De toekenning van de Nobelprijs voor de vrede aan el Mohammed El Baradei toont dat ook het Noorse Nobel comité het directe belang erkent dat kernwapens vandaag, 60 jaar na hun eerste gebruik in Hirohsima en Nagasaki, in de internationale politiek blijven spelen. Het toont ook dat het mensen wil steunen die durven de nek uit te steken om het non proliferatie en ontwapeningsregime te redden.
Anderzijds kan achter het feit dat ook het Atoomagentschap de prijs kreeg wel een vraagteken worden geplaatst. Het agentschap is er inderdaad manifest niet in geslaagd om de proliferatie tegen te gaan. Maar vooral: het Agentschap heeft als centrale doelstelling kennis te promoten die ook kan leiden tot produceren van de kernbom. Er bestaat immers dubbelzinnigheid in de opdracht van het Agentschap. In de eerste plaats staat het in voor de promotie van civiele kernenergie, en dus effectief ook van het bevorderen van de circulatie van splijtmateriaal, van kennis over de nucleaire cyclus. Maar er is ook het directe gevolg van de opwekking van kernenergie; met name de creatie van een nieuw product, plutonium, dat de basis kan vormen voor het aanmaken van een kernwapen.
De toewijzing van de prijs aan El Baradei kan als een stevig hart onder de riem worden beschouwd van al diegenen die menen dat het kernwapen moet geëlimineerd worden. Het is ook een stevige steun voor diegenen die menen dat ontwapening aan onderhandelingstafels moet worden besproken met duidelijke afspraken en verificatiemechanismen. Het is een pleidooi voor ontwapening, voor non-proliferatie en een verwerpen van preventieve oorlogen en de zogenaamde counter-proliferation politiek.
Mohammed El Baradei schreef in de New York Times van 12 februari 2004 in een opiniestuk het volgende: “We moeten de onhoudbare notie achterwege laten dat het moreel verwerpelijk is voor sommige landen om massavernietigingswapens te willen verwerven, en tegelijk moreel aanvaardbaar voor anderen om op die kernwapens te vertrouwen voor hun veiligheid en zelfs de capaciteit ervan te blijven verfijnen en plannen te blijven uittekenen voor hun gebruik.”
De toekenning van deze prijs lijkt ook de moed te waarderen die El Baradei aan de dag legde door de VS-bevindingen te weerleggen in verband met de eventuele aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak in 2002-2003.
Menig politicus of commentaarschrijver heeft het ook over het gevaar dat terroristen een kernwapen zouden kunnen gebruiken. In de vredesbeweging wijzen we steeds eerder op het risico dat terroristen kernwapens zouden stelen dan ze in staat zouden zijn die zelf aan te maken. Een beleid met concrete maatregelen voor totale nucleaire ontwapening is de beste garantie volgens ons. El Baradei zegt daarover: “Het bevoorradingsnetwerk (voor splijtbaar materiaal) zal groeien, waardoor het makkelijker zal worden om expertise en materiaal voor nucleaire wapens te bekomen. Terroristen zullen onvermijdelijk, na verloop van tijd, toegang krijgen tot deze materialen en technologie, als ze als niet aan de wapens zelf geraken.(…) Daarom moet het Nucleair Non Proliferatie Verdrag worden aangepast.
Hier situeert zich de dubbelzinnigheid van het Agentschap ten volle: zij stimuleert het gebruik van civiele kernenergie en helpt mee aan de weliswaar gecontroleerde verspreiding van materiaal en expertise.
Heeft het Noorse Comité toch misschien ook willen wijzen op het schandalige feit dat tijdens de NPT Herzieningsconferentie van mei 2005 men nergens is geraakt, en zelfs de engagementen van vijf jaar eerder niet expliciet heeft willen herhalen? Heeft ze de zovele regeringsleiders met de vinger willen wijzen die elke splinter in het oog van een niet-bevriende natie zien, maar nooit de balk in de eigen ogen? Heeft ze de politiek van twee maten en twee gewichten willen aanklagen van die politici die reageren naargelang de bezitter van kernwapens, naargelang medestander of tegenstander?
Wij scharen ons volledig achter deze woorden van de Nobelprijs winnaar 2005: “De wereldgemeenschap is onomkeerbaar interafhankelijk geworden, met de constante doorstroming van mensen, ideeën, goederen en middelen. In zo een wereld moeten we het terrorisme bestrijden met een aanstekelijke veiligheidscultuur die grenzen overstijgt, een geïntegreerde aanpak naar veiligheid gebaseerd op solidariteit en de waarde van het menselijk leven. In zo een wereld hebben massavernietigingswapens geen plaats.”
(Uitpers, nr. 69, 7de jg., november 2005)