De Oekraïense kiezers hebben in de tweede rond bijna de heft van de uitgebrachte stemmen op Viktor Janoekovitsj uitgebracht, iets minder stemmen gingen naar Joelia Timosjenko en vier procent sprak zich uit tegen beide. Een groot deel van de westerse media stelde het voor alsof Janoekovitsj de man van Moskou was. Maar de president is vooral de kandidaat van de oligarchen uit het Donbassbekken, in de oostelijke Oekraïne, terwijl Timosjenko de kandidate van andere kapitalistische groepen was. Een schamele keuze.
De oligarchen achter Janoekovitsj en diens “Partij van de Regio’s”, hebben wel enkele grote financiële belangen bij goede relaties met Moskou, maar dat geldt evenzeer voor diverse oligarchen achter de “gasprinses” Timosjenko – zij maakte immers fortuin met handel in aardgas. Als premier hield ze zich erg actief met de gassector bezig. Om de belangen van haar clan te verzekeren, schoof ze alle ambtenaren uit de tijd van de vroegere president Leonid Koetsjma aan de kant. Het is uitkijken of Janoekovitsj die ambtenaren weer op hun oude posities plaatst.
Het voorstellen alsof de een naar de EU lonkt en de ander naar Moskou, is veel te simplistisch voorgesteld. Hun houding is ingegeven door de economische belangen van de oligarchen die hen steunen en van hun electorale achterban. De conflicten tussen de kopstukken van de “Oranje revolutie” van eind 2004 en de groep uit de Donbass ging in het begin van de jaren 2000 vooral ver de verkoop van winstgevende vroegere staatsondernemingen. In feite komt het neer op ruzie over de verdeling van een aanzienlijke buit.
Brussel-Moskou
De gekozen president Janoekovitsj vertegenwoordigt inderdaad oligarchen die nauwere banden hebben met Rusland en die bovendien in grote mate Russischtalig zijn. In het oostelijk deel van Oekraïne en op de Krim wonen veel Russen en de meeste Oekraïeners in die regio zijn Russischtalig. Veel inwoners uit die regio’s zijn de voorbije 20 jaar in Rusland gaan werken, want de economische toestand van Oekraïne is al onafgebroken weinig rooskleurig geweest. Maar het is veelbetekenend dat de eerste buitenlandse reis van Janoekovitsj als president naar Brussel gaat, en niet naar Moskou.
Die keuze is niet vreemd aan het feit dat de mondiale crisis hier nog harder heeft toegeslagen dan in de meeste andere Europese landen. De toestand vijf jaar na de zogenaamde “Oranje revolutie” van 2004 is zo dramatisch dat de regering van premier Timosjenko, wat ze nog altijd is, geen begroting voor 2010 krijgt opgesteld. Het Internationaal Monetair Fonds blokkeert verder alle hulp. Intussen kregen de Oekraïense bankiers net als hun collega’s elders miljarden euro ter beschikking om ze van de ondergang te redden.
Voor de Oekraïense kiezers was het kiezen in welke kleur, blauw of oranje, de oligarchen verder gediend worden. De werkloosheid ligt officieel op 9%, maar is in werkelijkheid veel hoger. Daar wordt tegenin gebracht dat miljoenen mensen in de grijze en zwarte zone werken, in wettelijk onbestaande bedrijven. De krant “Delo” had het zelfs over 45% van het bruto binnenlands product dat in die zones wordt voortgebracht. Maar het betekent wel dat al die mensen die daar werken, geen enkele vorm van sociale zekerheid hebben. En noch president Janoekovitsj noch premier Timosjenko vinden dat een prioriteit.
(Uitpers nr. 118, 11de jg., maart 2010)