Viktor Joesjtsjenko won eind 2004 de presidentsverkiezingen van Oekraïne met de beloften dat hij de corruptie zou bestrijden en een transparant democratisch beleid zou voeren. Westerse leiders en de meeste media juichten hen toe als de man die zijn land bij democratisch Europa zou doen aansluiten. Negen maanden later slaat de ontnuchtering toe.
Die was wel voorspelbaar, want de “oranje revolutie” van 2004 was in de eerste plaats een clash tussen twee coalities van oligarchen, waarvan de winnende coalitie met uitgebreide westerse hulp inspeelde op het diepe misnoegen van veel Oekraïners.
Van corruptiebestrijding en een transparant democratisch bestuur hebben de Oekraïners de voorbije maanden weinig gemerkt. Er is ook geen beleid gevoerd om de tegenstellingen tussen de bevolkingen van de diverse gebiedsdelen te overbruggen. De Russen en Russischtaligen uit het oosten en de Krim voelen zich als tweederangsburgers behandeld door een regering waarin uiterst-rechtse nationalisten hun zeg hebben.
Joesjtsjenko tracht zelf zoveel mogelijk buiten schot te blijven door het concrete beleid over te laten aan zijn premier, Julia Timosjenko. Maar de affaire met zijn zoon, de 19-jarige Andrej Joesjtsjenko, is wel symptomatisch voor de sfeer in de machtskringen. Een internetkrant, de ‘Oekrainskaja Pravda’, meldde dat die zoon zijn vriendin ging ophalen met zijn BMW ter waarde van 133.000 euro, 25 keer de officiële jaarwedde van zijn vader, dat hij bovendien een penthouse van 600 vierkante meter bewoont en in de dure restaurants, disco’s en casino’s briefjes van honderd dollar rondstrooit. De president verloor even de controle over zichzelf en riep woedend dat de journalist die zoiets schrijft zich als een huurmoordenaar gedraagt. Zoon Andrej verdient goed met een job als ‘consultant’, aldus vader Joesjtsjenko.
Op zichzelf allemaal normaal gedrag van de ‘jeunesse dorée’ in vele gewezen Sovjetstaten. Het is wel ontnuchterend voor Oekraïners die illusies koesterden in de tandem Joesjtsjenko-Timosjenko, de helden van de “oranje revolutie”. Er kan nog moeilijk over een tandem worden gesproken, de president tracht kritieken op zijn premier af te wentelen.
Beruchte clan
Timosjenko behoort dan ook tot een andere clan dan de president. Zij maakte carrière – en fortuin – via de clan van Dnjepropetrovsk, een regio waar in de Sovjettijd een groot deel van de nomenklatura haar machtsbasis vestigde. Die clan is berucht voor de corruptie van enkele van haar kopstukken, het is dan ook verwonderlijk dat zoveel Oekraïners nog illusies konden koesteren in een figuur als Timosjenko. Ook daarom was de huidige ontnuchtering voorspelbaar.
Timosjenko klom namelijk omhoog in het kielzog van Pavel Lazarenko, de vroegere gouverneur van de regio Dnjepropetrovsk, die in 1999 in de VS werd aangehouden en die er intussen is veroordeeld voor het witwassen van 114 miljoen dollar. Het is slechts een deel van zijn buit die hij grotendeels versaste naar allerlei offshore ondernemingen en Zwitserse bankrekeningen – ook in Zwitserland werd hij veroordeeld, tot anderhalf jaar gevangenis. Er liep op het einde van de jaren 1990 trouwens ook een onderzoek in België voor witwasserij; hij werd ervan verdacht een deel van zijn gestolen fortuin te hebben witgewassen via grote aankopen via een textielbedrijf in Deerlijk.
Voormalig president Leonid Koetsjma benoemde zijn toenmalige vriend Lazarenko, zoals hijzelf een product van het Sovjetsysteem, in 1996 tot premier en zette hem in 1997 weer af. Niet zozeer, of toch niet alleen omdat die man in één jaar enorme sommen had verduisterd, maar vooral omdat er een belangenconflict tussen clans was.
Timosjenko en Lazarenko waren toen de hoofdfiguren van de “Verenigde Energiesystemen van Oekraïne” (UESU). Zij hadden in 1995 al bekomen dat privé energiebedrijven aan industriële staatsbedrijven mochten leveren. Lazarenko, toen vice-premier, zorgde ervoor dat de UESU de meest lucratieve contracten kreeg. Als premier gaf Lazarenko de UESU nog een groter deel van de koek; in 1997 nam die onderneming een derde van de aardgasinvoer voor haar rekening.
In zijn regeerperiode had Lazarenko zijn bondgenote Timosjenko benoemd tot directeur van UESU en haar ook de controle over talrijke staatsondernemingen toevertrouwd. Hij benoemde haar tot minister van Energie en vice-premier. Uit die tijd stamt een van haar bijnamen, de “gasprinses“. Toen zij na de “oranjerevolutie” premier werd, liet hij vanuit zijn gevangeniscel in San Francisco weten gelukkig te zijn dat ze geslaagd was. Koetsjma stuurde Timosjenko begin 2001 de laan uit en deed haar kort daarop zelfs even opsluiten. Zij werd ervan beschuldigd in 1996-1997 gas ter waarde van 1,8 miljard dollar van Russische pijpleidingen te hebben afgetapt.
Geschrapte lijst
Die episodes komen nu weer naar boven. Joesjtsjenko had de indruk gewekt dat hij als president alle privatiseringen uit de periode van zijn voorganger zou bekijken. Timosjenko sprak in februari 2005 zelfs over 3.000 privatiseringen die weer zouden bekeken worden. Maar toen het parlement begin dit jaar haar bijna eenparig als premier bekrachtigde, werd duidelijk dat alle oligarchen, ook die van de concurrerende Donetsk-clans, eieren voor hun geld kozen, in de overtuiging dat het dan zo een vaart niet zou lopen. Er liepen wel geruchten dat Timosjenko Russische oliebedrijven chanteerde met het dreigement dat ze de privatiseringen zou herzien waardoor die bedrijven de hand legden op raffinaderijen in Oekraïne. Maar die privatiseringen waren gebeurd onder het premierschap van Joesjtsjenko. Zoals te verwachten was, werd de lijst van te herziene privatiseringen steeds korter. President Joesjtsjenko sprak al snel van een dertigtal. Maar uiteindelijk kwam er helemaal geen lijst.
Uiteraard, zou men kunnen zeggen, want het risico is te groot voor de “nieuwe” machthebbers die zelf onder Koetsjma hun deel van de buit kregen, de zeer rijke Timosjenko voorop. Ze hadden de rivalen van de andere clans kunnen aanpakken, maar je weet toch maar nooit hoe de zaken evolueren, het is altijd beter die rivalen niet voor het hoofd te stoten zodat ze later eventueel geen revanche nemen. Timosjenko kwam wel in de verleiding met haar uitspraken over renationalisatie van steenkool- en staalbedrijven, maar het bleef bij woorden. Het dreigement kan echter ten allen tijde weer worden opgediept om recalcitrante oligarchen in de pas te doen lopen.
Onzekerheid
De meeste Oekraïense burgers worden er niet beter van. Na een periode van grote groei – volgend op een decennium van instorting – slinkt die groei nu tot 4 à 5 procent, terwijl de inflatie oploopt tot 15 procent. Er is onzekerheid over het economisch en vooral sociaal beleid. Hoge medewerkers van president en premier verklaarden begin dit jaar dat er pijnlijke ingrepen nodig zijn, die vooral in de oostelijke mijn- en industriegebieden tot grote werkloosheid zullen leiden.
Blijkbaar willen de “nieuwe” machthebbers daar liefst mee wachten, want volgend jaar zijn er parlementsverkiezingen waarin zij wellicht niet in blok naartoe zullen gaan. Zowel president Joesjtsjenko als premier Timosjenko werken aan allianties om die verkiezingen te winnen. De premier neemt het daarbij niet nauw. Want in haar “Timosjenko-blok”, de alliantie die ze leidt en die ze in alle bescheidenheid haar naam gaf, zitten al enkele uiterst-rechtse groepen, zoals de “Vaderlandpartij” en de “Oekraïense Nationale Vergadering – Oekraïense Zelfverdediging” die de lof zingen van de Oekraïense nationalisten die aan de zijde van de Duitse SS vochten.
Poolse hand
Intussen wordt het steeds duidelijker dat de Amerikaanse groepen die de “oranje revolutie” hielpen organiseren en financieren op veel Poolse competentie hebben kunnen rekenen. Polen heeft nauwe historische banden met Oekraïne. De stad Lviv (Lvov) in de westelijke Oekraïne is voor veel Polen een van de drie grote Poolse historische steden en in dit gebiedsdeel woont nog een Poolse minderheid.
Er is meer dan dat. “We hebben een gemeenschappelijke taal”, zeggen Poolse Oost-Europa-experts. Waarmee ze niet echt een taal bedoelen, wel het feit dat ze als gewezen deelgenoten aan de nomenklatura van de Sovjettijd, elkaar zeer goed verstaan, ze hebben dezelfde technieken gebruikt om zich na de instorting van het Sovjetstelsel te verrijken. Vooral de Poolse postcommunisten, die de voorbije jaren aan de macht waren, hebben zich fel ingespannen om Washington in Oekraïne te laten zien welke waardevolle bondgenoten zij wel zijn. De hoogoplopende spanningen van de voorbije weken tussen enerzijds Warschau, anderzijds Moskou en Minsk, hebben daar alles mee te maken. De Russische president Poetin verweet de Poolse leiders trouwens eind 2004 al dat ze zich in de binnenlandse aangelegenheden van Oekraïne mengden, zoals ze dat ook nu trachten te doen in Wit-Rusland.
De Poolse leiders hebben nog andere banden die ze met Oekraïne willen aanhalen. Door de toetreding van Polen tot de EU werd de grens met Oekraïne een buitengrens van de EU en moest Polen die grens meer afsluiten. Maar voor Poolse ondernemers klein en groot is Oekraïne een reserve aan goedkope arbeidskrachten. Ondanks de visumplicht werken vele honderdduizenden Oekraïners in Polen als zeer goedkope arbeidskrachten, tegen 1,2 euro uurloon, minder dan de helft van de goedkoopste Poolse arbeiders.
Het is dan ook vooral Polen dat in Brussel de EU-instanties bewerkt om Wit-Rusland sterker onder druk te zetten. Het gaat niet zozeer om de democratie in Wit-Rusland, wel om ook dat land los te weken van de Russische invloedssfeer en om het in het Navo-kamp te lokken. De Poolse leiders hopen ook Oekraïne in de Navo te krijgen waardoor Polen binnen die Navo zelf aan gewicht zou winnen.
Voor die banden met de Navo kan Washington in Kiev alvast op de loyauteit van Timosjenko rekenen. Het is een ideologische keuze, maar bovendien zijn er sterke aanwijzingen dat de Amerikanen haar zeer gemakkelijk onder druk kunnen zetten. Tijdens het onderzoek naar het witwassen van Lazarenko dook de naam Timosjenko herhaaldelijk op. In zijn boek ‘Casino Moscow’ (The Free Press) heeft auteur Matthew Brzezinski het in een apart hoofdstuk over “The Eleven-Billion-Dollar-Woman”, zijnde Timosjenko. Daarin schrijft hij dat de Amerikaanse regering bewijzen heeft van grote overboekingen die Timosjenko aan Lazarenko deed toen hij premier was.
(Uitpers, nr. 67, 7de jg., september 2005)