Eind februari vergaderden in Berlijn 200 Europese altermondialisten, ter voorbereiding van het vijfde Europees Sociaal Forum in september 2008 in het Zweedse Malmö. Op deze vergadering in Berlijn viel ondermeer de belangrijke beslissing na Malmö de zesde uitgave van het ESF te organiseren in 2010 in de Turkse stad Istanbul. We interviewden in Berlijn deelneemsters uit Turkije, Zweden en Italië.
Onze eerste gesprekspartner is Yildiz Onen van het Sociaal Forum van Turkije, zelf vooral actief in de ‘Global Peace and Justice Coalition’ (BAK) in Istanbul. Sinds vele Europese vergaderingen kennen we haar als een centrale figuur in de delegatie uit Turkije. Zij was erg gelukkig met de keuze voor Istanbul als gaststad van het Europees Sociaal Forum in 2010.
Maar wat is het Sociaal Forum van Turkije?
Yildiz: Wij zijn er bij sinds het eerste Europees Sociaal Forum in Firenze in 2002. Toen waren we nog het Sociaal Forum van Istanbul, een veel kleinere organisatie dan vandaag. Na het tweede ESF in Parijs kregen grotere organisaties in Turkije belangstelling, vooral de vakbonden, en hebben we het Sociaal Forum van Turkije opgestart, in 2005. Er werken nu een vijftigtal organisaties mee, vakbonden, milieuorganisaties, bewegingen tegen de oorlog, en ook politieke organisaties. Wat dat laatste betreft verschillen we van andere landen: we aanvaarden ook politieke organisaties, hoewel het handvest van het Wereld Sociaal Forum politieke partijen uitsluit. We denken dat het duidelijker en eerlijker is ze toe te laten, zo moeten ze zich niet verstoppen onder andere namen. We eisen wel dat ze geen steun geven aan het gebruik van geweld in Turkije of elders in de wereld. Maar afgezien van die voorwaarde menen we dat politieke organisaties deel moeten kunnen uitmaken van het proces.
In september 2005 organiseerden we het eerste Sociaal Forum van Turkije. Er waren ook deelnemers uit andere landen, zoals Irak en de VS. Er waren een 40-tal seminaries, en rond 2.000 mensen namen deel.
Daarna namen we deel aan het ESF in Athene als Sociaal Forum van Turkije. Nu zullen we dus het ESF in 2010 organiseren in Turkije.
Jullie waren erg blij met de beslissing het ESF in 2010 in Istanbul te organiseren?
Yildiz: Die beslissing is heel belangrijk. Het zal de sociale bewegingen in Turkije versterken. De altermondialistische mobilisaties in Turkije kwamen op gang in 2000. Dat zal nu een sterke impuls krijgen. De banden van de sociale bewegingen in Turkije met hun Europese zusterorganisaties zullen veel sterker worden.
We waren er op uit het ESF te organiseren, omdat er nu een vertekend beeld bestaat van Turkije. In Europa ziet men Turkije als een land beheerst door het leger, een ondemocratisch land waar Koerden en Armeniërs onderdrukt worden, enz. Natuurlijk is dit een deel van de realiteit, maar de andere realiteit is er één van verzet en strijd. We hebben heel wat rechten afgedwongen. De organisatie van het ESF kan onze democratische rechten nog versterken, en tegelijk tonen dat Turkije echt niet zo verschillend is van andere Europese landen.
In Turkije bestaan er ook allerlei misverstanden over Europa. De grote deelname uit Turkije aan het laatste ESF in Athene heeft een juister beeld gegeven van Griekenland. Op dezelfde manier hopen we dat een grote deelname uit Europa aan het ESF in Turkije het beeld in Turkije van de Europese realiteit juister maakt.
Mensen binnen de Schengenzone in de Europese Unie kunnen vrij rond reizen, zonder visa en andere hinderpalen, wat onderlinge contacten gemakkelijker maakt. Turkije wordt apart gehouden, en dat schept afstand. Wij willen ook vrij rond kunnen reizen en culturen en ideeën uitwisselen. De voorbereiding van het vijfde ESF in Malmö bijvoorbeeld heeft ons veel geleerd over de situatie in de Scandinavische landen en de sociale bewegingen die er actief zijn.
Heb je al een idee welke aksenten jullie willen leggen in 2010?
Yildiz: Het ESF in Turkije zal dezelfde thema’s behandelen als de vorige. Ik weet niet of de relatie tussen Turkije en de Europese Unie een belangrijk thema wordt, maar wel staat vast dat een belangrijke inzet zal zijn de banden van de sociale bewegingen in Turkije met hun Europese zusterorganisaties te versterken. Tot nog toe werkt onze vredesbeweging veel samen met de rest van Europa, maar de andere sociale bewegingen in Turkije hebben weinig banden met de andere Europese landen, de vakbonden inbegrepen.
Als de situatie in Irak niet verandert zal de oorlog natuurlijk een belangrijk thema zijn, maar ook de sociale kwestie is voor ons in Turkije belangrijk, de privatisering van het onderwijs, enz.
Het ESF in Turkije wordt geen routine, het wordt een echte uitdaging om het ESF in te wortelen in Turkije. Er zal veel ruimte zijn voor discussie, maar ook voor cultuur. Wij hebben veel moderne kunst, maar niemand weet dat. Wij zijn er dus op uit dat te tonen.
Het wordt een echte uitdaging, maar niet enkel voor ons. De Europese sociale organisaties staan voor de uitdaging in dialoog te gaan met nieuwe krachten. Een nieuwe deur gaat open, een nieuwe kans biedt zich aan.
Er waren nogal wat vragen over de mogelijkheid een democratisch ESF te organiseren in Turkije, bvb. met deelname van Koerden?
Yildiz: Het ESF wordt georganiseerd in de Bilgi universiteit, die de eerste universiteit was in Turkije waar conferenties werden georganiseerd in het Koerdisch en het Armeens. In Turkije was er angst om dergelijke conferenties te organiseren, en de Bilgi-universiteit heeft die doorbroken, door bijvoorbeeld de Koerdische kwestie bespreekbaar te maken, wat de enige manier is om naar een oplossing te gaan.
Turkije is een land met belangrijke democratische gebreken, maar wij vechten om dat te veranderen, en de organisatie van het ESF kan daartoe bijdragen. Een ESF waar het Koerdisch een officiële taal is, is een uitdaging die we zullen aangaan. Zelf ben ik half Armeens, dus ik ben echt wel gevoelig aan die aspecten.
Het zesde ESF wordt georganiseerd van 16 tot 19 september 2010 aan de Bilgi universiteit in Istanbul. De data liggen vast, de zalen en de ruimte voor huisvesting zijn al gereserveerd. De voorbereiding is gestart. Nu al weten we dat we veel aandacht zullen besteden aan de deelname uit Centraal- en Oost-Europa, want het is belangrijke vele verscheidene ervaringen en achtergronden samen te brengen om te leren samen beweging te maken.
Maar vóór Istanbul komt natuurlijk het vijfde ESF, van 17 tot 21 september 2008 in Malmö, een kleine stad in het zuiden van Zweden, recht tegenover Kopenhagen. Daarover spraken we met Sara Andersson. Zij is lid van het Nordic Organising Committee (NOC) dat het ESF organiseert, waar zij belast is met informatie, programma en perscontacten. Zij is ook lid van Attac Zweden. Waarom hebben zij zich kandidaat gesteld om het ESF te organiseren?
Sara: Attac was de enige organisatie uit Scandinavië die regelmatig deelnam aan de werking van het Europees sociaal forum. Onder elkaar spraken we dikwijls over het weinig democratisch karakter van de voorbereiding van de Europese Sociale Forums. Voor iemand uit Scandinavië verloopt dat proces erg raar, het is vreselijk. We vroegen ons af hoe we konden helpen dat te veranderen. Maar we dachten niet dat het mogelijk was het ESF in Scandinavië te organiseren.
In Athene werden we tijdens het laatste ESF benaderd door mensen die goede contacten hebben met de vakbonden – zelf hadden we die niet. Zij stelden ons voor het volgend ESF in Kopenhagen te organiseren. Sinds die discussie ergens op een grasveld in Athene zijn we beginnen praten met mensen die met één voet in de vakbond en met één voet in Attac of andere sociale bewegingen staan.
In Zweden is er geen nationaal sociaal forum, maar er zijn heel wat lokale sociale forums. De animatoren van die forums werden ook geïnteresseerd, en zo ontstond de idee, omdat we niet veel nieuws hoorden uit Denemarken, het ESF te organiseren in Zweden, in Malmö. De Denen waren daar niet echt blij mee, vandaar dat in eerste instantie in Lissabon op de Europese vergadering beslist werd het vijfde ESF in Scandinavië te organiseren. Later werd dat dus Malmö. In juli 2007 is die beslissing gevallen, vooral omdat er voor Malmö meer financiële garanties waren. Zo kwam het ESF uiteindelijk dus in Zweden terecht.
Jullie hebben nu wel het gevoel over voldoende kracht te beschikken voor de organisatie?
Sara: Een belangrijke rol wordt ook gespeeld door het feit dat na de laatste verkiezingen in Zweden een rechtse neoliberale regering aan de macht is gekomen. Daardoor kwamen de vakbonden in de oppositie terecht, en ontstond er meer ruimte voor linkse initiatieven. Deze situatie was doorslaggevend om uiteindelijk de grote vakbonden aan boord te krijgen.
De campagnes ter verdediging van de welvaartsstaat, vooral die in Noorwegen, hebben ook een belangrijke rol gespeeld. Het is immers door die campagnes dat er banden zijn gegroeid tussen de vakbonden en organisaties zoals Attac of Friends of the Earth. Doorheen de jaren is er wederzijds vertrouwen gegroeid tussen erg verschillende organisaties, met heel andere tradities.
Welke tussenbalans maak je nu op van de voorbereiding?
Sara: Ik denk dat we er echt in geslaagd zijn de voorbereiding van het ESF transparanter en democratischer te maken. De procedures zijn duidelijker, er worden op tijd agenda’s rondgestuurd die de mensen toestaan de vergaderingen voor te bereiden, er zijn verslagen die duidelijk genomen beslissingen bevatten, enz. In de aanloop naar Athene was er al verbetering merkbaar, en wij proberen die lijn door te trekken.
De reden waarom we het ESF naar Zweden hebben gehaald is natuurlijk meer fundamenteel om de sociale bewegingen te versterken. We hopen dat het ESF ook een rol zal spelen in de strijd tegen onze regering, maar een balans is het wat dat betreft nog te vroeg.
Mensen zijn altijd erg geïnteresseerd in Scandinavië, meer bepaald onze welvaartsstaat, maar in feite zijn de contacten met de rest van Europa erg beperkt. Door de organisatie van het ESF willen we die contacten versterken.
Raar genoeg is er tussen de Scandinavische landen onderling traditioneel ook niet zo veel contact. Op dat punt is er in ieder geval al een hele vooruitgang. De voorbereiding wordt gestuurd door het Nordic Organising Committee, met een stuurgroep van 15 mensen uit al de verschillende landen van Scandinavië, met een sterk verschillende achtergrond. We leren elkaar kennen, iets begint te veranderen.
Waarom moeten mensen uit een land als België naar het ESF komen?
Sara: Zoals steeds wordt het ESF een motiverende en inspirerende ervaring, waar je nieuwe contacten legt, vrienden maakt en partners vindt voor gezamenlijke actie. Wie naar Scandinavië komt zal ook een betere kijk krijgen op onze realiteit en ons maatschappelijk systeem, dat toch verschillend is van dat in andere delen van Europa. In Scandinavië speelt de overheid traditioneel een belangrijke rol in het maatschappelijk verkeer, wat zowel voor- als nadelen heeft.
Kenmerkend is dat ons ESF een heel jong karakter zal hebben. De ploeg die het voorbereidt bestaat overwegend uit erg jonge mensen in vergelijking met de mensen uit andere landen die deelnemen aan de Europese vergaderingen.
En daarna naar Istanbul?
Sara: Persoonlijk vind ik Istanbul een erg boeiende stad. Het zal wel zaak zijn in de voorbereiding van het ESF in Istanbul verder te bouwen aan de democratisering van het proces, wat niet vanzelfsprekend is. Anderzijds denk ik niet dat Turkije een probleem vormt, bijvoorbeeld omdat het een land in oorlog in Irak is of omwille van de belangrijke rol die het leger er speelt. Integendeel, dat is een reden te meer om er het ESF te organiseren en de sociale bewegingen te versterken.
Tenslotte spraken we met Raffaella Bolini, van de grote socio-culturele organisatie ARCI uit Italië. Zij is sinds de G8 in Genua één van de bezielers van het altermondialisme in Europa, en lid van de Internationale Raad van het Wereld Sociaal Forum. Met haar spraken we over de inzet en de balans van de wereldwijde actiedag van 26 januari.
Raffaella: De Internationale Raad van het WSF heeft altijd onder vuur gelegen, ondermeer van ons, van de sociale bewegingen in Europa, omdat hij niet erg representatief is en niet erg democratisch, en gedomineerd wordt door de oudere generatie van het altermondialisme. Het is interessant vast te stellen dat net die Raad in staat is gebleken een vernieuwing op gang te brengen. Dat is een uitdaging voor het ESF. Aanvankelijk was het ESF meer dan het WSF verbonden met de sociale bewegingen, maar net het WSF heeft met de wereldwijde actiedag een sterk vernieuwend initiatief genomen.
De Internationale Raad probeert nu een open gesprek op gang te brengen over de balans: waar staan we, wat moeten we doen om niet zelf een “traditie” te worden. De internationale actiedag was maar een eerste stap.
De Internationale Raad komt eind maart samen in Nigeria, en dat wordt de officiële start van een discussie over de strategie voor de toekomst, waarbij we al de bewegingen proberen te betrekken. De discussie zal in Nigeria slechts beginnen, en zal maanden duren. Tijdens het ESF in Malmö in september 2008 kunnen we als ESF ons volop in die discussie werpen: wat is de globale balans sinds Seattle, zijn we geslaagd of mislukt, wat is de toestand van de globalisering, hebben we iets gewonnen of niet, enzovoort… We moeten ook nadenken over de concrete vorm van de beweging, bijvoorbeeld of we een jaarlijks of tweejaarlijks WSF nodig hebben, hoe we de Internationale Raad kunnen vernieuwen en de sociale bewegingen meer plaats geven.
Welke prioriteiten leg je in die discussie?
Raffaella: De eerste prioriteit is de uitbreiding van de beweging: geografisch en sociaal. Het proces van het WSF is gestart in Europa en Latijns-Amerika, met een Aziatische uitloper toen het WSF in Mumbai werd georganiseerd. Maar een grot gat is bijvoorbeeld de Arabische wereld of de moslimwereld: het Midden-Oosten, Noord-Afrika, Centraal-Azië, enz. Die staat buiten het proces, niet zozeer door een gebrekkige communicatie, maar omdat de bewegingen er verschillend zijn. De cultuur is er verschillend.
Welke relatie moeten we bijvoorbeeld hebben met de politieke islam? Kunnen we dialogeren met stromingen die geen deel uitmaken van onze “linkse” cultuur, en voor wie godsdienst belangrijk is? Er zijn organisaties bij die zich sociaal heel progressief opstellen. Hoe ervaren die de globalisering?
Als we het over Europa hebben is een andere leegte Centraal- en Oost-Europa.
Uitbreiden is niet enkel het betrekken van meer bewegingen, maar het betrekken van bewegingen die onze cultuur niet delen. In Latijns-Amerika en Europa hebben linkse en progressieve krachten min of meer dezelfde wortels. Daarbuiten zijn de wortels verschillend, en de vraag is dus hoe je een universele taal kan vinden.
Wat gebeurde er dan op de wereldwijde actiedag?
Raffaella: De idee was met de internationale actiedag in deze gebieden te investeren. We hadden natuurlijk niet veel tijd en middelen, en de resultaten zijn niet spectaculair. Maar er waren bijvoorbeeld dertig acties in Rusland, ook in zeer afgelegen steden en gebieden. Het waren kleine bescheiden acties, maar voor hen was het zeer belangrijk, want voor het eerst hadden ze een band met de rest van de wereld. Idem in Irak: meer dan dertig acties, veel rond sociale kwesties, want zelfs in tijden van oorlog en bezetting blijven sociale vragen belangrijk. Vrouwengroepen en organisaties die werken met kwetsbare groepen zoals kinderen en jongeren zijn samengekomen in Irak en hebben iets gedaan.
Die mensen willen verbonden blijven. Zij hebben niet genoeg aan de herinnering van de globale actiedag. Zij willen verbonden blijven.
Vanuit dit standpunt was de ervaring dus zeer positief. Er is aangetoond dat het WSF niet beperkt hoeft te blijven tot een jaarlijks evenement, maar een permanent instrument kan blijven om deze verbondenheid te bestendigen. Dat is zeker een tweede prioriteit in de discussie.
Bestaan er over dat laatste al concrete ideeën?
Raffaella: We hebben onze website. Dat kan een permanente website worden waar iedereen kan opzetten wat gedaan wordt zodat anderen in contact kunnen komen. Een actiekalender van Rusland bijvoorbeeld, dat zou moeten kunnen.
In die zin was de wereldwijde actiedag een begin dat getoond heeft wat mogelijk is indien we er verder aan werken.
Zie je nog andere aksenten?
Raffaella: We wilden de bekommernissen en doelstellingen van het altermondialisme in hun volle breedte aan bod laten komen. Seattle draaide rond handel en economie. Met Afghanistan en Irak kwam er het thema van de oorlog. Veel organisaties en bewegingen werken echter rond allerlei andere thema’s. Allemaal hebben zij het gevoel mee te bouwen aan een andere wereld. Zij willen deel uitmaken van het gemeenschappelijk kader, ook al doen ze de verplaatsing niet naar Porto Alegre of zitten ze niet in het netwerk van de sociale bewegingen. In het begin, in Italië bijvoorbeeld, bestond de idee dat de no global beweging een aparte beweging is, een nieuwe en verschillende beweging. Nu hebben we meer het idee dat alle sociale strijd deel uitmaakt van de altermondialistische beweging. De internationale actiedag was een middel om dat zichtbaar te maken.
Het gaat dus de goede kant uit?
Raffaella: Deze nieuwe fase is zeker een stap vooruit, en erg rijk. Er zijn echter ook risico’s aan verbonden, meer bepaald het risico van fragmentering en gebrek aan focus, aan gemeenschappelijke prioriteiten, en dus impact en zichtbaarheid. De globale actiedag was ook een poging deze mogelijke beperkingen op te vangen door de diversiteit en verbanden te tonen in een gemeenschappelijk kader. De vraag is nu hoe we dit op een meer permanente en structurele manier aanpakken.
Een groot probleem was de zichtbaarheid van de internationale actiedag in de media. In Italië zegden vele journalisten ons dat het niet interessant was, omdat het geen evenement was. Maar we hebben al vele dingen gedaan die misschien niet belangrijk waren voor de mensen van de televisie, maar wel voor ons. We moeten onze acties niet gaan herdenken enkel en alleen om meer op tv te komen.
Het debat is begonnen?
Raffaella: Na de Internationale Raad in Nigeria in maart zal een discussietekst rondgaan op websites en maillijsten. Ergens rond het ESF in september 2008 in Malmö komt er een nieuwe Internationale Raad samen.
We hopen dat de Raad zelf vernieuwd wordt, rekening houdend met de nieuwe realiteit van het altermondialisme. Hoe dat moet is niet zo eenvoudig: wie gaat bijvoorbeeld het ESF vertegenwoordigen? Niemand kan dat doen. Misschien moet je het probleem daarom niet stellen in termen van vertegenwoordiging. We zouden tijdens de Europese vergaderingen zelf systematisch ook over het wereldproces kunnen praten, eventueel in aanwezigheid van leden van de Internationale Raad.
Dat is maar één voorbeeld hoe het anders zou kunnen.
(Uitpers, nr 95, 9de jg., maart 2008)