemse volkeren recht op inspraak hebben ook voor wat hun grondgebied betreft. In die zin kan de Tipnis-story ook beschouwd worden als eerste nationale mobilisatie om serieuze inspraak af te dwingen. De Boliviaanse wegenadministratie (ABC) beweert dat er voor het eerste en derde deel van de weg samenspraak is geweest met de bevolking van de streek. Er zou alleen nog een akkoord ontbreken met de inheemsen van het middenstuk. Maar daarover gaat het juist. De Tipnis situeert zich voornamelijk in dat middenstuk. De marcheerders eisen een onderhoud met de president, maar deze heeft laten weten ‘dat hij geen tijd heeft’ en heeft er enkele van zijn ministers op afgestuurd. Vanuit de regering is tot nu toe weinig gehoor gegeven aan de eisen van de betogers. Afgelopen week beschuldigde Evo Morales ze er nog van alleen op geld uit te zijn en de ontwikkeling van Bolivia te blokkeren. Even daarvoor deed Morales nog een oproep naar zijn achterban van cocaleros, cocakwekers, om zoveel mogelijk verliefd te worden op inheemse Yuracaré vrouwen, want…dan zou de weg die door het inheems gebied van het nationaal park Isiboro Securé loopt misschien op minder weerstanden stuiten. De reactie van een aantal vrouwenbewegingen kwam prompt: zij eisten dat de president zich en public zou verontschuldigen voor zijn ‘machistisch en misogeen’gedrag.Evo Morales was echter niet onder de indruk en antwoordde zeer combattief: ‘Of de inheemsen het nu graag hebben of niet wij zullen die weg aanleggen en we zullen daarmee klaar zijn voor het einde van mijn legislatuur.’Wordt die onverzettelijkheid ingegeven door politieke overwegingen van binnenlandse aard of/en door de aangegane internationale verbintenis?
Morales ziet ineens ook een aantal buitenlandse vijanden. De ngo-wereld
krijgt er flink van langs. Volgens hem worden de leiders van de inheemsen gemanipuleerd en op de achtergrond, achter heel wat ngo’s, zouden de Verenigde Staten aanwezig zijn. Vooral de USAID (United States Acency International Development) wordt geviseerd. Het zou wel eens best kunnen dat deze organisatie als ze de kans schoon ziet, niet zal aarzelen om de regering-Morales in diskrediet te brengen. ‘Het gaat in deze niet om de verdediging van Pachamama maar om een verdediging van het kapitalisme. Het is een samenzwering tegen Bolivia,’ zegt de president. Ook de inheemsen zelf krijgen een fikse veeg uit de pan. ‘De houding van sommige inheemsen is buiten alle proporties, zoals bijvoorbeeld het boycotten van de olie-exploitatie in Tarija. Als die productie wordt stopgezet dan kunnen wij het schoolgeld van de kinderen, de pensioenen van de ouderen, maar ook de financiële ondersteuning van gemeenten en universiteiten niet langer financieren.’Sociale hoogspanning
(TIPNIS-betogers overleggen met een delegatie van ministers) (bron: La Jornada van 25-08-2011)
Het ziet er naar uit dat na jaren van solidariteit en gedeelde strijd een serieuze breuk dreigt te ontstaan tussen sociale bewegingen die eensgezind achter Morales stonden. In die zin zou de heisa rond die nieuwe weg wel eens de doos van Pandora kunnen worden. Niet alle Bolivianen ondersteunen de Tipnis. De sociale bewegingen die nauw aansluiten bij de regering en deel uitmaken van de MAS nemen geen deel aan de mars.
Minister van Openbare Werken Wálter Delgadillo zegt daarover: ‘Sommige inheemsen verzetten zich inderdaad tegen die weg, maar er zijn ook vele stedelingen en sociale organisaties die het project ondersteunen en dat komt onvoldoende uit de verf in de media.’ Hij verwijst naar landbouwers, boeren, veehouders, ondernemers en transportbedrijven, maar ook naar vakbonden uit Cochabamba en Bení die zich hebben uitgesproken voor de weg en voor het depolitiseren van het debat. De zes federaties van cocaleros, maar ook nog andere organisaties, voornamelijk uit de regio van Cochabamba, hebben zich in de afgelopen weken uitdrukkelijk achter het aanleggen van de weg Villa Tunari-San Ignacio geschaard. Syndicaten van San Ignacio de Moxos die aanleunen bij de MAS zijn ook pro omdat zij menen dat daardoor de integratie en ontwikkeling van Bení beter op gang zal kunnen komen. ‘Het is voor ons van groot belang dat de strategisch betekenis van deze weg onderkend wordt,’ zegt minister Carlos Romero, die door Morales in de vuurlijn wordt geplaatst. Jammer genoeg voor hem wijzen de neuzen niet allemaal in dezelfde richting. Naast de inheemsen zijn er ook onderzoekers, milieu-activisten en brede sectoren van de middenklasse die het aanleggen verwerpen omdat hij toch maar alleen in het voordeel zou zijn van rijke Boliviaanse, Chileense en Brazilaanse ondernemers en… van cocaleros van de MAS, die volgens hen de nieuwe rijken van het land aan het worden zijn. Het gaat dus niet alleen om een deel van de inheemse beweging, maar ook om een deel van de stedelingen die achter het Tipnis- protest staan. De cocaleros hebben al gedreigd om een tegenmars te organiseren.
Tussen Pachamama en productiviteit
Het omzichtig laveren van Morales’ regering tussen de rechten van Pachamama en het zoeken naar moderne middelen om de productiviteit te verhogen via de staat, maar ook via privé-investeringen, bezorgen de man zonder twijfel heel veel kopzorgen. De lithiumstory is daar een mooi voorbeeld van (zie Uitpers nr.130) Het verhaal past in de re-nationaliseringsoperatie waardoor de staat tot een rechtvaardiger spreiding van de eigen rijkdommen kan komen over heel de bevolking. Dat is het zeer belangrijke sociale luik van Morales’ politiek.
In die zin vertoont de politiek van de regering-Morales overeenkomsten met het nationaal discours dat vanaf 1952 tot 1985 het politieke leven in Bolivia heeft bepaald. Ontwikkeling moest worden gerealiseerd via het verhogen van de productiviteit en daarin kreeg de staat een zeer belangrijke rol te vervullen. Het lithium van Bolivia is te vergelijken met de aardolie van Hugo Chávez in Venezuela waarvan de opbrengsten in het sociale luik van het Bolivariaanse politiek project worden gestoken. In beide gevallen gaat het om strategische bodemrijkdommen die echter niet onuitputtelijk zijn en dus geen duurzaamheid garanderen. De aanleg van een snelle verbindingsweg past in datzelfde plaatje: een hogere productiviteit en een snellere distributie vullen elkaar aan. Het faciliteren daarvan is een opdracht van de staat. Maar wat moet er dan gebeuren als die weg door een natuurgebied loopt? Welke keuze moet dan de verdediger van het milieu en Pachamama die Morales toch ook is, maken? Ook het op elkaar afstemmen van de verschillende belangen van bijvoorbeeld de mijnsector en de natuurbeschermers blijft een delicate taak. En Bolivia als mijnland zit met geen geringe milieuproblemen. De vervuiling in het Boliviaanse deel van het enorme Titicacameer blijkt zo groot dat er geen oplossing voor is. Het hoogst gelegen bevaarbare meer ter wereld – 3810 meter boven de zeespiegel – heeft een oppervlakte van 8562 vierkante kilometer, waarvan 3790 vierkante kilometer in Bolivia. De VN noemen de vervuiling ‘gevaarlijk en zorgwekkend’
Deze botsingen beperken zich niet tot de vervuiling van grond en water, maar hebben ook te maken met het bezit van en recht op die grond en dat water. Dat is nu ook weer met de weg in de Tipnis aan de orde. Sinds de nieuwe grondwet van kracht is, zijn investeerders verplicht hun plannen aan een raadgeving te onderwerpen, zowel van de autoriteiten van de mijnsector als – en vooral – van die van de gemeenschappen die in het betreffende territorium wonen. De mijnsector vreest dat de verschillende interpretaties van de wet de economische vooruitgang van het land in het gedrang brengt. De inheemsen vrezen dan weer dat zij aan hun lot overgelaten worden, want ook de regering-Morales denkt vaak in termen van ‘economische vooruitgang’.
Een tweeslachtige wet
Het is een moeilijke oefening om een evenwicht te vinden tussen Pachamama en het verhogen van de productiviteit. Dat blijkt ook de landbouwdiscussie die aan de gang is naar aanleiding van een nieuwe landbouwwet die op termijn voedselzekerheid voor Bolivia zou moeten garanderen. De nieuwe wet koppelt moderne, strikte normen en procedures aan oude, inheemse gewoontes. Het is andermaal een poging om ‘oud’ en nieuw’ aan elkaar te koppelen. De klemtoon ligt daarbij op gemeenschappen en kleine producenten. De opslag van overschotten moet tegenvallende oogsten en internationale prijsschommelingen opvangen. Germán Gallardo, directeur-generaal van de afdeling Landbouwproductie en Voedselsoevereiniteit van het ministerie voor Plattelandsontwikkeling, spreekt van een ‘inclusief beleid dat de private, gemengde, individuele en collectieve producenten erkent’. Alle producenten moet even makkelijk toegang krijgen tot bankleningen, technologie en zaden. Vandaag kunnen kleine producenten bijvoorbeeld hun kleine percelen niet als waarborg gebruiken om een lening te bekomen. Het plan voorziet in een netwerk van opslagplaatsen, geïnspireerd door de pirwa, een traditionele opslagplaats die gemaakt is van lokale materialen en die producten gedurende langere tijd in hun natuurlijke toestand kan bewaren.
Van heel verschillende zijden werd deze wet zwaar onder vuur genomen. De grote op export gerichte landbouwondernemers uit het oosten van het land zijn niet tevreden. Maar ook milieuactivisten en inheemse leiders hebben kritiek. Deze laatsten zijn furieus omdat er, ondanks beloften van het tegendeel, uiteindelijk ook ruimte voorzien wordt voor ggo’s. Germán Gallardo wijst erop dat op dat vlak de klok niet meer kan worden teruggedraaid voor gemodificeerde soja omdat die teelt al werd toegestaan tijdens de regering van Carlos Mesa tussen 2003 en 2005. Vandaag is 86 procent van de geproduceerde soja in Bolivia gemodificeerd.
De vraag is ook hier weer of Pachamama tevreden zal zijn met al die ggo’s in haar moederschoot. Enkele grote multinationals zullen echter wel applaudisseren voor die ggo-passage in de wet, want zij zijn de monopolistische leveranciers van genetisch gemanipuleerde zaden.
Morales heeft het niet gemakkelijk met een nieuwe plurale staat in aanbouw waarvan de huidige regering via een gemengde economie aanmoedigende industrialiseringsimpulsen wil geven om de levensstandaard van de gewone Boliviaan te verhogen. Bovendien moet de overheid niet alleen de economische samenwerking regelen, maar ook de samenwerking met de sociale bewegingen, die de regering-Morales aan de macht hebben geholpen.
De Uruguayaanse linkse intellectueel Raúl Zibechi zegt het zo: ‘ Bolivia blijft het toneel van een strijd om de macht. Het is een interessante case omdat de regering-Morales, ondanks een indrukwekkende verkiezingsoverwinning, op dit ogenblik veel tegenwind krijgt. Dit is de paradox van vele linkse regeringen: zij sluiten de rangen om hun macht te behouden, maar zij weten niet goed om te springen met de dynamiek van de sociale bewegingen aan de basis.’
Socialisme en indianisme
Morales moet niet alleen balanceren tussen Pachamama en productiviteit, maar ook tussen socialisme en indianisme. Het duo Morales-García Linera probeert Tupac Katari en Karl Marx door een en dezelfde deur te krijgen. De vicepresident gelooft er wel in en levert daarvoor het theoretische en ideologische kader. Deze man ontdubbelt zich voortdurend: van staatsman en ideoloog tot socioloog en omgekeerd. ‘Bolivia is kapitalistisch in de marxistische betekenis van het woord, maar toch niet helemaal en dat is een grote deugd.’ Die eigen vorm van plaatselijk kapitalisme noemt Linera het ‘Andino-Amazone kapitalisme’ waarin het communautaire, het bien vivir (het ‘goede leven’) en de sociale en solidaire economie een zeer belangrijke rol spelen. Het is volgens hem de opdracht van de regering-Morales om een evenwicht te zoeken tussen niet-kapitalistische en kapitalistische vormen van economisch leven, die moet leiden tot een overschrijden van het bestaande neoliberalisme. Op lange termijn zou dit postneoliberalisme dan overgaan in de postkapitalistische fase. Dat is de uiteindelijke bedoeling. Ik vat hier in enkele woorden samen wat Linera veel uitgebreider en ingewikkelder aan de man probeert te brengen.
Niet iedereen wil en kan dit discours begrijpen. In de schaarse, maar inhoudelijk rijkgevulde boekhandels van La Paz kan men politieke werken vinden met drie soorten kritiek die Linera en Morales over zich heen krijgen. Er is ten eerste de kritiek van rechtse intellectuelen die vanuit hun neoliberale denken de regering-Morales afwijzen. De invloed van deze richting is op dit ogenblik, zowel politiek als intellectueel, eerder gering. Daarnaast zijn er intellectuelen die een grote (te grote?) loyaliteit aan de dag leggen en die afkomstig zijn uit kringen van cocaleros, inheemsen en fellow travellers die zoals de Cubanen Luis Báez en Pedro de la Hoz boeken schrijven met een hagiografisch randje aan. De derde en grootste groep van publicaties splitst zich op in twee richtingen. Er zijn ook nog steeds hardleerse trotskisten, die analyses blijven maken waarin ‘voorhoede’ en ‘revolutie’ nog steeds sleutelwoorden zijn. Deze studies worden gretig gelezen in onderwijskringen waar trotskistische ideeën aanwezig blijven. Het grootste aantal publicaties is echter afkomstig van kritische links-inheemse denkers in de kataristische traditie die zich afzetten tegen Linera en zijn marxistische analyses. Voor hen is de erfenis van Tupac Katari veel belangrijker.
Pachamama en Prometheus
Bolivia is een wereld in het klein: je struikelt er over alle grote maatschappelijke problemen van vandaag. Het schijnbaar onverzoenlijke verzoenbaar maken. Hoe doe je dat? Het nieuwe institutionalisme dat in Bolivia, en ook in Ecuador, wordt uitgetest, probeert dat. De uitdaging is niet om van een ‘te kort’ naar een ‘te veel’ over te schakelen, maar om maat te houden. Dat heeft de westerse mens niet goed begrepen, vindt Ton Lemaire in De val van Prometheus zeer terecht. Prometheus stal het vuur van de goden en schonk het aan de mensen. Volgens de Griekse mythologie waren de goden furieus. Ze ketenden hem vast aan een rots en bevalen een adelaar iedere dag zijn snelgroeiende lever weg te vreten.
Het boek van Lemaire is een ecologisch-filosofische poging om een winst-en verliesrekening op te maken van de moderne tijd en dan voornamelijk van de Verlichting. Lemaire maakt een duidelijk onderscheid tussen ‘vooruitgang’ en ‘progressisme’. Wanneer aan het begrip ‘vooruitgang’ een bijna metafysische dimensie wordt toegekend – vooruitgang als een kernbegrip van een nieuwe geschiedenisopvatting die de geleidelijke verlichting van de menselijke geest en een toenemende natuurbeheersing als historische wetmatigheid claimt – dan is Lemaire niet meer mee en spreekt hij over een ‘progressisme’.
Het neoliberalisme, maar ook het marxisme hellen over naar ‘progressisme’. Produceren waartoe? Gewoon maar om te produceren (en winst te maken)? Puur economische overwegingen leiden tot zelfvernietiging wanneer er geen ethisch project aan de basis ligt. Dat wisten de oude Grieken al. Het streven naar het goede leven (‘eudamonia’) lag bij hen voor.
In die zoektocht naar het ‘goede leven’ moet ook de verbondenheid met de natuur centraal staan.(1)
In de Andes leeft geen Prometheus. Dat kan ook niet. De verbondenheid met Pachamama is er te groot. Als je het gevoel hebt deel uit te maken van een groter geheel zonder de pretentie te hebben die veelheid te willen omvatten dan kun je geen Prometheus zijn. In het Westen kent men dat gevoel niet of amper. Daarom staat de lever van dat deel van de wereld ook op springen. Een grondige transitie is noodzakelijk. Sommigen spreken liever van een ‘revolutie. In de Andes noemt men het een Pachacutic: een drastische ommekeer. De hiërarchie van de levenssferen moet worden veranderd. Eerst moet er een democratische politieke besluitvorming ontstaan rond een aantal ethische uitgangspunten en in functie daarvan dient het economische leven georganiseerd te worden. Niet andersom. (2)
Het klinkt weinig marxistisch en sommigen zullen het zelf ronduit naïef noemen, maar dat is wat op dit ogenblik in Bolivia, en ook in Ecuador, geprobeerd wordt. In Bolivia zoekt de MAS-regering naar evenwicht tussen ‘vooruitgang’ via meer productiviteit zonder in progressisme te vervallen én het respect voor Pachamama. Wat door critici vaak als dubbelzinnigheid wordt beschouwd in het optreden van de regering-Morales is allicht eigen aan de positie van een regeringspolitiek die het materiële en het spirituele, het economische en het ethische, zeg maar het schijnbaar onverzoenlijke toch met elkaar wil verzoenen. Vanuit die optiek wordt ook het klassieke links-rechts schema duchtig door elkaar gegooid. Er wordt in Bolivia aan een nieuwe grammatica van links gewerkt waarin behoorlijk wat inheemse inspiratie, maar ook heel wat ongenuanceerd radicalisme aanwezig is.
(Uitpers
nr. 134, 13de jg., september 2011)(1)
Er komen ongeveer 8,7 miljoen verschillende soorten dieren, planten, schimmels bacteriën en andere levensvormen voor op aarde. Dat blijkt uit een nieuwe wetenschappelijke schatting. Van 99 procent van die soorten, die samen het leven op aarde mogelijk maken, weten we bijna niets, behalve dat massa’s ervan in snel tempo uitsterven.(2) Zie ook de lezing op 28 april 2011 van de Belgische publicist Marc Vandepitte tijdens een conferentie te Rome, georganiseerd door de ‘Rosa Luxemburg Stichting Brussel’ waarin hij de contouren schetst van een ander economisch model.