De parlementsverkiezingen van 14 december in de Turkse Republiek Noord-Cyprus zijn op een patstelling geëindigd. De twee blokken hebben allebei ongeveer 50 procent van de stemmen gehaald, en evenveel zetels : 25 van de 50. De meeste waarnemers hadden een andere uitslag verwacht.
Nadat de Turks-Cyprische president Rauf Denktash het plan van VN-secretaris-generaal Koffi Annan voor een regeling van de Cyprische kwestie had afgewezen, waren de Turks-Cyprioten massaal op straat gekomen. Als je het aantal betogers samentelt, wilden bijna alle Turks-Cyprioten dat hun president zich minder onverzettelijk zou opstellen, dat hij bereid zou blijven om over het plan-Annan te onderhandelen.
Met als mogelijk resultaat : een nieuw Cyprus, dat op 1 mei 2004 zou kunnen toetreden tot de Europese Unie, met alle economische voordelen vandien voor de twee gemeenschappen. Peilingen voorspelden voor de oppositie dan ook een verkiezingsoverwinning met 65 procent van de stemmen. Het zijn er veel minder geworden, dus heeft Denktash in feite de verkiezingen gewonnen. Maar hoe moet het nu verder ?
De verkiezingsstrijd
Eerst toch even de twee blokken voorstellen. Turks-Cyprus heeft zoals andere landen een kiesdrempel van vijf procent ingevoerd. Het gevolg was dat één van de drie oppositiepartijen, de Partij voor een Regeling en voor Europa van Ali Erel, de voorzitter van de Turks-Cyprische Kamer van Koophandel, de drempel niet heeft gehaald. Toch was Erel een gedoodverfde winnaar. Hij had de volledige steun van zijn collega’s-zakenlui in Istamboel, de TUSIAD. Voor hem en voor hen is een regeling van de Cyprische kwestie en de daaruit voortvloeiende kans op het Turkse lidmaatschap, van essentieel belang.
De grote winnaar binnen de oppositie was Mehmet Ali Talat. Zijn socialistische CTP, de Republikeins-Turkse Partij, heeft 19 zetels gehaald. Een klein detail, uit eigen ervaring: op de interviewtafel van Talat staat een fraai kunstwerk waarvan hij fier toegeeft dat het een cadeau is van de Grieks-Cyprische communistische partij AKEL. Arbeiderssolidariteit, dus betere levensvoorwaarden voor alle Cyprioten, na de toetreding tot de Europese Unie, is zowel in Noord- als Zuid-Cyprus geen ijdel woord…
Die solidariteit is ook het levensdoel van Mustafa Akinci, de leider van de tweede oppostiepartij, de BDH, de Beweging voor Vrede en Democratie. Die haalde negen zetels in het parlement. Akinci is burgemeester geweest van het Turkse deel van de hoofdstad Nicosia. Hij heeft altijd uitstekende betrekkingen gehad met zijn Griekse collega Lelios Dimitriadis. Samen hebben zij verschillende samenwerkingsprojecten op het getouw gezet (stroomvoorziening, riolering en stadsvernieuwing) die door hun poltieke broodheren niet altijd even erg werden geapprecieerd.
25 zetels dus voor Talat en Akinci, maar evenveel voor het conservatieve blok.
Achttien zetels voor de UBP, de Partij voor Nationale Eenheid van aftredend premier Dervis Eroglu. Een door de wol geverfde lokale politicus, die maar zelden naar buiten treedt. Alleen maar een stroman voor president Denktash? Of speelt zijn gebrekkige kennis van vreemde talen en gewoonten hem ook parten?
De overige 7 zetels van de conservatieven komen van de DP, de Democratische Partij van Serdar Denktash. Zoals zijn naam al laat vermoeden, een zoon van president Rauf. Maar niet zijn lievelingszoon, niet zijn troonopvolger. Dat was Raif, jaren geleden verongelukt met zijn snelle dure auto.
Moeilijke regeringsvorming
Turks-Cyprus heeft een presidentieel regime. Rauf Denktash wijst dus de premier aan. Dat is niet gemakkelijk met zo’n uitslag. De oppositie wijst erop dat zij 51 procent van de stemmen heeft gehaald (hoewel maar 25 zetels) en dat de grootste oppositiepartij (die van Talat) de grootste formatie in het parlement is. Maar daar hoeft de president zich niets van aan te trekken. Wat hij wil, is een werkbare meerderheid.
Dat zou bijvoorbeeld kunnen door een ommezwaai van zijn zoon Serdar, want dan ontstaat er een comfortabele meerderheid. Maar het zou voor Denktash rekenkundig nog mooier zijn, moest er een regering van nationale eenheid komen, met alle partijen. Die richting gaan wij waarschijnlijk uit, want ook moederland Turkije ziet daar voordeel in.
Moederland Turkije
Dat Rauf Denktash het plan-Annan van de hand heeft gewezen, heeft verschillende redenen.
Het plan zou onvoldoende waarborgen bieden voor een terugkeer naar de situatie van voor 1963. De grondwet van 1960 gaf de Turks-Cyprioten een op zijn minst redelijk aandeel in het bestuur van het eiland, dat pas onafhankelijk was geworden van Groot-Brittannië.
Een meer dan redelijk aandeel, vonden de Grieks-Cyprioten, waarop hun president en aartsbisschop Makarios rond Kerstmis 1963 voorstelde de voorrechten van de Turkse minderheid in te perken. De opkomende politicus en gewezen advocaat Denktash nam dat niet, en trok zijn gemeenschap terug uit het bestuur. Meer dan tien jaar hebben de Turks-Cyprioten, onder VN-bescherming weliswaar, in enclaves geleefd.
Tot die fatale zomer van 1974, toen de kolonels in Athene, in samenwerking met de CIA en Henry Kissinger, en met de extreem-nationalistische EOKA als uitvoerders, vooralsnog probeerden Cyprus aan te hechten bij Griekenland (toen nog lang geen lid van de Europese Unie).
De rest is geschiedenis. Turkije beriep zich op zijn rechten als stichtende en waarborgende mogendheid, en stuurde zijn leger om het overwegend Turkse Noorden te “bevrijden” of “aan te hechten” – het hangt er maar vanaf langs welke kant je het bekijkt.
Er vond een complete bevolkingsruil plaats (een etnische zuivering, lang voor Joegoslavië), maar er werden enkele jaren later al onderhandelingen aangeknoopt, vooral onder druk van de Verenigde Staten en de Verenigde Naties. Die pogingen hebben geduurd tot in 2002. Toen geloofden alle waarnemers dat rechtstreekse gesprekken tussen Denktash en toenmalige Grieks-Cyprische leider Clerides tot een vergelijk zouden leiden. Maar andermaal hield Denktash het been stijf, zodat Koffi Annan zich verplicht zag een eigen plan op tafel te leggen, als enige uitweg.
Het plan Annan
Koffi Annan stelt voor om van Cyprus een nieuwe staat te maken. Een losse federatie van twee partners die zelf beslissen over het lot van hun onderdanen. Met een zwakke centrale regering, die alleen maar kan tussenkomen als internationale rechtspersoon.
Het systeem is vooral afgekeken van Zwitserland, maar ook van België. Denktash houdt niet van die vergelijking met ons land. Wij Belgen zijn na moeizame onderhandelingen uiteengegaan, zegt ie. Wat hij voor ogen heeft, is eerst een feitelijke scheiding en dan het aanknopen van een LAT-relatie. Met andere woorden: hij wil dat eerst zijn in 1983 uitgeroepen republiek (alleen erkend door Turkije) wordt aanvaard als een soevereine staat, die dan onderhandelingen kan aanknopen met buurland Grieks-Cyprus.
Maar de retoriek van Denktash is mettertijd veranderd. Nu legt hij meer de nadruk op het numerieke en economische overwicht van de Grieks-Cyprioten. Want het plan-Annan voorziet ook in een (weliswaar beperkte) nieuwe bevolkingsruil. En dat doet bij Denktash en de zijnen het spook rijzen van een nieuwe ghetto-achtige minderheidssituatie. Wellicht verklaart dat mee het slechte verkiezingsresultaat van de pro-Europese oppositie.
Dus, zegt Denktash nu, geen onderhandelingen meer over het plan-Annan. De Europese Unie heeft zich van al die heisa nooit veel aangetrokken, en heeft “Cyprus” aanvaard als volwaardig lid – ook al zijn het in feite alleen de Grieks-Cyprioten die toetreden.
Schoonmoeder Turkije
En daar komt Turkije weer op de proppen, nu niet meer als moederland, maar als boze schoonmoeder. Turkije zou ook graag lid worden van de Europese Unie. Alleen heeft die Unie daarvoor een hele reeks voorwaarden gesteld. Eén daarvan, en niet de minste, is het einde van de militaire bezetting van Noord-Cyprus – ook al zullen Turkse grondwetspecialisten beweren dat Turkije het internationale recht volledig aan zijn kant heeft.
Hoe dan ook, 1 mei nadert heel snel. Ankara zou, meer nog dan de helft van de Turks-Cyprische kiezers, graag zien dat er tegen dan, zoniet een regeling, dan toch een aanzet tot nieuwe onderhandelingen is.
De Turks-Cyprioten willen mee profiteren van het manna dat de Unie over het eiland zal uitstrooien (geloven zij), zonder eerst langs de Griekse kassa te moeten passeren. Ankara gunt hun dat, want wie weet zal dat Europese manna over enkele jaren ook niet over de hoogvlakten van Anatolië neerdalen?
Dus heeft de Yurkse premier Erdogan (veilig op zakenreis in het verre Oezbekistan) zich de toorn van Denktash op de hals gehaald, door te verklaren dat er misschien toch nog over het plan-Annan moet worden gepraat. Voor de laatste week van dit jaar heeft president Sezer in zijn paleis in Cankaya een heuse Cyprus-top belegd (al dan niet met de legerleiding – dat is niet meegedeeld). Pas na de besluiten daarvan zullen Denktash en zijn regering (als die er al is) opde hoogte worden gebracht.
(Uitpers, nr. 49, 5de jg., januari 2004)