De regering van president George W.Bush lijdt aan een bijzondere obsessie over Cuba. Zij eigent zich het recht toe om in andere landen regeringen te vervangen als ze die niet volgzaam genoeg acht. Ondanks de bloedige tragedie die ze in Irak heeft losgeslagen, ondanks de onmacht en wreedheid van de westerse invasie in Afghanistan blijft ze vastbesloten om de regering van Cuba omver te werpen. In dat land wil ze een regime installeren dat naar haar pijpen danst. En dat daarom al snel “democratisch” zal worden genoemd.
In mei 2004 heeft Washington nieuwe economische sancties opgelegd die voor de Cubaanse bevolking rampzalige gevolgen hebben gehad. De geldbedragen die mensen naar verwanten op Cuba mochten opsturen, werden sterk ingeperkt. De Cubaanse Amerikanen mogen voortaan nog alleen aan nauwe, rechtstreekse familie financiële hulp opsturen, volgens de normen die het regime-Bush hanteert om “familie” te bepalen. Alleen grootouders, ouders, kinderen, echtgenoten, broers en zusters komen nog in aanmerking, alle andere verwanten (neven, oom, kozijns) worden uitgesloten. Voortaan mogen emigranten uit Cuba hun familie op het eiland nog maar twee weken om de drie jaar bezoeken, en dat is alleen maar zo in het beste geval. Ze moeten voorafgaandelijk een toelating bekomen bij het Amerikaanse ministerie van Financiën. Ze mogen niet meer dan 20 kilo bagage meenemen of op Cuba meer dan 50 dollar per dag uitgeven.
In juli 2006 heeft president Bush daar nog drastischer bijkomende sancties aan toegevoegd. Hij eigende zich het recht toe om Caleb McCarry te benoemen tot chef van de “overgang” op Cuba, een beetje zoals hij in 2003 Kissinger-acoliet Paul Bremmer als onderkoning in het bezette Irak had geïnstalleerd. En Bush stelde een termijn vast om zich van de Cubaanse regering te ontdoen: 18 maanden maximum. Voor het maken en verstreken van oppositie op Cuba werd een budget van 31 miljoen dollar beschikbaar gesteld, bovenop de 50 miljoen dollar die al in 2004 en 2005 waren voorzien. Washington wil de landen die op Cuba investeren economisch sanctioneren. Het heeft ook een zwarte lijst opgesteld van ambtenaren die men moet beletten schade te kunnen toebrengen aan het toekomstige ge-herkoloniseerde Cuba. De academische, culturele, religieuze, sportieve en humanitaire uitwisselingen zijn uitermate beperkt, en wie de Amerikaanse regels overtreedt kan zich verwachten aan zware straffen, tot tien jaar cel. De geldbedragen die naar Cuba worden gestuurd zijn nog meer beperkt, en om voedingswaren aan Cuba te verkopen moeten Amerikaanse bedrijven voldoen aan voorwaarden die hoe langer hoe moeilijker te vervullen zijn.
In oktober 2007 hield Bush een bijzonder scherpe rede tegen Havana. Hij onderstreepte dat “weinig problemen zo’n uitdaging voor onze natie betekenden als de situatie op Cuba”. Dat legde meteen de vinger op de wonde: Cuba is een “probleem” voor de Amerikaanse regering omdat het niet volgzaam genoeg is, een “uitdaging” ook omdat zo’n politiek navolging kan vinden nu in vele Latijns-Amerikaanse landen is gebleken waar de grote “volgzaamheid” jegens Washington, Internationaal Monetair Fonds en Wereldbank heeft toe geleid. Bush bevestigde in zijn rede dat hij de staat van beleg waar de Cubaanse bevolking het slachtoffer van is, nog wil aansterken. Tegelijk deed hij, met het oog op de Cubaanse strijdkrachten, een oproep tot opstand.
Op 19 december 2007 publiceerde het Amerikaanse Government Accountability Office (GAO), een instelling van het Congres (parlement) die toeziet op de regering, een rapport van 96 bladzijden (Economic Sanctions. Agencies face competing priorities in enforcing the US embargo on Cuba’) over de gevolgen die de verharding van de economische sancties tegen Cuba heeft. Dat rapport kwam er op vraag van parlementsleden. Het GAO noemt die sancties “het meest ontwikkelde net van economische sancties dat de VS ooit hebben opgelegd”. De obsessie van het Witte Huis met Cuba kan volgens het GAO nadelig werken op de zogeheten “strijd tegen terrorisme” . In 2007 heeft de douane (Customs and Border Protection CBP) in Miami “secundaire” inspecties verricht op 20 procent van de passagiers die uit Cuba kwamen, om na te gaan of die geen sigaren, alcohol of geneesmiddelen van het eiland invoerden. Dergelijk inspecties werden maar op 3 procent van de andere reizigers verricht. Die focalisering op Cuba, aldus het GAO, “vermindert het vermogen van de douanediensten om hun opdracht te vervullen; die bestaat erin te beletten dat terroristen, criminelen en andere ongewenste buitenlanders het land binnenkomen”.
Verder meldt het GAO-rapport: “Na 2001 heeft het Bureau voor Controle op Buitenlandse Artikelen (OFAC, Offfice of Foreign Assets Control) meer onderzoek uitgevoerd en meer sancties ingesteld voor schendingen van het embargo tegen Cuba (zoals de aankoop van Cubaanse sigaren), dan voor alle schendingen van andere sancties zoals die tegen Iran”. Ernstiger nog, het GAO meldt dat “in toegangshavens in heel het land talrijke tekortkomingen werden ontdekt die terroristen de toegang tot het land makkelijker maken. Een doelmatig gebruik van secundaire inspecties is onmisbaar voor het vervullen van de prioritaire missie van terreurbestrijding van de douanediensten”. De strijd tegen terrorisme is “de eerste prioriteit geworden van de CBP sinds de terroristische aanvallen van 11 september 2001”.
Zo heeft de douane van de luchthaven van Miami tussen oktober 2006 en maart 2007 1.500 maal meestal “kleine hoeveelheden tabak, alcohol en farmaceutische producten” in beslag genomen bij passagiers die uit Cuba kwamen. Die inspecties duurden 45 minuten tot drie uur. Daar staat tegenover dat die douane maar 465 keer bij de andere passagiers zaken in beslag nam (onder meer 211 kilo drugs en 2,4 miljoen dollar in baar geld).
In plaats van de menselijke en technische middelen te gebruiken die voor Bush beschikbaar zijn om de “nationale veiligheid” te handhaven en te strijden tegen terrorisme en drugshandel, verkiest de regering-Bush zich toe te spitsen op toeristen die een doos sigaren, een fles rum of medicamenten uit Cuba kunnen invoeren. Die hardnekkigheid, die sommigen irrationeel vinden, maar die stoelt op het politiek belang dat de regering-Bush hecht aan het vervangen van een te zelfstandig bewind in een ander land, werkt in het nadeel van de veiligheid van de Amerikaanse burgers zelf. Het GAO-rapport meldt inderdaad dat het aanzienlijk tekort aan douanepersoneel “zwakke punten schept bij de inspectie in de Amerikaanse toegangshavens”.
Obessie
Het rapport onderstreept ook de obsessionele aard van de anti-Cubaanse politiek van Washington. De Amerikaanse regering houdt er meer dan 20 programma’s op na van economische sancties tegen derde landen. Toch heeft het OFAC van 2000 tot 2006 61 procent van zijn middelen besteed om Amerikaanse toeristen te vervolgen die zonder toelating naar Cuba waren gereisd. Het OFAC heeft ondezoek ingesteld naar 10.823 gevallen van schending van de Amerikaanse sancties tegen Cuba, voor alle andere sanctieprogramma’s gebeurde dat maar 6.791 keer.
“Het embargo tegen Cuba is maar één van de zowat twintig sanctieprogramma’s die het OFAC in de gaten houdt,” aldus het GAO-rapport. “Niettemin vormen de boetes die het OFAC oplegde voor schending van het embargo tegen Cuba meer dan 70 procent van het totale aantal boetes die werden opgelegd tussen 2000 en 2005”. Het rapport besluit dat “het OFAC sinds 2000 meer onderzoek heeft uitgevoerd en meer boetes heeft opgelegd voor schendingen van het embargo tegen Cuba dan voor schendingen van alle zowat 20 andere sanctieprogramma’s samen”. Het ministerie van Financiën heeft in totaal 8,1 miljoen dollar boeten opgelegd voor 8.170 schendingen van sancties tegen Cuba, een gemiddelde van 992 dollar per overtreding. “De meeste van die overtredingen waren weinig belangrijk, zoals de aankoop van Cubaanse sigaren op Internet”.
Het GAO heeft de regering en in het bijzonder de minister van Nationale Veiligheid aangespoord om de menselijke middelen van de douanediensten eerst en vooral te besteden aan de veiligheid van het land, en niet aan “secundaire inspecties van reizigers uit Cuba”. Het vroeg ook dat het OFAC evenwichtiger te werk zou gaan bij financiële sancties, en in de eerste plaats te mikken op landen “die betrokken zijn bij terrorisme, verspreiding van wapens en drugshandel”.
Het Amerikaanse anti-Cuba-beleid dient noch de belangen van de VS, noch die van Cuba. Het is gegijzeld door een kern van extreemrechtse Amerikaanse Cubanen, die Castro haten als de man die hen van hun privilegies op Cuba beroofde, en die vanuit de Verenigde Staten terroristische aanslagen tegen Cuba hebben uitgevoerd. Die kern van anti-castristen is economisch en electoraal erg invloedrijk. Weinig of geen Amerikaanse politici kunnen zich een verkiezingscampagne veroorloven zonder steun van deze lobby en zonder rituele uitvallen tegen de regering-Castro. Daar staat tegenover dat Washington van deze anti-castristen verwacht dat ze de Amerikaanse overheersing op Cuba herstellen als ze eenmaal aan de macht zijn. Dan zullen ze ook “democratisch” worden genoemd.
(Uitpers, nr. 93, 9de jg., januari 2008)
Vertaald en bewerkt door Francis Vanden Berghe
Bron: Rebelión – www.rebelion.org
Via: RISAL – Réseau d’information et de solidarité avec l’Amérique latine