In de aanloop naar de parlementsverkiezingen van 28 januari laatstleden werd in Israël een reeks beangstigende opiniepeilingen gepubliceerd, die schijnbaar aan de aandacht van de meeste buitenlandse journalisten en waarnemers zijn ontsnapt. Zo bleek 20% van de Israëlische kiezers bereid te zijn voor de fascistische partij Kach te stemmen, als deze partij tenminste opnieuw de toestemming zou krijgen aan de verkiezingen deel te nemen.
Kach heeft sinds 1988 verbod om nog langer eigen kieslijsten in te dienen. De partij werd door de Israëlische gerechtelijke instanties te racistisch en fascistisch bevonden. Eén van de stokpaardjes van Kach (en zijn oprichter, de in 1990 vermoorde Amerikaans-Israëlische rabbijn Meir Kahane) is de "transfer" van de Palestijnen – een eufemisme voor de gewelddadige verdrijving van de Palestijnen uit de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook, Oost-Jeruzalem en uit Israël zelf (waar 20% van de bevolking nog steeds Palestijns is).
Sinds het begin van de tweede Intifada eind september 2000 gaan in Israël steeds meer stemmen op om een nieuwe grootscheepse etnische zuivering onder de Palestijnse bevolking door te voeren.
Het thema wordt niet alleen in de media en de politieke cenakels bediscussieerd, het is ook het onderwerp van seminaries, waaraan het kruim van de Israëlische academische, politieke en militaire wereld deelneemt. Kort na het uitbreken van de tweede Palestijnse opstand, werd in november 2000 in de Israëlische stad Herzliya een forum georganiseerd onder de titel "The Balance of National Strenght and Security in Israël".
Onder de driehonderd uitgenodigden bevonden zich toonaangevende academici en intellectuelen, actieve en gepensioneerde generaals, politici van de grootste partijen, voormalige eerste ministers, de voormalige en huidige presidenten van de joodse staat, Chaim Weizman en Moshe Katzav. De conferentie werd voorgezeten door Uzi Arad, een voormalige politieke adviseur van ex-Likoed-premier Benyamin Nethanyahu. De slottekst van deze conferentie was van de hand van Arad.
Een molensteen rond Israëls hals
In de tekst wordt herhaaldelijk gewezen op het gevaar van de demografische explosie binnen de Palestijnse gemeenschap in de door Israël bezette gebieden, maar ook in Israël zelf. Deze demografische ontwikkeling brengt het joodse karakter van de staat Israël in gevaar. Uzi Arad noemt "de groeiende Arabische sector een molensteen rond Israëls hals." "Thans is ruwweg één op de vijf Israëlische burgers een islamitische Palestijn," schrijft Arad. "Binnen twintig jaar zal de verhouding één op drie zijn." De tekst doet volgende aanbeveling: "Als de Palestijnse bevolking haar groeitempo niet beteugelt, zal het nodig zijn een plek te vinden voor hervestiging buiten de staat Israël." Arad weet natuurlijk dat dit "beleidsvoorstel" zo uit het politieke programma van Kach of de extreem-rechtse partij Moledet zou kunnen geplukt zijn. Beide partijen zijn de absolute pleitbezorgers van de "transfer" van de Palestijnen. "Het woord "transfer" heeft een agressieve lading," stelt Arad, er meteen aan toevoegend dat "dit geen bezwaar kan zijn om de Palestijnen ergens anders heen te brengen."
Meerderheid voor etnische zuivering
De conferentie van Herzliya wordt sinds de eerste editie in 2000 jaarlijks georganiseerd. De denkbeelden, die in Herzliya ongegeneerd worden bediscussieerd door academici, politici en hoge officieren, veroveren met rasse schreden de publieke opinie in Israël. Dat bleek in 2002 uit twee zeer alarmerende opiniepeilingen. In maart 2002 publiceerde de Universiteit van Tel Aviv de resultaten van een eigen peiling.
Daaruit bleek dat 46% van de Israëli’s de "transfer" van de Palestijnen uit de bezette Westelijke Jordaanover steunde. 31% vond dat de Palestijnen in Israël dezelfde behandeling moesten krijgen. 80% van de ondervraagden was van oordeel dat de Palestijnen in geen geval mochten betrokken worden bij de besluitvorming over kwesties, die van nationaal belang zijn.
Op 18 december 2002 publiceerde de Hebreeuwse editie van Ha’aretz een opiniepeiling. 63% van de Israëlische ondervraagden bleek voorstander te zijn van een "transfer" van de Palestijnen (nog eufemistischer voorgesteld dit maal als "aanmoediging van de Palestijnse emigratie"). Sommige bevolkingsgroepen waren hierover bijzonder eensgezind: 87% van de fundamentalistische joodse orthodoxen, 76% van de immigranten uit de voormalige Sovjetunie. Met andere woorden, de "transfer" – de etnische zuivering van de Palestijnse bevolking – is niet langer een spielerei van extreem-rechts of een theoretisch onderwerp waarover in academische kringen gedebatteerd wordt. De transfergedachte wordt door meer dan twee derde van de Israëlische publieke opinie gedragen.
Blauwdruk voor een transfer
Toonaangevende intellectuelen in Israël draaien er niet eens hun hand meer voor om om concrete blauwdrukken uit te werken voor de verdrijving van miljoenen Palestijnen uit de bezette gebieden en Israël zelf. Martin van Creveld, de bekende Nederlands-Israëlische militaire historicus, verbonden aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem, schreef op 28 april 2002 een opmerkelijk en verhelderend stuk in de Britse zondagskrant ‘The Sunday Telegraph". "Eerder dit jaar, toen een journalist premier Ariel Sharon vroeg of hij voorstander was van een transfer van de Palestijnen, liet deze weten dat hij niet in dergelijke termen dacht. Echter één blik in zijn mémoires en het wordt duidelijk dat de premier daarover niet altijd moeilijk heeft gedaan," schreef van Creveld. "Gedurende de onafhankelijkheidsoorlog van 1948 heeft Israël 650.000 Palestijnen van huis en haard verdreven, de meesten naar de buurlanden. Als iets dergelijks vandaag de dag opnieuw wordt geprobeerd, dan zou dat op een regionale oorlog kunnen uitdraaien. Een groeiend aantal mensen in de Israëlische politiek denkt dat Sharon precies daarop uit is. Het kan verklaren waarom Sharon, die befaamd is vanwege zijn vermogen om vooruit te plannen, van de buitenkant bezien geen plan lijkt te hebben. In werkelijkheid heeft hij steeds een heel duidelijk plan achter de hand: niets minder dan Israël te ontdoen van de Palestijnen."
Oorlog tegen Irak: het voorwendsel
Volgens Martin van Creveld, die de Israëlische politiek en het klimaat binnen het Israëlische leger als geen ander kent, "is het voor Sharon wachten op een geschikte gelegenheid, zoals een Amerikaans offensief tegen Irak, waarvan sommige Israëli’s denken dat deze in het begin van de zomer (2002) zou kunnen plaatsvinden. Sharon zelf heeft de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Colin Powell, laten weten dat de Verenigde Staten een dergelijke operatie niet dienen uit te stellen vanwege de situatie in Israël (de Intifada). Een opstand in Jordanië, gevolgd door de ineenstorting van het regime van koning Abdullah, zou zo’n geschikte gelegenheid kunnen zijn, evenals een spectaculaire terroristische aanslag in Israël, waarbij honderden mensen omkomen."
En van Creveld voorspelt dat "als dergelijke omstandigheden zich zouden voordoen, Israël in ijltempo zal mobiliseren. Nu al is een groot deel van de bevolking standby. Allereerst zullen de drie ultramoderne onderzeeërs op zee in stelling worden gebracht. De grenzen van het land zullen worden gesloten, de media uit de lucht worden gehaald en buitenlandse journalisten worden opgepakt en opgesloten in een hotel als gast van de regering. Een strijdmacht van twaalf divisies, waarvan elf pantsereenheden, aangevuld met enkele eenheden van het landleger, die ingezet zijn ten behoeve van de bezetting, zullen eveneens in stelling worden gebracht: vijf tegen Egypte, drie tegen Syrië en één tegen Libanon. Dan blijven er drie divisies over die de oostelijke grens moeten bewaken en daarbij genoeg slagkracht overhouden om in elk Palestijns-Israëlisch dorp een tank in te zetten, in geval de bevolking zich vreemde ideeën (funny ideas) in het hoofd gaat halen."
"Voor de verdrijving van de Palestijnen zullen een paar brigades voldoende zijn," weet Martin van Creveld. "Zij zullen de mensen niet uit hun huizen slepen, maar zware artillerie inzetten om hen te verdrijven. De schade die in Jenin is aangericht zal daarbij verbleken (would be like a pinprick in comparison)."
"Israël zal winnen"
En de Nederlands-Israëlisch militaire historicus is er nogal gerust in: "Elk buitenlands ingrijpen zal door de Israëlische luchtmacht afgeslagen worden. In 1982 – de laatste keer dat deze bij grootschalige operaties werd ingezet – verwoestte de luchtmacht negentien Syrische luchtafweerstellingen en schoot honderd Syrische gevechtsvliegtuigen neer, waarbij één eigen gevechtstoestel werd neergehaald. Het overwicht van de Israëlische luchtmacht is thans vele malen groter dan destijds."
"Sommigen geloven dat de internationale gemeenschap een dergelijke etnische zuivering niet zal dulden," vervolgt van Creveld. "Daar zou ik niet vanuit gaan. Als Sharon besluit van start te gaan, dan is het enige land dat hem kan stoppen de Verenigde Staten van Amerika. De Amerikanen zien zich evenwel in oorlog met de islamitische wereld, die Osama Bin Laden heeft gesteund. De Verenigde Staten zullen er niet noodzakelijkerwijs op tegen zijn dat de islamitische wereld een lesje wordt geleerd. – vooral als dit zo snel en niets ontziend kan worden voltrokken, zoals tijdens de militaire campagne in 1967. Met name als het de aanvoer van olie niet te lang verstoort."
"Israëlische militaire deskundigen schatten in dat een dergelijke oorlog binnen de acht dagen afgerond kan zijn. Als de Arabische staten niet ingrijpen, dan zal deze oorlog uitdraaien op de verdrijving van de Palestijnen en Jordanië zal in puin liggen. In geval zij wel ingrijpen, zal het resultaat gelijk zijn, zij het dat de belangrijkste Arabische strijdmachten vernietigd zullen worden. Vanzelfsprekend zal Israël zelf ook een prijs betalen, met name in het Noorden van het land, waar de bevolking onder vuur zal komen te liggen van Hezbollah. Het zal daarbij evenwel om beperkte aantallen gaan en Israël zal als overwinnaar uit de oorlog komen, net zoals in 1948,1956, 1967 en 1973."
"Maak de klus af"
Ook de Israëlische "new historian", Benny Morris, mengde zich in het debat. Op 3 oktober 2002, publiceerde hij in de Britse krant "The Guardian" een artikel met de kop "A Nex Exodus for the Middle East?" Morris is een wetenschapper, die in Israël een enorme autoriteit heeft opgebouwd. Hij was één van de eerste historici, die op basis van tot dan toe geheime Israëlische documenten, tot de vaststelling kwam dat de zionistische legers en milities in 1948 wel degelijk een grootscheeps etnische zuivering hadden doorgevoerd tegen de Palestijnse bevolking. Een vaststelling die Palestijnse en Arabische historici op basis van ander bronnenmateriaal decennia voordien al hadden gedaan.
Morris bleef echter – in tegenstelling tot andere "new historians", zoals Ilan Pappé en Tom Segev, de zionistische beweging en zijn leiders in bescherming nemen, tegen beter weten in. Dat deed hij ook in zijn artikel in "The Guardian", waarin hij aanvoerde dat de Britse en sommige Arabische leiders in 1948 op voorhand hadden ingestemd met de verdrijving van de Palestijnen. Morris besloot met volgende bespiegeling: "Ben Goerion (de toenmalige leider van de zionisten en de eerste premier van de staat Israël) zou vandaag wellicht zijn terughoudendheid van toen betreuren. Als hij een volledige – en niet een gedeeltelijke – transfer had verwezenlijkt in 1948, dan zou het Midden-Osten van vandaag een heel wat gezondere en minder gewelddadige plek zijn, met een joodse staat tussen de Jordaan en de Middellandse Zee en een Palestijns-Arabische staat in Transjordanië."
Het is een nauwelijks verholen oproep tot de regering Sharon om de klus van 1948 eindelijk af te maken. En het is nauwelijks te vatten dat de Israëlische correspondenten, die voor onze radio, televisie en kranten werken (Marcel Kupferschmidt, Salomon Bouman, Ankie Rechess en anderen), van deze ijzingwekkende evolutie in de Israëlische politiek nog geen melding hebben gemaakt.
(Uitpers, nr. 39, 4de jg., maart 2003)
(*) Over de dreiging van een nieuwe etnische zuivering (transfer) heeft Soemoed, het tweemaandelijkse tijdschrift van het Nederlandse en Vlaamse Palestina Komitee, een uiterst boeiend nummer gepubliceerd. Bestellen kan bij het Vlaams Palestina Komitee, Vierwindenstraat 60, 1080 Brussel (02/501.67.49).