Toen Obama president werd in januari 2009 was de hoop reëel dat er serieuze verandering zou komen in de Afrika-politiek van de VS. Zijn voorganger, G.W. Bush, had immers alleen maar gewerkt aan een militarisering van een Afrika-beleid dat unilateraal gericht was op de nationale veiligheid. Maar na meer dan een jaar presidentschap kunnen we alleen maar vaststellen dat de Obama-administratie in essentie het zelfde beleid van militaire betrokkenheid in Afrika voert.
Het budget van het Ministerie van Buitenlandse zaken voorziet onder president Obama serieuze verhogingen van de fondsen voor wapenverkoop en militaire opleidingsprogramma’s voor Afrikaanse landen alsook voor regionale programma’s in het continent. Men verwacht verdere verhogingen voor het komende budgetjaar.
Voor 2010 is er sprake van een verdrievoudiging van het budget voor buitenlandse militaire fondsen voor Afrika: van net boven de 8,2 miljoen dollar naar meer dan 25,5 miljoen dollar, met bijkomende verhoging in de financiering voor Noord-Afrikaanse landen. De voornaamste begunstigde landen zijn de Democratische Republiek Congo, Djibouti, Ethiopië, Kenia, Liberia, Marokko, Nigeria , Tsjaad en Zuid-Afrika.
Er worden ook verschillende andere programma’s voor veiligheidsbijstand in Afrika in de budgetlijst opgenomen, zoals het African Contingency Operations and Training Assistance programme (dat te boek staat voor 96,8 miljoen dollar), de International Narcotics Control and Law Enforcement programma’s in Algerije, Kaapverdische Eilanden, de Democratische Republiek Congo, Ethiopië, Gambia, Ghana, Guinée-Bissau, Liberia, Marokko, Nigeria, Sierra Leone, Soedan en Oeganda, en hulpprogramma’s voor de strijd tegen het terrorisme in Kenia en Zuid-Afrika, en het algemeen regionaal programma voor Afrika.
Deze trend geldt ook voor fondsen uit het budget van het Ministerie van Defensie voor operaties van het nieuwe Afrika Commando (AFRICOM), dat volledig operationeel is sedert oktober 2008, en voor operaties van de Combined Joint Task Force-Horn of Africa (CJTF-HOA), die sedert 2002 gelegerd is op de Amerikaanse militaire basis van Djibouti. De regering Obama voorziet 278 miljoen US dollar om de kosten te dragen van de AFRICOM-operaties en de Operation Enduring Freedom-Trans-Sahara Counter-Terrorism Partnership operaties op het AFRICOM hoofdkwartier in het Duitse Stuttgart. 60 miljoen US dollar is er voor de CJTF-HOA operaties in 2010 en 249 miljoen om de werking te bekostigen van de militaire basis Camp Lemonier (200 hectare) in Djibouti. Vervolgens vragen verschillende bouwprojecten ter verbetering van deze basissen nog zo’n 41,8 miljoen dollar. De regering Obama onderzoekt voor het ogenblik de oprichting van een 1000 man sterke Marine intervention force die in Europa zou worden gestationeerd om AFRICOM de nodige interventiecapaciteit te bieden in Afrika.
In verschillende regio’s die een sleutelrol vervullen op het Afrikaanse continent is de verderzetting van de lijn Bush bijzonder opvallend. In Somalië, bijvoorbeeld. De regering Obama steunde de Transitional Federal Government (TFG) met zo’n 20 miljoen dollar aan wapens. Tevens werd er een grote inspanning geleverd om de TFG-troepen op te leiden in de CJTF-HOA basis in Djibouti, en ook in Europa.
Deze regering heeft ook het programma van de Bush administratie verder gezet om vermeende al-Qaeda leiders in Somalië te vermoorden. Zo gaf ze in augustus 2009 de toestemming voor een aanval van de US Special Forces waarbij Saleh Ali Saleh Nabhan werd vermoord, die ervan beschuldigd was betrokken te zijn bij de bomaanslagen tegen de VS ambassades in Kenia en Tanzania door al-Qaeda in augustus 1998.
Deze regering heeft ook voor de Sahel naar verdere fondsen gezocht ter financiering van het Trans-Saharan Counter-Terrorism Program (US$ 20 miljioen in 2010) en ze startte ook een speciaal veiligheidsbijstandprogramma op voor Mali om het land voor 5 miljoen dollar terreinwagens en communicatie-uitrusting te geven. Regeringsfunctionarissen gaven als verantwoording voor dit escalerend militair engagement in de trans-Sahara regio dat al-Qaeda steeds meer betrokken is bij de Maghreb islam en bij criminele activiteiten – met inbegrip van ontvoeringen voor losgeld en van drugstrafiek –, wat een groeiende bedreiging vormt voor de Amerikaanse belangen in deze grondstoffenrijke regio.
In Nigeria, dat zo’n 10 procent van de VS olie-invoer voor zijn rekening neemt, verhoogde de Obama regering de Amerikaanse militaire hulp aan het Nigeriaanse leger, ondanks de bezorgdheden over de situatie in de Niger Delta, ondanks het islamitisch extremisme in noordelijk Nigeria, en ondanks de fragiele democratische instellingen van het land. In die zin beloofde minister van buitenlandse zaken, Hilary Clinton, tijdens haar bezoek aan Nigeria in augustus 2009, dat de Verenigde Staten elke vraag voor militaire steun zouden onderzoeken die bedoeld is om de slagkracht te verhogen bij de repressie van gewapende militanten in de Niger Delta. Maar het is precies het falen van de Nigeriaanse regering om de belangrijkste elementen van haar amnestieprogramma uit te voeren dat geleid heeft tot een heropleving van het geweld en van de aanvallen op de olie-installaties in deze vitale, olieproducerende regio van de Niger Delta.
De huidige VS regering is in Centraal Afrika bezig om de veiligheidsbijstand te verhogen voor Oeganda, Rwanda, Kenia, Ethiopië en nog andere landen van de regio. Ze zet ook belangrijke opleidingsprogramma’s op in zowel Oeganda als Djibouti voor het nieuwe Oost-Afrikaanse Reserveleger (East African Standby Force, EASF). Deze EASF betreft een bataljon dat onder het gezag staat van de Afrikaanse Unie om zelfstandige Afrikaanse peacekeeping operaties en andere missies uit te voeren. Dit leger blijft echter afhankelijk van buitenlandse ondersteuning – voornamelijk vanwege de Verenigde Staten – en er wordt niet van verwacht dat het de eerste jaren onafhankelijk operaties zal kunnen realiseren. Wat de Democratische Republiek Congo betreft heeft Washington de US Special Forces opdracht gegeven om een infanterie bataljon op te leiden in de basis van Kisangani die recent door de VS werd gerehabiliteerd. De regering is doorgegaan met dit plan ondanks de voortdurende betrokkenheid van Congolese troepen bij grootschalige mensenrechtenschendingen (met inbegrip van verkrachting en moord op burgers), en bij de illegale exploitatie van grondstoffen.
Dit groeiend militair engagement van de VS in Afrika is enerzijds een teken dat het de VS regering menens is in verband met de bedreigingen vanwege het islamitisch extremisme en met de instabiliteit van regio’s die belangrijke grondstoffen bezitten. Het is eveneens een blijk van het belang dat gehecht wordt aan het helpen oplossen van conflicten in het continent. Anderzijds echter, zorgen deze maatregelen voor een verhoogde militarisering van Afrika en linken ze Washington steeds nauwer met onstabiele, repressieve en ondemocratische regimes. Daar komt dan nog bij dat ondanks het officiële discours over een aanpak die militaire en niet-militaire initiatieven samenbrengt, de praktijk uitwijst dat het Washington een effectief plan ontbreekt om de onderliggende elementen – gebrek aan democratie en economische ontwikkeling – te veranderen die leiden tot extremisme, instabiliteit en conflict in Afrika.
Dit is vooral te wijten aan het feit dat de regering Obama niet de diplomatieke en economische middelen heeft om deze problematiek aan te pakken. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Agentschap voor Internationale Ontwikkeling (AID) werden jarenlang systematisch op droog zaad gezet en hebben dus gewoon de capaciteit niet om zich zodanig in Afrika te engageren dat dergelijke aanpak mogelijk zo maken. Het zal jaren vergen en heel wat meer fondsen om dergelijke capaciteit op te bouwen. Het voedselveiligheidsprogramma van Obama’s ploeg – zijn voornaamste nieuw initiatief in Afrika – is hoog problematisch omdat het afhangt van dure, op petroleum gebaseerde meststoffen, van de mechanisatie van de landbouwproductie en het gebruik van genetisch gewijzigde zaden.
Ondertussen heeft de president beslist dat er geen andere keuze blijft dan hoofdzakelijk op militaire instrumenten te vertrouwen in de hoop dat deze de VS belangen in Afrika kunnen veilig stellen, tenminste op de korte termijn en ondanks het risico dat dit militair engagement bestaande bedreigingen nog zal verergeren.
Het zou van enige wijsheid getuigen mocht de regering Obama zijn militair engagement inperken en alle aandacht zetten op de capaciteitsontwikkeling van diplomatieke en economische inspanningen om de basisproblemen van Afrika aan te pakken (zoals opperbevelhebber Admiraal Michael Mullen in een toespraak uitlegde). Van belang hierbij is de samenwerking met de Europese Unie, met China en andere betrokkenen op basis van een coöperatief engagement met Afrika dat niet langer de Afrikaanse veiligheid ondermijnt en Amerika’s lange-termijnbelangen in gevaar brengt.
(Uitpers nr. 122, 11de jg., juli-augustus 2010)
Daniel Volman is directeur van het African Security Research Project in Washington DC, en is lid van de directieraad van de Association of Concerned Africa Scholars. Hij is gespecialiseerd in het militair beleid van de VS in Afrika, en publiceert al meer dan 30 jaar over Afrikaanse veiligheidsaspecten.
Daniel Volman, “Obama and U.S. Military Engagement in Africa” (Washington, DC: Foreign Policy In Focus, May 5, 2010)