Politiekwetenschappers kunnen en zullen daar een kluif aan hebben: de binnenlands-politieke weerslag van de oorlog om Oekraïne in verschillende Europese staten. Er bestaat bijvoorbeeld nauwelijks twijfel over dat recente deelstaatverkiezingen in Duitsland duidelijk werden beïnvloed door intern-Duitse meningsverschillen over de westerse aanpak van die oorlog. Het ‘plaatsvervangende duel’ daarover werd duidelijk verloren door bondskanselier Scholz (SPD).
Voor deelstaatverkiezingen in Noordrijn-Westfalen bestaat altijd meer dan regionale belangstelling. NRW legt immers met zowat 13 miljoen kiesgerechtigden heel wat gewicht in de schaal bij federale verkiezingen, en dus geldt een kiesstrijd in NRW steevast ook als een barometer voor de populariteit van de partijen die in Berlijn regeren. Dat was in het huidige politieke klimaat in Duitsland nog meer dan anders het geval: in NRW én daarbuiten werden de deelstaatverkiezingen van gisteren minstens evenzeer opgevat als een duel tussen bondskanselier Olaf Scholz en de verbeten CDU-oppositieleider Friedrich Merz.
Scholz heeft het in zijn sociaaldemocatische SPD moeilijk met een linkervleugel die hem inzake de oorlog in Oekraïne een te Navo-vriendelijke houding verwijt, terwijl hem elders in Duitsland én in de meeste Navo-lidstaten juist wordt kwalijk genomen dat hij ‘te weinig en te laat’ doet om Oekraïne te steunen tegen de Russische invasie.
Friedrich Merz vuurt die kritiek natuurlijk zeer gewiekst aan. Nadat hij twee keer erg nipt het onderspit moest delven als kandidaat-partijvoorzitter, werd hij in februari jl. dan toch (en, na de smadelijke afgang van de CDU in de bondsdagverkiezingen van vorig jaar, nu met een forse meerderheid) voorzitter. Merz is zelf uit NRW en daar verkozen in een ‘rotsvaste’ kieskring. Maar mocht de CDU in deze belangrijke deelstaat uit de regering worden gewipt zou dat zijn gezag in de partij én de Duitse politiek zeker geen goed doen.
Een spannend duel dus. Want sinds weken lagen CDU en SPD nek-aan-nek in de peilingen; én twee andere deelstaatverkiezingen in de voorbije weken gaven volstrekt tegenstrijdige cijfers te zien.
Saarland
In Saarland (de op één na kleinste deelstaat) hadden op 27 maart van dit jaar deelstaatverkiezingen plaats. Die werden met vlag en wimpel gewonnen door de SPD, die van 30 naar 43 procent sprong. Die krasse winst kwam niet geheel onverwacht, evenmin als de hoek waaruit ze werd gehaald: Die Linke verloren ruim tien procent en verdwenen uit de Landtag. Dat had alles te maken met het feit dat kort voordien Oskar Lafontaine de partij met slaande deuren had verlaten, en daarmee ook een punt zette achter een lange en heftig-bewogen politieke loopbaan. Lafontaine – jarenlang minister-president van Saarland voor de SPD, in 1990 zelfs kandidaat-bondskanselier en in 1998 korte tijd minister in de eerste rood-groene Bondsregering onder Gerhard Schröder, maar nadien ‘overgelopen’ naar Die Linke, en dààr van 2007 tot 2010 co-voorzitter. Met dàt boegbeeld behaalden Die Linke in Saarland zelfs even meer dan 20 procent, maar alle pogingen om een linkse deelstaatregering te vormen met SPD en Linke liepen spaak, wat tegen die historische achtergrond niet eens verrassend was.
Hoe dan ook was de uitslag in Saarland een hele opsteker voor kanselier Scholz én de SPD, die zichzelf eindelijk nog ‘s aan de winnende hand zag.
SPD-lijsttrekkerin Anke Rehlinger, die gedegen dossierkennis paart aan volkse populariteit, beklemtoonde met plezier dat de vooruitgang van de SPD duidelijk groter was dan het verlies van Die Linke. De sociaaldemocraten in Saarland kunnen daar zelfs alléén regeren; en dàt is in Duitsland al heel lang nergens meer vertoond. Maar de domper op het heroplevende optimisme liet niet lang op zich wachten.
In de noordelijke deelstaat Sleeswijk-Holstein vonden op 8 mei deelstaatverkiezingen plaats, en die kregen veel aandacht omdat in alle partijen werd uitgekeken naar een ‘voorteken’ voor de zoveel belangrijker verkiezingen in Noordrijn-Westfalen op 15 mei. Het werd – zo kort na de triomf in Saarland – alvast een erg bittere pil voor de sociaaldemocraten. En een succes voor de CDU én voor de Groenen.
Minister-president Daniel Günther (CDU) leidde daar sinds 2017 een Jamaica-coalitie – zo genoemd omdat de kleuren van dat land in de Duitse ‘politieke kleurenleer’ overeenkomen met CDU (zwart), liberalen (geel) en Groen. Günther werd op korte tijd erg populair en nu (met ruim 43 % van de stemmen) haast ‘geplebisciteerd’. Ironisch genoeg was zijn overwinning ook koren op de molen van de – relatief ! – nieuwe partijvoorzitter Merz, tégen wie Günther zich (als notoir Merkel-aanhanger) destijds had uitgesproken.
De sociaaldemocratische SPD tuimelde van 27 naar 16 procent. Niet bepaald goed nieuws voor bondskanselier Scholz. En voer voor allerlei beschouwingen over de vraag of regeren in ‘Berlijn’ de uitslag van deelstaatverkiezingen nu positief of negatief beïnvloedt.
Positief bleek die in elk geval voor de Groenen, die – heel anders dan in Saarland voordien – een geweldige sprong voorwaarts maakten van ongeveer 13 naar ruim 18 procent, waarna zij onmiddellijk en nadrukkelijk lieten weten dat beide winnaars best samen een regering konden vormen.
Maar MP Günther wist uiteraard evengoed als de Groenen dat een week later in NRW gekozen werd, waar CDU en SPD volgens zowat alle opiniepeilingen in een spannende nek-aan-nek renden. In het ingewikkelde stratego-spel tussen onderscheiden partijen én onderscheiden deelstaten en bondsregering kon de regeringsvorming in Sleeswijk-Holstein dus best even worden uitgesteld tot duidelijk was welke richting het uitging in de grootste Duitse deelstaat.
NRW
Wel, dat werd meteen duidelijk na het sluiten van de stemlokalen om 18 u, zondag jl. Niks nek-aan-nek. De peilingen zaten er flink naast, wat in Duitsland eerder ongebruikelijk is. De CDU (die sinds 2017 de deelstaat regeert in coalitie met de liberalen) boekte met 35,7 % van de uitgebrachte stemmen zelfs een behoorlijke winst. De SPD daarentegen leed – in wat ooit de rode burcht bij uitstek was – haar ergste nederlaag in de geschiedenis van de deelstaat. “Als de partij in haar ‘hartland’ onder dertig procent zakt (met 26,7 % een verlies van bijna 5 %) moet ze dringend een cardioloog raadplegen” spotte een CDU-kopstuk. Die spot was vooral uitgelokt door de krampachtige manier waarop de SPD-top vanuit Berlijn liet horen dat de partij toch nog een regering kon vormen in een coalitie. Met wie dan wel ? Want een ‘rood-groene’ combinatie zou zelfs geen meerderheid meer hebben. En de Groenen gaven onmiddellijk te kennen dat voor hen elke coalitie – dus ook met de CDU – in aanmerking komt voor zo ver die voldoende ‘groene’ programmapunten zou overnemen én verwezenlijken.
De Groenen werden immers – net zoals een week eerder – de grootste winnaar: met 18,2 procent wisten ze hun stemmenaantal ongeveer te verdrievoudigen. Zij zitten dus in een zetel, beslissen met wie ze in zee willen, en kunnen de prijs daarvoor flink opdrijven. Dat geldt zelfs voor hun regeringsdeelname in Berlijn. Immers: indien de Groenen in NRW niét samengaan met de CDU zullen zij in ruil daarvoor een (nog) groter gewicht eisen in de bondsregering (die nu is samengesteld uit SPD, FDP en Groenen, en daarom ‘verkeerslicht-coalitie’ wordt genoemd). Omgekeerd zullen op federaal vlak de partijleiders van SPD en FDP er veel voor over hebben om ook aan Rijn en Ruhr een verkeerslicht-coalitie op de been te krijgen.
Dat geldt voor de FDP nog veel meer dan voor de SPD. De liberalen kregen immers nu ook in NRW een forse opdonder, en zakten met een verlies van 6,7 % tot een krappe 5,9 %. Daarmee raken ze nog nipt in het deelstaatparlement, maar zijn te zwak om samen met de CDU een meerderheid te vormen. Met name vanuit de FDP zal dus stevig worden gemaneuvreerd tussen Berlijn en de regionale hoofdsteden Kiel en Düsseldorf.
De beide uitersten van het partijenlandschap moesten stevig inleveren. Nadat ze in Sleeswijk-Holstein de kiesdrempel niet haalde, raakt de radicaal-rechtse AfD met 5,4 % in NRW wél nipt in het parlement. Die Linke daarentegen, die vijf jaar geleden (met 4,9 %) die intocht nipt miste, zakte nu tot een beschamende 2 procent. Beide uitersten hebben het blijkbaar moeilijk om in het westen van de Bondsrepubliek stevig voet te vatten.
De uitslagen in Sleeswijk-Holstein én in Noordrijn-Westfalen leveren ook nieuwe stof voor een andere discussie. Totnogtoe werd aangenomen dat in een coalitieregering de ‘junior partner’ ofte kleinere partij doorgaans het gelag betaalt na regeringsdeelname. Dat klopt ook nu voor wat de liberale FDP betreft, maar wordt tegelijk spectaculair tegengesproken door de ophefmakende successen van de Groenen.
Oekraïne
Opvallend was ook de stijging van het aantal thuisblijvers. Zoals het hoort in een beschaafd land bestaat in de Bondsrepubliek immers geen opkomstplicht. Vijf jaar geleden nam toch nog 65 % van de kiesgerechtigden de moeite om een stem uit te brengen; die ‘participatie’ is nu gezakt tot amper 55,5 procent. Bijna de helft van de kiezers heeft aan de ‘vertegenwoordigende democratie’ blijkbaar geen boodschap meer; een verschijnsel dat ook in ettelijke andere staten zorgen baart.
Er valt wel wat te zeggen voor de hypothese dat de SPD haar verlies moet toeschrijven aan het ‘thuisblijven’ van een deel van haar traditionele achterban. En dat zou dan weer kunnen te maken hebben met … de oorlog om Oekraïne. Net zoals de spectaculaire vooruitgang van de Groenen overigens. Hoezo?
De Russische invasie in Oekraïne heeft, zoals bekend, de meeste EU-lidstaten én ook de Navo hechter aaneengesmeed dan ooit voordien, en in (West- en vooràl Oost-) Europa een ouderwetse, bitse Koude-Oorlogsmentaliteit nieuw leven ingeblazen. In de snel en gevaarlijk oplopende conflictsituatie tegenover Rusland legde Duitsland aanvankelijk een – historisch zeker begrijpelijke – terughoudendheid aan de dag. Dat had ongetwijfeld te maken met de Duitse behoefte aan energietoevoer uit Rusland. En helaas ook met het feit dat de SPD onvergeeflijk veel te lang ‘begrip’ opbracht voor ex-kanselier Schröder, prominent lid van het bestuur van de Russische gigant Gazprom. Dat is allemaal al uitvoerig uit de doeken gedaan in de westerse media.
Wat veel minder werd belicht is de traditie van pacifisme in het naoorlogse Duitsland. Die ingesteldheid leidde al vaak tot zware interne spanningen in de sociaaldemocratie, onder meer toen in de jaren ‘tachtig van vorige eeuw de VS kernraketten wilden plaatsen in West-Europa. Bij de Groenen vormde het pacifisme (naast het verzet tegen kernenergie) zelfs jarenlang het fundament bij uitstek van de partij. In 1999 kreeg toenmalig kopstuk Joschka Fischer het als minister van Buitenlandse Zaken in de eerste rood-groene bondsregering zelfs fysiek aan de stok met pacifistische betogers tegen het optreden van de Navo in ex-Joegoslavië.
Anno 2022 gaven de Duitse Groenen een totaal ander beeld te zien, door snel, onvoorwaardelijk en ‘met de felle ijver van een bekeerling’ volle steun toe te zeggen aan Oekraïne en (mét de FDP) daarop aan te dringen in het kabinet-Scholz. “Sinds februari is geen enkele partij zó ver van haar oorspronkelijke principes afgeweken als de Groenen”, aldus een commentator, “en ze worden daarvoor blijkbaar niet afgestraft maar stevig beloond”.
Kriegstreiber
Merkwaardig inderdaad. Want dat ‘belonen’ staat in opvallend contrast met wat de SPD overkwam. Dat kanselier Scholz wekenlang voor én na de Russische aanval op Oekraïne een verzoenende rol probeerde te spelen, en vervolgens elke verdere Navo-stap in de escalatie van het conflict poogde af te remmen is hem kennelijk niet in dank afgenomen door de Duitse kiezers. Mocht nog iemand betwijfelen dat sinds de Russische aanvalsoorlog een aantal fundamentele uitgangspunten in de internationale politiek moeten worden herzien, dan leveren de recentste verkiezingsuitslagen in Duitsland wel een behartenswaardig argument. De uit het na-oorlogse pacifisme ontstane Groenen als Kriegstreiber en de ‘politieke zoon’ van Raketenkanzler Helmut Schmidt als verzoener-tegen-beter-weten-in …overdreven geformuleerd, natuurlijk, maar toch wel even wennen.
Het is dus niet ondenkbaar dat nogal wat SPD-kiezers zijn thuisgebleven. Ofwel omdat ze meeliepen met de Navo-propaganda en vonden dat hun land ‘te weinig en te laat’ steun verleende aan Oekraïne; ofwel precies omgekeerd omdat ze vonden dat ‘hun’ kanselier te ver meeging in de oorlogsretoriek én wapenleveringen van de Navo. Dezelfde commentator: “hij heeft beide vleugels willen tevredenstellen, en op beide vleugels pluimen gelaten”.
In elk geval heeft Scholz’ gezag in regering én partij schade geleden door de uitslag in NRW. Terwijl bij de Groenen uitgesproken ‘realo’s’ als Robert Habeck en Annalena Baerbock hun positie in partij én regering zeker versterkt zien.
Het resultaat zou wel ‘s een parel van een paradox kunnen worden: terwijl twee van de drie partijen in de bondsregering nu in de grootste Duitse deelstaat bittere verliezen leden, zou daar toch een ‘verkeerslicht-coalitie’ tot stand kunnen komen. In zo’n combinatie zou de enige winnende partij dan wel heel zwaar kunnen – en dus moeten – wegen.