De wereld verandert, België verandert, Vlaanderen verandert. Stapje voor stapje, dag na dag. Op zo’n manier dat je’t eigenlijk niet merkt. Tot je even stil staat en achterom kijkt. Dan zie je waar je vandaan komt en hoe veel van de regels en afspraken waar onze samenlevingen mee werken, misschien best eens onder de loep genomen worden.
De verbrokkelende wereldorde
We hebben na de tweede wereldoorlog een hele reeks internationale instellingen gecreëerd die een vreedzaam samenleven moesten mogelijk maken, en dat is ook vrij aardig gelukt. Er kwam een Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens met daaruit voorvloeiend een Internationaal Pact voor economische, sociale en culturele rechten. De Internationale Arbeidsorganisatie werd versterkt en stelde dat ‘arbeid geen koopwaar [is]’.
In 1958 werd de Europese Economische Gemeenschap gesticht die uitgroeide tot een Europese Unie van 28, binnenkort 27 Lidstaten, maar die politiek en democratisch achterop bleef hinken.
In 1989 viel de Muur van Berlijn en in 1991 werd de Sovjet-Unie weer Rusland. De Koude Oorlog was gedaan. De ‘mondialisering’ kon beginnen. De NAVO, die haar bestaansreden was verloren, bleef rustig verder werken.
Eerder al, begin van de jaren ’70 maakten de Verenigde Staten een eind aan de internationale monetaire afspraken van Bretton Woods. Het leidde tot een crisis die tien jaar later de deur wijd openzette voor een neoliberaal beleid, eerst in de Derde Wereld, later ook in Europa.
Het soberheidsbeleid dat overal werd opgedrongen ontstond bij het IMF en de Wereldbank, nadat het in informele globale instanties – zoals het Wereld Economisch Forum van Davos – uitvoerig werd gepromoot.
Vandaag, aan het begin van de 21ste eeuw, zijn alle post-WO2 instellingen in gevaar. De VN blijkt een tijger zonder tanden, in handen van een veiligheidsraad die geopolitieke belangen boven vrede stelt. De Wereldhandelsorganisatie struikelde over een ‘Doha-plan’ voor wereldwijde handelsafspraken. Vorige week mislukte de APEC-top en bewees zijn gebrek aan relevantie. Deze week komt de G20 in Buenos Aires bijeen, en het staat nu al vast dat het protest van de sociale bewegingen er meer aandacht zullen krijgen dan de top zelf.
De Wereldbank en het IMF blijven overeind, maar moeten als financiers van arme landen de concurrentie aangaan met nieuwe wereldmacht China.
Neen, het gaat niet goed met de wereld. Het enige mondiale akkoord dat kon bereikt worden, op de klimaattop van Parijs in 2015, wordt nu in twijfel getrokken wegens gebrek aan politieke wil.
Het Mondiaal Pact over Migratie dat volgende week in Marrakech moest worden goedgekeurd, wordt door een aantal landen aangevochten. Ook veel sociale bewegingen staan er trouwens niet achter, om andere redenen.
Als de mondiale wereldorde afbrokkelt, als meer en meer conflicten de landen van het Zuiden en het Midden-Oosten ontwrichten, als alsmaar grotere groepen mensen van het zuiden naar het Noorden willen migreren, om de heel vanzelfsprekende reden dat ze op zoek zijn naar een beter leven, dan moet duidelijk worden dat ook de conflicten zich kunnen uitbreiden. Als President Trump van de Verenigde Staten de strijd wil aangaan met China dat het naar de kroon steekt, dat moet men beseffen dat we in gevaarlijk water terecht komen.
Er is dringend een nieuwe wereldorde nodig die meer ruimte geeft aan alle landen die er in 1945 niet bij waren, die rekening houdt met de behoeften van vandaag op economisch, sociaal en milieuvlak. Die meer dan vroeger de aandacht vestigt op onze diversiteit verdraagzaamheid vergt. Die eindelijk ook een stem geeft aan de volken die democratisch aan de besluitvorming willen deelnemen. Dat wordt een werk van lange adem, maar het kan. Al twintig, dertig jaar lang zijn sociale bewegingen bezig met het uitwerken van plannen voor een hervorming van de Verenigde Naties, voor een nieuw Bretton Woods, voor solidaire handelsafspraken, voor een juridische status voor de ‘mensheid’ die we zijn.
We weten wat er nodig is: mechanismen voor conflictoplossing, stopzetting van de wapenwedloop, afschaffing van de fiscale paradijzen, stopzetting van de onwettige kapitaalvlucht uit het zuiden, solidariteit en wegwerken van de onhoudbare ongelijkheid binnen en tussen Noord en Zuid. Bindende afspraken voor de redding van de biodiversiteit en voor de vermindering van de koolstofemissies.
Het is een voorwaarde voor al de rest. En het kan, mocht de politieke wil er zijn en mochten de vele sociale bewegingen nog wat harder aan de kar trekken. En samenwerken. Het is dringend nodig als we grote rampen willen vermijden.
Een Europees Pact?
West-Europa is de wieg van de moderne democratie en van de verzorgingsstaten, de kern van de naoorlogse sociale contracten.
De Europese Unie zou met zijn ‘soft power’ het voorbeeld kunnen zijn van hoe op een andere manier aan politiek wordt gedaan. Helaas zijn de geschiedenis en de verschillende Lidstaten sterker dan wat de EU vermag.
De koloniale geschiedenis geeft al geen fraai beeld van hoe de Europese landen met hun zelf ontwikkelde waarden van mensenrechten en gelijkheid zijn omgegaan in het Zuiden. In Europa zelf was het een eeuwenlange strijd om de rechten van iedereen te laten erkennen én ze ook toe te passen. Die sociale strijd moet nog steeds gevoerd worden.
Vandaag is er opnieuw meer en meer racisme en vreemdelingenhaat, mensenrechten worden in onze rijke landen met voeten getreden en de democratie is in verschillende landen echt in gevaar. Het rechtse populisme wil een eind maken aan de moderniteit die, hoe onvolmaakt ook, een baken voor de hele mensheid kan zijn. Of wil iemand terug naar de absolute macht van Koning en Kerk? Durft iemand beweren dat niet alle mensen gelijkwaardig zijn? Zeker, elk land, elk volk moet zijn eigen moderniteit kunnen bepalen, maar er afstand van doen lijkt me geen goede aanpak.
Een zo mogelijk nog groter probleem voor de Europese Unie is haar gebrek aan geloofwaardigheid met de invoering van economische regels en besparingen die de hele bevolking op de knieën heeft geduwd. Griekenland is het pijnlijkste voorbeeld van hoe een hard soberheidsbeleid mensen tot honger dwingt.
Al dertig jaar lang zijn economische krachten bezig met de hervorming van de Europese Unie, haar instellingen en haar beleid. De linkerzijde roept al jaren naar een ‘democratisch en sociaal’ Europa zonder dat ooit concreet te maken.
Dit is het grote drama van de Europese Unie: alle politieke leiders, tot en met de leiders van de Europese Centrale Bank beseffen dat het zo niet verder kan. Dat er meer sociaal beleid nodig is, dat er krachtdadiger moet kunnen beslist worden. Vandaag zijn het twee krachten die een nieuw akkoord in de weg staan. Er zijn sinds enkele jaren sterke euro-sceptische bewegingen ontstaan, waarvan de Brexit het duidelijkste bewijs is. En minstens even erg is de totale afwezigheid van radikaal links in het uitwerken van een alternatief. De EU is ‘niet hervormbaar’ heet het dan, men weigert om het politieke spel mee te spelen, om te proberen de krachtsverhoudingen te veranderen van binnen in. Men weigert, kortom, om aan Europese politiek te doen.
We hebben een nieuwe Europese Unie nodig, maar tabula rasa is geen goede weg om dat te bereiken, het is m.i. zelfs onmogelijk. De EU moet democratischer, socialer en groener worden, de regels voor de monetaire unie moeten versoepeld worden, het statuut van de Europese Centrale Bank moet veranderd worden. Ja, dat zal verdragswijzigingen vergen, en die kunnen er niet op een-twee-drie komen. Maar opnieuw, als er niets verandert is de EU ten dode opgeschreven. Als de linkerzijde afwezig blijft voor het bespreken van nieuwe voorstellen, kan het alleen een slechte weg opgaan. Zonder Europees integratieproces is een herhaling van de twintigste eeuw moeilijk te vermijden.
En nationaal?
Het sociaal pact van 1944 heeft de regels vastgelegd voor onze overlegeconomie. Dat systeem heeft goed gewerkt, al heeft het de institutionalisering van de vakbonden gevergd. Maar onze verzorgingsstaat bleef overeind, iets waar buurlanden veel minder in geslaagd zijn.
Toch duidt de toenemende sociale onvrede – van gele hesjes tot de problemen bij het spoor en de post – op problemen die niet langer kunnen weggemoffeld worden.
De hervormingen zijn ook bij ons stapsgewijs ingevoerd, met de hoop dat de mensen het zo snel niet zullen merken. Maar ze voelen het natuurlijk wel, er is zware druk op de lonen, op de pensioenen, we moeten langer werken, kindertoeslag gaat naar beneden, de armoede daalt niet, meer en meer mensen hebben het gewoon moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen.
Ik wil hier niet in detail herhalen wat ik al twintig jaar lang probeer duidelijk te maken: arme mensen verdienen hulp en aandacht, maar het is geen goede zaak om enkel op armoede te focussen. Armoede heeft geen bestaansrecht in onze rijke wereld en moet voorkomen en uitgeroeid worden. Het beste middel hiervoor is een degelijke sociale bescherming. Het beste middel is het bestrijden van de ongelijkheid.
Iedereen weet dat de sociale zekerheid die we na de tweede wereldoorlog hebben uitgebouwd nog moeilijk aan de behoeften van mensen in de 21ste eeuw kan voldoen, laat staan aan wat de toekomst van robotisering en artificiële intelligentie nog zal brengen. We weten dus dat we moeten vernieuwen. Onze sociale zekerheid was het antwoord op het fordistische economisch model van toen, het tijdperk van de nieuwe technologie vergt andere antwoorden, hoewel we de waarden van de verzorgingsstaat daarom niet overboord moeten gooien.
Het debat over het zogenaamde basisinkomen is stilaan uitgeblust, omdat de grote voorstanders zoals Rutger Bregman of Philippe Van Parijs ontdekt hebben dat het niet betaalbaar is. Dit debat heeft ons echter wel op weg gezet om na te denken over wat er beter kan.
De grote praktische uitdagingen voor de toekomst zijn makkelijk samen te vatten. Eén, een beter systeem van armoedebestrijding met hogere en individuele uitkeringen en met minder voorwaarden. Hoe en wat precies moet onderhandeld worden.
Twee, het intermittente werk. Arbeid zal zeker niet verdwijnen, maar wat meer en meer zal wegvallen is loonarbeid en zeker de vaste baan waar men zich jarenlang kon aan vasthouden. De huidige werkloosheidsverzekering is daar onvoldoende op afgestemd, veel mensen zullen trouwens werken als zelfstandige. De bijdragen die nu betaald worden voor de werkloosheid zullen onvoldoende zijn om alle noden op te vangen. Dit is een moeilijk probleem waar dringend over nagedacht moet worden. Het organiseren van alle precaire werkers is dringender dan het afwijzen van nieuwe systemen die vaak wel degelijk beter zijn dan de oude, ik denk hier met name aan het taxibedrijf.
Andere problemen zijn nu al volop in bespreking, zoals de onvermijdelijke arbeidstijdvermindering. Ook het onbetaalde werk van vrouwen en zorgtaken in het algemeen moeten beter verloond worden.
We moeten menswaardige en rechtvaardige oplossingen vinden voor de migranten die in België een nieuw leven willen opbouwen.
Tenslotte moeten we betere en nieuwe definities vinden voor werk, arbeid, baan en zo meer.
Een degelijke sociale bescherming bepleiten is niet vasthouden aan het verleden, wel met klem solidariteit en collectieve rechten blijven verdedigen. De manier waarop zal moeten herdacht worden, we moeten durven afstand nemen van anti-kapitalistische kreten zowel als van een roep om ethiek en empathie. Het is niet langer voldoende om voor herverdeling te pleiten, we moeten het vennootschapsrecht en de verhouding tussen arbeid en kapitaal herdefiniëren want kapitaal en bedrijven moeten in dienst staan van de samenleving. We moeten anders leren denken over eigendom. De commons-beweging geeft interessante aanknopingspunten maar moet dringend uit het lokale keurslijf worden gehaald.
Kortom, mensen blijven bescherming en zekerheid nodig hebben, maar we moeten anders leren denken over hoe we dat kunnen bieden. Dat is een taak voor het hele middenveld. De voorstellen van progressieve economen zoals Stiglitz zullen niet volstaan.
Sociale en klimaatrechtvaardigheid
De twee grote vragen waar dringend een antwoord moet op komen zijn die naar sociale én naar klimaatrechtvaardigheid.
De sociale bescherming die we moeten uitbouwen is meer dan sociale zekerheid. Ze moet net zo goed het arbeidsrecht, de bijstand en de openbare diensten omvatten. Er is inmiddels wereldwijd voldoende onderzoek voorhanden om aan te tonen dat de privatisering van de openbare diensten nergens voor verbetering heeft gezorgd, behalve hier en daar in de telecommunicatiesector. Openbaar vervoer, huisvesting en post, ze blijven beter in overheidshanden. Met een strenge regulering kan zonodig worden samengewerkt met de privé-sector.
De vakbonden zijn hard nodig en moeten een cruciale rol spelen in de vernieuwing van de verzorgingsstaten. Maar iedereen weet dat er hier en daar eens ernstig aan de boom mag worden geschud. De beweging van de gele hesjes in Frankrijk is er een goed voorbeeld van. De koudwatervrees om mee te stappen in een beweging die men niet zelf in handen heeft, om te vechten voor belangen die verder gaan dan die van werknemers, het is de reden waarom veel mensen de vakbond gaan wantrouwen. Ik blijf er bij: waar wachten de vakbonden op om actie te voeren voor een hoger leefloon?
Klimaatrechtvaardigheid is even belangrijk als sociale rechtvaardigheid, ze gaan hand in hand. De groenen hebben dit nog steeds niet altijd begrepen, gelet op sommige reacties op de acties voor meer koopkracht. Alsof we allemaal de broekriem moeten aanhalen en dat nergens pijn doet. Het grote sociale probleem vandaag is dat de middenklasse – die voor een deel van de linkerzijde zelfs niet bestaat – wordt uitgeperst en dreigt in armoede te vervallen. Het is volstrekt normaal en legitiem dat deze mensen protesteren tegen een milieubelasting.
Een straffend en moraliserend milieubeleid zal zijn doel nooit halen. In de visie die ik mondiaal met enkele bevriende organisaties heb uitgewerkt is sociale bescherming het vertrekpunt voor een efficiënt milieubeleid: begin met positieve maatregelen die mensen materieel verder helpen en tegelijk het milieu beschermen. Er zijn voorbeelden zat in de sector van de huisvesting of de preventieve geneeskunde. Want je kan moeilijk van mensen verwachten dat ze vrijwillig afstand doen van hun comfortabele levenswijze. Ook dat is een les van de gele hesjes-beweging. Op die manier kan een nieuwe sociale bescherming ook ‘transformatief’ zijn, dit is, bijdragen tot systeemverandering.
Een sociaal pact voor een ecologische transitie
Dat is het tenslotte waar we moeten naar streven. Het besef groeit, de academische wereld begint te reageren, maar nog veel te langzaam.
Door het gebrek aan succes van de andersglobaliseringsbeweging heeft een groot deel van de linkerzijde zich teruggetrokken op het lokale niveau. Men bepleit nu ‘municipalisme’. En het klopt dat een radicale linkse alliantie veel makkelijker te bereiken is op lokaal vlak dan op Europees of mondiaal vlak. Toch kan dat municipalisme nooit voldoende zijn, zelfs wanneer de grote steden en hun burgemeesters zich mondiaal organiseren. Het zijn positieve stappen, zeer zeker, maar de grote bevoegdheden liggen niet bij hen.
We hebben geen andere keuze dan dat we ons lokaal, nationaal, Europees en mondiaal organiseren. De linkerzijde heeft een grote achterstand in te halen en zal moeten aanvaarden dat er veel verschillende meningen bestaan over wat nu precies het goede en efficiënte beleid en organisatie kunnen zijn. Maar in al die diversiteit zijn er overal gemeenschappelijke bezorgdheden waaraan we samen kunnen werken.
Voor een nieuw nationaal sociaal pakt kunnen we niet anders dan ook kijken naar wat op Europees vlak gebeurt en proberen daar eveneens invloed op te hebben. Dat is makkelijker dan men soms denkt. Maar Europees kan men evenmin voorbij aan de beslissingen die onze regeringen mondiaal nemen.
Ico Maly heeft er herhaaldelijk op gewezen dat de rechterzijde zich mondiaal organiseert. Rechts gaat mondiaal, links gaat lokaal. Dat is een gevaarlijke trend. Op dezelfde manier worden mondiaal en Europees nieuwe voorstellen voor sociale bescherming uitgewerkt waar de linkerzijde nauwelijks aan deelneemt, enkele schuchtere inspanningen van de internationale vakbonden niet te na gesproken. Het is wraakroepend. We moeten ons lokaal, nationaal en transnationaal organiseren willen we kunnen overleven. De jongste verkiezingen in Brazilië tonen aan hoe snel het schip van koers kan veranderen en hoe broos onze hard bevochten rechten zijn.