Voorkeur voor de underdog
Laat ik beginnen met één ding duidelijk te stellen. Als het over Palestina gaat, ben ik bevooroordeeld. Of het om de Spaanse burgeroorlog gaat, de tragiek van Latijns-Amerika, Oost-Timor, de genocide van Rwanda, de holocaust, de onderdrukking van de Koerden, de Palestijnen … ik heb altijd een zwak gehad voor de versie van de underdog, de verliezer.
Ik lees regelmatig lijvige geschiedenisboeken om mijn kennis bij te schaven, om de grote context te zien, om me te wapenen tegen de desinformatie van de media. Niets is echter beklijvender dan deze verhalen van gewone mensen over hun persoonlijke tragedies, over hun moed om steeds weer op te staan om van hun leven en dat van hun kinderen, familie en vrienden iets goeds en waardevols te maken. ‘Ochtend in Jenin’ is een boek dat je van de eerste pagina tot de laatste aangrijpt.
Basima, Dalia, Amaal en Sara
Aan de hand van het leven van de vier generaties vrouwen van de familie Abulheja vertelt Susan Abulhawa de geschiedenis van het Palestijnse volk van 1941 tot vandaag. Alles begint met het vreedzaam leven tussen de eeuwenoude olijfbomen in het dorpje Ein Hod dat stilaan verstoord raakt door geruchten over Joden uit Europa die daar wegvluchten van een grote oorlog en in Palestina een nieuw land willen stichten.
Dat wordt eerst wat weggelachen, iedereen in het dorp komt immers goed overeen met de lokale Joden en christenen die daar al eeuwenlang met hen samenleven. Basima’s schoondochter Dalia krijgt een tweeling zonen en een dochtertje Amaal terwijl de onrust toeneemt. Er blijken in de buurt immers meer en meer aanslagen te gebeuren door ‘Europese’ Joodse milities.
Yoessoef en Ismail/David
In 1948 slaat het drama toe. Op vlucht voor het leger van de nieuwe staat Israël verliest Dalia Ismail één van haar zonen, een verdriet dat de rest van haar leven zal overheersen. Zijn achterblijvende broertje Yoessoef groeit ondertussen op met toenemende haat tegen de bezetter, tot hij als jonge man op een dag aan een checkpoint door een Israëlisch soldaat uit de rij wordt gelicht, die hem aan zijn collega laat zien: “David, te gek, die Arabier … het lijkt je tweelingbroer wel.” …
Af en toe is tussen al de gruwel zelfs plaats voor een beetje ironische humor. Wanneer de kleine Amaal tijdens een van de vele militaire aanvallen op hun dorp gewond wordt en afgesneden geraakt van haar familie neemt een Duitse non haar mee. Als een jonge Israëlische soldaat hen tegenhoudt en dreigt haar neer te schieten als ze met het kind doorloopt, herkent de zuster het accent van zijn gebrekkig Arabisch en antwoordt in het Duits: “Doe dat. Je bent niet anders dan de nazi’s die me in de weg stonden toen ik tijdens de oorlog voor Joden zorgde”, waarop de verbaasde soldaat haar met een glimlach laat doorgaan.
Amaal wordt ‘Amy’
Er gebeurt nog zoveel meer. De liefde voor elkaar geeft de familie de moed om telkens weer op te staan. Amaal weet te ontsnappen aan de gruwel dankzij een studiebeurs in de VS, waar ze door het leven gaat als ‘Amy’.
Ondertussen glijdt broer Yoessoef in zijn verbittering af naar de excessen van het gewapend verzet. Het blijft onduidelijk hoe hij uiteindelijk aan zijn einde komt, maar omdat ‘Amy’ vanaf zijn dood permanent wordt geschaduwd door de FBI, kan ze enkel het ergste vermoeden. Tot op een dag haar jarenlange vermoedens worden bevestigd wanneer ze de telefoon opneemt en een zekere David Avaram in gebrekkig Engels vraagt om haar te spreken …
Geen goedkoop sentiment
Het verhaal van het verloren gewaande familielid wordt niet verteld als een goedkope thriller. De lezer weet immers redelijk snel dat de kleine Ismail niet omgekomen is, maar opgroeit als geadopteerd kindje David van een Joods echtpaar, dat geen kinderen kan krijgen vanwege wat met Davids tweede moeder is gebeurd in de Duitse concentratiekampen. De familie Abuhleja vermoedt dat echter pas veel later nadat Yoessoef vertelt over zijn rare ontmoeting aan een Israëlisch checkpoint.
Voor het tot dat telefoontje komt, doorkruist het boek het leven van Basima, Dalia en vooral Amaal, die in feite het hoofdpersonage is. De uiteindelijke ontmoeting met David/Ismail brengt Amaal er toe haar compleet veramerikaniseerde dochter Sara mee te nemen op een tocht naar hun roots in het verre Jenin, nog onwetend van de plannen die het Israëlisch leger enkele weken later met deze stad voor heeft.
Een literair meesterwerk
Dit is een boek dat je niet loslaat. Vanaf de eerste pagina’s tussen de olijfboomgaarden van Ein Hod tot de ruïnes van Jenin sleept Susan Abulhawa je mee in een verhaal vol liefde en verdriet, zonder ook maar éénmaal melig te worden. Dit is zonder meer een literair meesterwerk dat het Palestijnse volk zijn waardigheid teruggeeft.
Het zal waarschijnlijk nooit onderwerp worden van grootschalige promotiecampagnes omdat het de ‘verkeerde’ kant kiest. De ontstaansgeschiedenis van het boek zelf is een perfecte reflectie van de manier waarop het Palestijnse volk nog dagelijks behandeld wordt door onze massamedia.
Een waar gebeurd verhaal
Alles begint met een kortverhaal dat Susan Abulhawa schrijft naar aanleiding van een ander waar gebeurd verhaal van de Palestijnse auteur en lid van de PLO Ghassan Kanafani over een Palestijns jongetje dat opgroeit in een Joodse familie die hem had gevonden in het huis dat ze in 1948 in bezit had genomen.
Kort daarop krijg ze een e-mail van Hannan Ashrawi, de christelijke Palestijnse vrouw, die een belangrijke rol heeft gespeeld in de pogingen om vrede te vinden in Palestina. “Wij hebben grote behoefte aan zo’n verhaal”, zegt ze aan Susan Abulhawa. Zo begint zij aan haar boek. Aan de hand van vele waargebeurde verhalen van talloze Palestijnse families, schrijft ze dit fictieve familie-epos.
Het litteken van David
Haar boek was aanvankelijk geen succes. Uitgever na uitgever weigerde het manuscript, niet omdat het slecht geschreven zou zijn. Slechts een piepkleine uitgever wilde er zich aan verbranden. In 2002 kwam het boek uit met als titel ‘The Scar of David’.
Kort daarop ging die uitgever failliet, maar een andere kleine Franse uitgever was ondertussen bereid het te vertalen als ‘Les matins de Jenin’ waarna het boek in Frankrijk begon te verkopen. Ook de Nederlandse uitgeverij De Geus bracht in 2007 ‘Het litteken van David’ uit. De betekenis van die eerste titel verklap ik niet. Die vind de lezer wel zelf in dit prachtige boek.
Ochtend in Jenin
Na vertaling in twintig talen besloot uiteindelijk een grote Engelstalige uitgever de originele Engelstalige versie weer te publiceren onder de titel ‘Mornings in Jenin’. Susan Abulhawa profiteerde er van om het manuscript te herlezen en te verbeteren. Die aangepaste versie is nu in 2012 opnieuw uitgegeven door De Geus onder de naam ‘Ochtend in Jenin’.
Zionisten zullen dit allemaal maar niks vinden. Dat hoeft niet te verbazen. Er zijn vandaag ook nog steeds rechtse recensenten in Spanje die romans over de Spaanse burgeroorlog verketteren en boeken over de Ierse burgeroorlog krijgen nog steeds meewarige neerbuigende commentaren in deftige Britse kranten.
In eigen land zijn er ook nog steeds stemmen die vergoelijkend spreken over de kolonisering van Congo. Dit boek richt zich echter niet tot de verstarden van geest, maar tot de gewone meevoelende mens, die open staat voor menselijk leed, van welke kant ook.
Het krijgt definitief een plaats bovenaan mijn lijst van cadeausuggesties.
Susan Abulhawa is een kind van Palestijnse vluchtelingen van de oorlog van 1967. Haar familie had tot dan eeuwenlang in Jeruzalem gewoond. Zij woont nu met haar dochter in de Amerikaanse staat Pennsylvania, waar ze actief is als mensenrechtenactivist.
Ze schrijft ook politieke commentaren, o.a. op Electronic Intifada. Eén van haar initiatieven is de NGO Playgrounds for Palestine (speelpleinen voor Palestina), een organisatie die zich inzet om Palestijnse kinderen, die onder de Israëlische militaire bezetting in Palestina leven of in één van de vluchtelingenkampen daarbuiten, wat ruimte te bieden om gewoon kinderen onder elkaar te kunnen zijn.