Sedert december is de delta van de Niger het centrum van voortdurend geweld, oorlog en ontvoeringen van het personeel van buitenlandse oliemaatschappijen. De aanvallen, de sabotages en de gijzelnemingen zijn het gevolg van de totale verwaarlozing en marginalisatie van de mensen in de delta door de Nigeriaanse regering en de oliemaatschappijen.
De olie levert 90% van de nationale inkomsten op en is enkel te vinden in de delta, van waaruit ze wordt geëxporteerd. Maar de bewoners van de delta leven onder de armoededrempel. Het analfabetisme is er wijd verbreid, er zijn geen scholen noch begaanbare wegen tussen de moerasgebieden en de vaste aarde. Elektriciteit, hospitalen en kranen waaruit water komt zijn slechts fabels, die worden verteld door de zeldzame personen die de kans hadden naar een stad te gaan.
De mensen leven van de visvangst en landbouwactiviteiten. Maar de pollutie van de delta en van de velden ten gevolge van de oliewinning en de verbranding van gas door de maatschappijen, hebben de visvangst en landbouw vrijwel onmogelijk gemaakt.
In de loop van de jaren 1970 tot 1999 (na de oorlog in Biafra) stierven de mensen in de delta van honger en ziekten midden een onmetelijke rijkdom en emigreerden de wanhopige jongeren naar Europa. Dit terwijl de Nigeriaanse regering de rijkdommen van het deltagebied gebruikte voor twee dure ontwikkelingsprojecten in het noorden van het land: de bouw van oliepijpleidingen om de olie zowat 1.000 km noordwaarts te voeren naar twee moderne raffinaderijen in Kaduna; en voor de aanleg van dijken langs de Sokoto-, Shiroro- en Mokwa-rivieren om de velden van het noorden van Nigeria te kunnen bevloeien. In die periode werd er ook ten noorden van Abuja een nieuwe hoofdstad gebouwd, ter vervanging van Lagos.
Toen de boeren van de delta van de Niger begonnen te protesteren, stuurde de regering er het leger op af. Zolang de regering in staat is de manifestaties te onderdrukken en ze de buitenlandse oliemaatschappijen haar gang laat gaan, kan ze rekenen op internationale steun en wordt ze gevrijwaard van staatsgrepen. Ook bestaat er een systeem van corruptie om degenen die de regering en de maatschappijen uitdagen, monddood te maken. De oliemaatschappijen kopen de collaboratie van de meest invloedrijke leiders, die hen in ruil vrije doorgang door hun gebied verlenen.
Een goed voorbeeld daarvan is de gemeenschap van de Ogon (een van de bevolkingsgroepen van de delta), waar de leden van Kagote, een eliteclub waarvan het lidmaatschap voorbehouden is aan mensen met een hoog opleidingsniveau en aan de oude leiders van de gemeenschap, bijzondere voorrechten genieten. Ook Ken Saro Wiwa, de schrijver en mensenrechtenactivist die in 1995 door het militaire regime werd opgeknoopt, genoot van begin de jaren 1970 tot 1990 van dit corruptiesysteem. In 1990 echter richtten de Ogon de Beweging voor de overleving van het Ogon-volk (Mosop) op. Mosop is een groep met diepe wortels in het volk, die de stem werd waarmee de Ogon hun ongenoegen uitten. Mosop informeerde de hele wereld over de ellendige en gevaarlijke levensomstandigheden in de delta. De organisatie constesteerde aanvankelijk binnen de grondwettelijke regels. Ze eiste in 1990 van de regering en in 1992 van de oliemaatschappijen schadevergoeding op voor 30 jaar totale verwaarlozing, tijdens dewelke het gebied niets kreeg van de olieopbrengsten. Er kwam geen antwoord op de twee initiatieven. De aanvankelijk vreedzame protestmarsen van de Ogon werden aldus geleidelijk gewelddadiger. Er werd meer en meer met stenen gegooid en er kwamen acties om de activiteiten van de oliemaatschappijen te saboteren.
De strijd die door Mosop werd begonnen, werd de inspiratiebron voor andere gemeenschappen en bewoners van de delta. Er werden groepen en verenigingen opgericht met militanten voor de mensenrechten, met politieke en militaire groepen, zoals Idera (Vereniging voor de democratie en de milieurechten van de Isoko), Push (Unie van mensen voor het heil van Nigeria) en Iye (Jonge Ijaw-revolutionairen). De vertegenwoordigers van deze groepen hebben hard gewerkt aan de bewustwording van de bevolking en wisten een solide netwerk van coalities uit te bouwen, waarin de verschillende regio’s van de delta van de Niger verenigd werden. Het is momenteel onmogelijk de getalsterkte en de slagkracht van die groepen militanten vast te stellen, maar ze zijn een doorn in het oog van de regering en van de oliemaatschappijen. Vandaag is de delta van de Niger een vulkaan die zwarte rook uitspuwt: niemand weet of het bij gerommel zal blijven of dat het tot een uitbarsting zal komen.
(Uitpers, nr. 76, 7de jg, juni 2006)
Bron: www.michelcollon.info