Sommige Afrikaanse conflicten blijven voor verwarring zorgen. Gekenmerkt door hun bijna ongekende brutaliteit en quasi onverklaarbaarheid werden ze begin de jaren ’90 door sommigen gebrandmerkt als ‘nieuw barbarisme’. Een element dat hiertoe bijdraagt is de rol van traditionele religieuze en spirituele tradities in deze conflicten: verhalen over spirituele rituelen die de soldaten immuun maken voor kogels; bataljons van geesten die de troepen informeren over de strategie van de tegenstander en soldaten die onder magische bescherming vechten. Het zijn maar een paar elementen die bijdragen tot het geloof dat Afrika definitief is afgedwaald van het verlichte pad naar ontwikkeling, maar verloren in een donker verleden gevuld met brutaal geweld, en vooral onverklaarbaar ‘primitieve’ religieuze gebruiken. Dit artikel handelt over het ‘Lord’s Resistance Army’ (LRA) in Noord-Oeganda dat al bijna 20 jaar een dergelijke ‘spirituele’ strijd voert. Het artikel wil aantonen dat een dergelijke religieuze strijd niet uit het niets komt, maar duidelijke strategische functies heeft.
De voedingsbodem voor het conflict in Noord Oeganda valt terug te brengen naar het kolonialisme, wanneer de Britten een onderscheid invoerden tussen het Noorden en het Zuiden van het land. De Acholi, de dominante etnische groep uit het Noorden, werden gerekruteerd voor het leger, terwijl deze regio op economisch vlak sterk werd achteruitgesteld (wat betreft industrie, maar ook wat betreft onderwijs, gezondheidszorg, etc.). Bij onafhankelijkheid werd Noord-Oeganda op politiek en economisch vlak verder gemarginaliseerd, maar behield steeds haar dominante positie in het leger.
Het leger beging echter vele wreedheden, waarvoor de Acholi steeds verantwoordelijk werden gehouden. De Acholi (en het Noorden in het algemeen) verwierven in juli 1985 plots voor het eerst zowel politieke als militaire macht. Dit was echter van korte duur, want in Januari 1986 werden ze al verdreven door huidig President Museveni. Het Noorden vreesde dan ook sterk voor represailles, als weerwraak voor de wreedheden die de Acholi in het leger hadden begaan. Wanneer die represailles effectief plaatsvonden, werd de vrees voor een genocide op de Acholi plots reëel. Deze dreiging, in combinatie met een algemene politiek-economische marginalisatie, zorgden ervoor dat verschillende rebelgroeperingen in Noord-Oeganda zich organiseerden.
Kony en het LRA
In deze situatie ontstond in 1987 het Lord’s Resistance Army (LRA), aangevoerd door hun profetische leider Joseph Kony. Het LRA wou in de eerste plaats de Acholi redden van de ondergang, maar was militair niet zo succesvol als de voorgaande rebelgroeperingen (zoals de ‘Holy Spirit Mobile Forces’ geleid door zijn nicht Alice Lakwena).
In 1994, na mislukte vredesonderhandelingen, vonden twee grote veranderingen plaats. Ten eerste werd het LRA plots ten volle gesteund door Soedan, waardoor het deel uitmaakte van bredere regionale machtsdynamieken: President Museveni had jarenlang het SPLA (Sudan People’s Liberation Army) gesteund, dat in Soedan een burgeroorlog uitvocht tegen het Khartoum regime (Museveni en SPLA-leider Garang hadden samen in Dar-es-Salaam gestudeerd). Het SPLA vocht een bevrijdingsoorlog tegen de onderdrukking van de Arabieren en hun islamitische intolerantie, en opereerde langs de Oegandees-Sudanese grens. Omwille van deze redenen begon Soedan het LRA te steunen: enerzijds om het SPLA te bestrijden in Zuid Soedan, en anderzijds om tegen het regime van President Museveni te strijden. Een andere reden waarom Museveni het SPLA bleef steunen, was omwille van de goede relatie tussen Museveni en de VS: Oeganda heeft een sleutelrol om het gevaar van Soedan in te perken.
De tweede grote verandering die plaatsvond in 1994 was de relatie met de burgerbevolking: het LRA keerde zich tegen de burgerbevolking in Noord Oeganda, en begon brutale wreedheden te begaan tegen de bevolking. Ganse dorpen werden aangevallen, en op massale schaal zijn kinderen ontvoerd om als kindsoldaat, seksslavin of drager te moeten functioneren. Als gevolg hiervan besloot de Oegandese overheid om de bevolking in vluchtelingenkampen onder te brengen, om hen beter te kunnen beschermen. Dit bleek echter een loze belofte, daar kampen met 10.000 mensen het moesten stellen met een handvol soldaten als bescherming. Het LRA kon dan ook nog steeds relatief makkelijk de burgerbevolking treffen. De kampen droegen daarenboven bij tot een verdere humanitaire ramp, daar de ongeveer anderhalf miljoen mensen in Noord-Oeganda volledig afhankelijk werden van voedselhulp van het Wereld Voedsel Programma.
Rebellen met ‘hogere machten’
Er is relatief weinig geweten over het LRA. Het maakt immers amper publieke mededelingen, en leider Joseph Kony spreekt quasi nooit in het openbaar. Alles moet dan ook samen gepuzzeld worden uit verklaringen van ex-rebellen, eisen bij vredesonderhandelingen, en de zichtbare kenmerken van LRA activiteiten.
Het bijzondere, en meest gemediatiseerde aspect aan het LRA is dat Joseph Kony beweert dat verschillende geesten bezit hebben genomen van hem. Kony ziet zichzelf als de boodschapper van de geesten, die geen andere keuze heeft dan het gehoorzamen van de geesten. De ‘voorzitter’ van de geesten is Juma Oris, die een minister was onder Idi Amin (vroeger Oegandees dictator). Hij coördineert al de geesten en heeft het meeste macht. Een andere belangrijke geest is Silly Silindi Mackey – afkomstig uit Zuid-Soedan, en is de operationele commandant, wiens bevelen afhangen van het gebied van operatie. Zij waarschuwt bijvoorbeeld wanneer de vijand in aantocht is, of welk deel van de vijand aangevallen moet worden. Andere geesten luisteren naar namen als Jimmy Bricky ‘Who are You’ (chief intelligence officer), King Bruce, Dr. Salan,.. . Elk van de geesten heeft een bepaalde specialiteit, die samen bijdragen tot de speciale krachten van Joseph Kony. Op specifieke tijdstippen nemen individuele geesten bezit van Kony, die voor korte tijd de controle over zichzelf verliest.
Een ander aspect dat veelvuldig in de media is gekomen (en dat sommigen het LRA doet bestempelen als een soort Christelijke fundamentalisten) is het feit dat het LRA beweert te vechten voor de Tien Geboden, om deze als wet te installeren in Oeganda. Deze Tien Geboden zijn echter niet enkel de Christelijke Tien Geboden, maar een combinatie van Christelijke en Acholi tradities: enerzijds verwijzen ze naar de bijbelse Tien Geboden, maar anderzijds naar verwijzen ze naar een lokale Acholi traditie waarbij een lijst van regels wordt vrijgegeven om een verstoorde morele orde te genezen.
Profeten
Joseph Kony ziet het als zijn centrale taak om de Acholi te redden van de ondergang, iets wat bijzonder ongeloofwaardig klinkt door de massale aanvallen op de burgerbevolking. Het LRA verklaart dit door referenties naar bijbelse profeten: zij wilden de zondige volkeren reinigen, vervloekten ze, om tenslotte een kleine minderheid over te houden die puur van hart is. Het LRA voert een gelijkaardige ‘bijbelse’ purificatie uit.
In gesprekken met ex-rebellen wordt dan ook veelvuldig verwezen naar bijbelse parabels als de ark van Noah: Noah was de enige gelovige; en alle ongelovigen verdronken door de tussenkomst van God. Ex-rebel commandanten refereren hiernaar met ‘indien Noah een gewapende profeet geweest zou zijn, hij alle andere mensen eigenhandig vermoord zou hebben’. Op die manier zou geen goddelijke tussenkomst nodig geweest zijn om al die mensen te verdrinken.
Kony ziet zichzelf als de derde profeet na Jezus en Mohammed, maar als de eerste gewapende profeet. Als een gewapend profeet neemt hij daarom zelf het initiatief: hij vermoordt de ongelovigen, de Acholi, omdat ze teveel zijn afgeweken van hun oorspronkelijk geloof en tradities. Ze collaboreren immers met de overheid door in de ‘beschermde’ vluchtelingenkampen te wonen, en ze laten onreine gebruiken als hekserij toe. Met andere woorden, een ‘purificatie’ is de enige manier om de Acholi en hun cultuur te redden.
Het geweld van het LRA is hierdoor niet in de eerste plaats gericht tegen het overheidsleger, maar tegen de bevolking. Zoals een vroeger rechterhand van Kony zei “Wij van het LRA zijn leraars. De geest zei ons ‘Ga en leer. Diegenen die luisteren zullen gered worden. Diegenen die niet luisteren zullen niet gered worden.’Door de Acholi uit te roeien, wil Kony de Acholi-cultuur opnieuw uitvinden. Hij wil ze zelfs allemaal vermoorden als ze hem niet volgen.” De LRA, en vooral de ontvoerde kinderen, vormen het begin van een nieuwe ‘pure’ generatie van Acholis.
Om dit religieuze karakter te onderstrepen, zijn er binnen het LRA tal van rituelen. Zo zijn er uitgebreide initiatierituelen (om de ‘insiders’ van de ‘outsiders’ te onderscheiden); bijbelse verbrandingsrituelen en ook rituelen voor men zich op het slagveld begeeft. Rebellen die deze richtlijnen en rituelen niet opvolgen, worden onzuiver, en kunnen hierdoor op het slagveld gedood worden. Rebellen die sneuvelen op het slagveld, sneuvelen dan ook door hun ‘onreinheid’. Geweld wordt hierdoor een handeling die de zuiveren van de onzuiveren scheidt. Het wordt een soort natuurlijk genezingsproces en een spirituele handeling in plaats van een straf. Een ex-rebel commandant vatte het samen als ‘Vechten is een manier om je liefde aan God te betuigen’.
Strategisch gebruik ‘bovennatuurlijke krachten’
Hoe surreëel dit spirituele karakter ook mag klinken, het had wel het nodige effect. Zeker in het begin werden spectaculaire overwinningen geboekt op het regeringsleger; en wist Kony altijd op miraculeuze wijze uit de handen van de Oegandese overheid te blijven. In gans Oeganda heerst er een algemene consensus dat Kony bepaalde ‘speciale krachten’ bezit; zeker bij de bevolking in het Noorden van Oeganda, maar ook bij journalisten of overheidsactoren.
Zo verklaarde de Minister van Defensie in 2004 dat Kony niet met reguliere militaire middelen te verslaan was, daar hij bepaalde bovenmenselijke krachten gebruikte. Het doet er immers niet toe of de speciale krachten die het LRA toegedicht worden bestaan of niet: het belangrijkste is dat de mensen erin geloven. Geweld ingebed in religieuze en spirituele praktijken draagt immers bij tot het intimiderende karakter van het LRA: niet enkel is het LRA brutaal gewelddadig, het beschikt ook over ‘bovennatuurlijke’ krachten. Dit verhoogt dan ook de vrees voor het LRA, zowel voor de burgerbevolking als het overheidsleger (verschillende rapporten vermelden de grote vrees van de soldaten voor het LRA).
Ook binnen het Lord’s Resistance Army is het spirituele karakter belangrijk. De regels en rituelen versterken immers de interne discipline: ze creëren een geloof in een uitverkoren groep, een nieuwe gezuiverde minderheid. Het zijn immers vooral ‘rituelen die een geloof creëren, en niet andersom’. Dit geloof verhindert ook de ontsnapping van de ontvoerde kinderen, die ongeveer 80% van het LRA uitmaken. Vele kinderen ontsnappen niet wanneer ze daartoe de mogelijkheid hadden, uit vrees voor de geestelijke regels. Ook vele rebellen die zich onder de amnestiewet hebben overgegeven, volgen nog steeds bepaalde regels van het LRA. Vele ex-rebellen zijn ervan overtuigd dat het niet naleven van de regels met de dood bekocht zou kunnen worden. Met andere woorden, binnen de beweging heeft het spirituele karakter een intimiderend effect: het zorgt ervoor dat de interne cohesie gehandhaafd blijft binnen de troepen. Tenslotte zorgen de spirituele regels ervoor dat de relatie met buitenstaanders bijzonder duidelijk is: iedereen die buiten de beweging staat, moet als de vijand gezien worden.
Moslimregels
Door de steun van Soedan begonnen ook vele moslimregels hun intrede te doen bij het LRA: zo mag er niet gewerkt worden op vrijdag, is alcohol verboden, mag er geen varken gegeten worden; en wordt de ramadan gerespecteerd. Deze referenties naar moslimtradities hebben dan ook een duidelijk strategische functie: ze zijn een toegeving aan Khartoum om verdere steun te verzekeren. In de nieuwe geo-politieke situatie van de ‘war on terror’ kwam Sudan in 2002 onder sterke druk voor zijn steun aan het LRA, en werd de steun dan ook officieel beëindigd. Officieel, want officieus worden bepaalde figuren binnen het Soedanese leger er nog van verdacht het LRA te steunen.
Het gebruik van een spiritueel-religieus kader biedt dus duidelijk strategische voordelen: het zorgt voor de discipline bij de rebellen, het legitimeert het leiderschap van Joseph Kony, het intimideert de burgerbevolking en het regeringsleger, het verzekert de steun van Soedan,….Betekent dit dat de het religieus-spiritueel karakter van het LRA als een strikt instrumenteel gegeven gezien moet worden, dat gebruikt wordt door bepaalde figuren om terreur te zaaien en macht op te bouwen? Ja en neen. Ja, daar het zoals hierboven aangetoond duidelijke strategische voordelen biedt, en dan zeker voor Joseph Kony. Neen, want daarvoor is het religieuze karakter teveel geworteld in lokale gebruiken, en heeft het teveel betekenis voor diegenen die erin participeren. Zo zijn er in de late jaren ‘80 gevechten geweest waarbij zowel de commandanten als soldaten geen wapens gebruikten, en enkel ‘spirituele’ bescherming gebruikten om de vijand te verjagen. Bij puur instrumenteel gebruik zou zoiets uit den boze zijn.
Het spirituele aspect van het LRA is vooral deel van een proces van zelfdefiniëring, een proces dat voortvloeit uit de historische marginalisatie van Noord-Oeganda. Door het gebruik van religieuze symbolen probeert het LRA toegang te verkrijgen tot een wereld waarvan het was uitgesloten, en om een identiteit te definiëren die radicaal ingaat tegen de orde waarvan het was verstoten: de politieke (en economische) structuur van Oeganda. De Acholi waren een etnische groep die was uitgesloten van de politieke macht, die bedreigd werden met uitroeiing, en die de spirituele traditie aangrepen om een radicale herdefiniëring van hun identiteit te bekomen, om zichzelf zo te redden.
Deze politieke dimensie (de politiek/economische marginalisering binnen Oeganda) mag dan wel op de achtergrond geraakt zijn door de vele aandacht voor het spirituele karakter, het politieke blijft een belangrijke factor in het conflict. Tot het jaar 2000 circuleerden manifesten waarin het LRA protesteerde tegen de oneven ontwikkeling in Oeganda, waarin het Noorden continu achtergesteld werd. Deze eisen worden nog steeds gesteund door de bevolking. Alleen gaat de bevolking allerminst akkoord met de methodes van de rebellen, die in de eerste plaats tegen hen gericht zijn. De bevolking vindt zich dan ook tussen twee vuren: het gaat niet akkoord met de ongekende brutaliteit van de rebellen; maar gaat ook niet akkoord met hun continue en historische achterstelling door de Oegandese regering.
De huidige situatie
Vandaag de dag is het LRA verder versplinterd in kleinere eenheden, en heeft het zich verspreid over verschillende gebieden: het merendeel van het LRA (inclusief Kony) zit sinds september 2005 in Oost-Congo, waar ze al leden van MONUC, de VN interventiemacht, hebben gedood. Andere delen zitten in Zuid-Sudan, en nog andere in Oeganda – niet enkel in de Noordelijke districten, maar tot in Oost-Oeganda. Het is dus niet langer een ‘Noordelijke’ conflict. Alhoewel de rebellen numeriek niet meer zo sterk zijn – vele zijn gedood, hebben zich overgegeven, of vele kinderen zijn ontsnapt – is het LRA nooit op een groter gebied aanwezig geweest. Het is onduidelijk in hoeverre die kleinere groepjes met elkaar in contact staan, maar ze zijn nog steeds in staat een ongelooflijke terreur te veroorzaken onder de bevolking.
Toch lijkt het ganse conflict in een stroomversnelling terechtgekomen. Na eerdere halfslachtige pogingen waarbij Kony telkens een radiostation opbelde met de boodschap enkel met een andere ‘gezant van God’ te willen onderhandelen (i.e. de aartsbisschop van Gulu), lijken de onderhandelingen deze keer menens. Onder impuls van de vice-President van Zuid-Soedan, Riek Machar, vinden vanuit Juba (Zuid-Sudan), onderhandelingen plaats. Een cruciaal punt in de onderhandelingen is echter het feit dat in Oktober vorig jaar, op vraag van Oeganda, een aanhoudingsbevel is uitgevaardigd door het ICC, het Internationaal Strafhof in Den Haag, tegen de 5 topcommandanten van het LRA, waaronder Joseph Kony. Intussen is er een bijzonder onduidelijke situatie gecreëerd doordat President Museveni algemene amnestie heeft aangeboden aan de 5 commandanten van het LRA. Museveni ziet dit als de enige mogelijkheid om het conflict te beëindigen; iets waar Den Haag allerminst tevreden mee is. Hoe dan ook, de onderhandelingen zijn op zijn minst historisch te noemen, en openen enig perspectief voor het al 20 jaar door oorlog geteisterde Noord-Oeganda.
Kristof Titeca is aspirant van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) aan de Conflict Research Group, Universiteit Gent.
Het is onmogelijk een complexe materie als het conflict in Noord-Oeganda op een paar bladzijden te bespreken. Voor een excellente bespreking van het conflict, zie: Finnström, Sverker, ‘Living with bad surroundings. War and existential uncertainty in Acholiland, Northern Uganda’. Verkrijgbaar op:
http://www.antro.uu.se/personal/finnstrom_sverker.html(Uitpers, nr.79; 8ste jg., oktober 2006)