Noord-Korea kwam de afgelopen weken op twee tegengestelde manieren in het nieuws. Eerst was er voorzichtig optimisme over de aankondiging dat de uraniumverrijking zou worden gestopt, en later volgden scherpe uithalen omdat Pyongyang een satelliet wil lanceren.
Inderdaad, de aankondiging door de nieuwe sterke man van Noord-Korea, Kim-Jong-Un, dat het nucleair programma, raketlanceringen en de uraniumverrijking stop zouden worden gezet kreeg veel aandacht in de internationale pers. Berichten onderstreepten dat deze beslissing kenbaar werd gemaakt in de officiële rouwperiode voor het overlijden van de voormalige leider Kim-Jong-Il, vader van Kim-Jong-Un. Ze was dus van bijzonder belang. Het was het Noord-Koreaanse aandeel in een akkoord met de VS die in dit kader 24.000 ton voedsel zou leveren.
Dan maakte Pyongyang bekend dat het half april ter ere van de honderdste verjaardag van Kim il Sung, de stichter van Noord-Korea, een satelliet zal lanceren als onderdeel van een vreedzaam ruimtevaartprogramma. Het Westen steigerde onmiddellijk. Het verdenkt Noord-Korea ervan het ruimtevaartprogramma als dekmantel te gebruiken voor het testen van rakettechnologie. Wat dan in tegenstrijd zou zijn met VN-beslissingen en in tegenstrijd met de eerdere uitspraak van het nieuwe staatshoofd. Het optimisme dat er snel een akkoord kon komen met de nieuwe leiders, maakt plaats voor het oude vijandbeeld.
Waarnemers leggen her en der uit dat de belangrijkste beweegredenen voor de beslissingen van de nieuwe leider te zoeken zijn in de binnenlandse politiek, waar de klassieke analyse wijst op de dubbele pijler van het regime: leger en communistische partij. Het weer op gang krijgen van de afgesproken westerse voedselleveringen is van onmiddellijk belang voor de interne steun aan het regime, en nog meer voor de populariteit van het nieuwe staatshoofd. Maar blijvende afhankelijkheid van buitenlandse steun is wellicht ook geen goede basis voor duurzame verankering van een regime. Anderzijds maakt het bezit van het kernwapen het land en zijn leider lid van een exclusieve club kernwapenlanden met onder meer de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad. Het nucelaire wapen draagt in die zin ook sterk bij tot het imago van groot leider, vooral bedoeld voor binnenlands gebruik, heet het in deze analyse. Vergeten we echter ook niet dat de de militaire spanning van de laatste jaren – schendingen van de territoriale wateren, gezonken schip, grootschalige westerse militaire manoeuvres, beschieten van Zuid-Koreaans eiland – nog niet echt verminderd is.
De Noord-Koreaanse zucht naar de atoombom heeft minder van doen met de ‘grootheidswaanzin’ van een leider, dan met de reële perceptie van bedreigingen die in Pyongyang leeft. Er is immers nog geen vredesakkoord met de VS voor de Koreaanse oorlog van begin de jaren 1950, en zijn er nog altijd 28.000 VS troepen in Zuid-Korea gestationeerd. Vorige akkoorden over een Noord-Koreaanse nucleaire uitstap gekoppeld aan westerse energie- en voedselleveringen werden door de VS niet nageleefd. De toenaderingspolitiek tussen Noord en Zuid is gestopt alhoewel vandaag regering en oppositie in het Zuiden weer lijken te willen aanknopen met een ‘sunshine’-beleid. Daarnaast is Noord-Korea er altijd van overtuigd geweest dat Irak werd aangevallen niet omdat het kernwapens zou gehad hebben, maar precies omdat men duidelijk wist dat Bagdad er geen had.
Bovendien kan de vraag worden gesteld naar de waarachtigheid van de westerse houding. Mocht het Koreaanse ‘probleem’ opgelost kunnen worden dan valt een belangrijke politieke en propagandistische reden weg om een grote Amerikaanse troepenmacht – die technisch gezien ‘nucleaire capaciteiten’ kan hebben – in stand te houden. Intussen speelt deze troepenmacht al decennia een belangrijke rol in de Amerikaanse militaire aanwezigheid in Azië, vlak naast de economische en dus geopolitieke concurrent China. Dit laatste heeft onder de recente Azië-draai van president Obama nog aan belang gewonnen. Met een oplossing van het Koreaans ‘probleem’ zou Washington voor nieuwe uitdagingen komen te staan op het vlak van militaire doctrine en politieke propaganda.
Als de internationale gemeenschap echt streeft naar denuclearisering moet ze oog hebben voor de achtergrond en de duwfactoren die naar een kernwapen leiden. Deze moeten worden weggewerkt. Een overreactie op een satellietlancering is daarbij geen hulp.
(Uitpers nr. 141, 13de jg., april 2012)