Een ander land?
Wie zoals ik voor het eerst na tien jaar terugkomt in Nicaragua, gelooft de eerste uren zijn ogen niet. Managua, de hoofdstad, is onherkenbaar. Waar vroeger grote kale plekken en puinhopen nog herinnerden aan de grote aardbeving van 1972, rijzen nu winkelcentra, bankgebouwen, benzinestations en fastfoodtenten als paddestoelen uit de grond. Wegens het Amerikaanse handelsembargo was de brandstof in de jaren tachtig gerantsoeneerd, auto???s en bussen waren toen een schaars goed op straat. Nu staan er lange files te drummen en op verscheidene plaatsen van de stad zijn er reusachtige rotondes gebouwd, met in het midden een enorm Mariabeeld dat met opgeheven armen verbouwereerd het drukke verkeer lijkt aan te schouwen. Vóór de ruïne van de vroegere kathedraal, naast het nagelnieuwe presidentieel paleis, staat een protserige muzikale fontein, zoals er in mijn kinderjaren één stond bij Meli in Meise, de voorvader van alle pretparken. Het is de trots van president Arnoldo Alemán, hij heeft ze laten bouwen toen hij nog burgemeester was van de hoofdstad. Het pronkstuk heeft sommen gekost waarbij een doorsnee inwoner van Managua zich nauwelijks iets kan voorstellen. Aan de oever van het meer wordt de Plaza Juan Pablo II aangelegd. Toch wel cynisch, als je je herinnert hoe conflictueus het bezoek van deze paus aan het Sandinistische Nicaragua is geweest, met zijn berisping van de priester-ministers. En in het vroeger lege stadscentrum wordt nu een nieuw ministerie gebouwd; op een groot bord vóór de bouwwerf staat te lezen: dit is een gift van de republiek China. Lees: Taiwan, het internationaal volkomen gemarginaliseerd nationalistische China, dat hier alomtegenwoordig is, als bruggenbouwer, eigenaar van fabrieken, initiatiefnemer van ontwikkelingsprojecten. Dat zegt veel over de plaats van Nicaragua in de internationale gemeenschap.
Een ander land, denk je. Maar je merkt vlug dat die indruk erg oppervlakkig is. Na het einde van de oorlog, onder de regering van Violeta Chamorro, is het buitenlands kapitaal naar de hoofdstad gevloeid, vooral uit Costa Rica en Guatemala. Met investeringen op korte termijn, in handel, horeca en banken. Vandaar de explosie in Managua. Maar zodra je het binnenland intrekt zie je dat er op lange termijn, in landbouw en industrie bijvoorbeeld, en vooral in infrastructuurwerken, niet of nauwelijks is geïnvesteerd. Het geld moet vlug renderen. Duurzame ontwikkeling staat niet in het woordenboek van de huidige regering.
De voorgeschiedenis
De verkiezingsnederlaag van de Sandinistische partij in 1990 betekende voor Nicaragua een aardverschuiving. De Sandinisten bleven weliswaar de grootste politieke formatie van het land, want de nieuwe presidente Violeta Chamorro had haar overwinning te danken aan de gelegenheidscoalitie die gevormd was door een bont allegaartje van de meest uiteenlopende kleine partijen. Toch kwamen ze door die nederlaag terecht in de marginaliteit. In de Nicaraguaanse politiek heeft de winnaar alles te zeggen, de verliezer niets. Dat werd in de overgangsperiode vlak na de verkiezingen nog in de hand gewerkt door de beschamende episode van de piñata, toen de Sandinistische machthebbers zich vóór hun vertrek nog vlug de mooiste happen van de staatseigendommen toeeigenden. Kort daarop maakten de Verenigde Staten een einde aan de contraoorlog en Violeta Chamorro mocht de pluim van de vrede op haar hoed steken. Het vertrouwen in de historische leiders van het Sandinisme, die uit de gewapende strijd tegen de dictatuur waren gekomen, kreeg een flinke deuk. Alleen op het laagste echelon, op het vlak van de gemeentepolitiek en de basisorganisaties, behielden plaatselijke figuren een aanhang, die ze te danken hadden aan hun persoonlijke inzet. Dat het ongenoegen over het Sandinisme dieper zat dan alleen maar de oorlogsmoeheid, dat bleek bij de volgende presidentsverkiezingen, waar Daniel Ortega andermaal in het zand beet, ditmaal tegen Arnoldo Alemán, voormalig burgemeester van Managua, corrupt tot op het bot en levend symbool van het neoliberalisme.
Ziek land
De contraoorlog heeft de economie van Nicaragua grondig ontredderd. En daarvoor had de revolutie tegen de Somoza-dictatuur ook al een puinhoop achtergelaten. Je had dus kunnen verwachten dat met het einde van de oorlog ook het herstel van de economie zou inzetten. Het omgekeerde is gebeurd. De afgelopen tien jaar is de productie van basisvoedsel (maïs en zwarte bonen) aanzienlijk verminderd. De schuld hiervoor ligt bij de politiek die de afgelopen jaren door de regering is gevoerd. In plaats van, onder meer met kredieten, het kwart miljoen kleine boeren te steunen die instaan voor de productie van basisvoedsel, dus voor de binnenlandse markt, heeft de regering in de eerste plaats de exportlandbouw aangemoedigd, zoals koffie, katoen, rietsuiker, bananen en vee. Die productie is grotendeels in handen van grootgrondbezitters, die geen interesse hebben voor basisvoedsel. Daarom wordt sinds 1990 de invoer van rijst, maïs en bonen gestimuleerd. Maar uiteraard kan alleen wie werk en dus een inkomen heeft, die producten kopen. Intussen hebben steeds meer mensen hun eigen grond verlaten wegens onveiligheid van alle slag: oorlog, maar ook juridische onzekerheid over de eigendom van die grond. Ze hebben dus geen eigen productie meer, hoe beperkt die vaak ook was. Uit een recent onderzoek is gebleken dat achttien procent van de Nicaraguaanse kinderen ondervoed is. In sommige streken is er zelfs een latent probleem van hongersnood. Een plaatselijke krant bracht onlangs nog het verhaal van een familie uit de streek van Estelí, in het noorden, waarvan de kinderen tijdens het weekend niet aten. Hun voeding bestond uitsluitend uit het middagmaal in de schoolkantine.
Het land haalt zijn eerste bron van inkomen uit het spaargeld dat door familieleden vanuit het buitenland wordt opgestuurd. De Verenigde Staten, maar ook het buurland Costa Rica. Eén vierde van de vier miljoen inwoners in dat land zijn ingeweken Nicaraguanen. Haast de helft van alle dienstmeisjes komt er uit Nicaragua. Tweede bron van inkomsten is het geld van de internationale ontwikkelingssamenwerking. En slechts derde staat de opbrengst van de koffie-uitvoer. Officieel tenminste, want algemeen wordt aangenomen dat de vrij recent ontwikkelde drugssmokkel ergens hoog op dat lijstje staat. Vooral via de moeilijk te controleren Atlantische kust komen er de jongste tijd grote ladingen drugs het land binnen.
De keuze voor toegenomen import van voedsel heeft uiteraard de buitenlandse schuld van Nicaragua geen goed gedaan. En die schuld was al torenhoog. De druk van IMF en Wereldbank is intussen dus zeker niet afgenomen. Van wat de Sandinisten met karige middelen hadden proberen uit te bouwen aan sociale voorzieningen is weinig overgebleven. Met het onderwijs bijvoorbeeld gaat het erg slecht. Er zijn voor het hele land meer dan dertig procent analfabeten. En op het platteland ligt het cijfer nog veel hoger. In de koffiecoöperaties is er 37 procent analfabetisme. Ter vergelijking: in 1990 was dat 12 procent. Met andere woorden: de jongeren zijn analfabeet. Het gros van de ongeletterden is om en bij de vijfentwintig jaar oud. Mensen dus die vier à vijf jaar oud waren toen de Sandinistische revolutionairen aan de macht kwamen. En die dus niet naar school zijn gegaan. Dit betekent ook dat de grote alfabetiseringscampagne van de Sandinisten, begin jaren tachtig, te vluchtig, te kortstondig is geweest. Dat er geen follow-up is geweest. Dat de ???passief gealfabetiseerden??? prompt zijn teruggevallen in heus analfabetisme, de mensen die ???min of meer hun naam kunnen schrijven???.
Het pact
Doet het parlement daar dan niets aan? De Sandinistische oppositie staat daar numeriek toch sterk. Ze zou op tafel kunnen kloppen. Maar precies daar wringt het schoentje. Enige tijd geleden al hebben de Sandinisten een pact gesloten met de liberale partij van president Alemán. Er zijn aanzienlijke wederzijdse toegevingen gedaan, waar in de eerste plaats de regering beter van wordt. Want het onmiddellijke gevolg is dat de Sandinisten nauwelijks aan actieve oppositie doen. Toch legt het ook hen geen windeieren. Zo heeft het ontzettend lang geduurd voor de oppositie, nochtans met bewijzen van zware corruptie in de hand, ging aandringen op het ontslag van en een gerechtelijk onderzoek naar de directeur van de belastingdienst. Uiteindelijk is de man afgetreden en doet het gerecht zijn werk. Aan de andere kant is het opvallend hoe de regeringspartij op geen enkel moment heeft aangedrongen op een opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van ex-president Daniel Ortega. Die maatregel zou het mogelijk maken een onderzoek te openen naar de beschuldiging van incest die door zijn stiefdochter tegen hem is geuit. Met andere woorden: men spaart elkaar overduidelijk. Het pact houdt immers een uiterst uitgebalanceerd evenwicht in tussen de belangen van beide partijen. Het allerduidelijkst is dat in de kieswet, een uiterst subtiele constructie waar beide partijen hopen hun voordeel uit te halen. Wat er uit de bus komt zal nog moeten blijken, maar zeker is alleszins dat de twee grote blokken het politieke landschap onder elkaar hebben verkaveld. Het wordt verschrikkelijk moeilijk voor andere ???eventueel nieuwe- partijen om nog aan de bak te komen. Alsof het politieke landschap is bevroren.
De traditionele Sandinistische achterban is verdeeld over het pact. Enerzijds is het voor de overtuigden van het eerste uur moeilijk slikken dat hun verkozenen haast zonder tegenpruttelen de extreme neoliberale politiek van de regering-Alemán over hun kant laten gaan. Dat heel wat onder hen de overeenkomst, hoewel met tegenzin, toch verdedigen, heeft te maken met de uiterst gepolariseerde politieke toestand. Wie in Nicaragua in de regering zit heeft meteen ook alle echelons van de macht in handen (behalve de gemeenten), alle instellingen die uit de staatsruif eten of die op het economische vlak de lakens uitdelen. Het meest ingrijpende voorbeeld zijn de ad hoc rechtbanken die zijn opgericht om een oordeel te vellen over de talloze eigendomsclaims. Die gaan uit van vroegere eigenaars, meestal grootgrondbezitters, van wie de grond in de Sandinistische periode is onteigend door de landhervorming. Ondanks het feit dat ze daarvoor schadevergoeding hebben ontvangen en intussen vaak naar het buitenland waren vertrokken, eisen heel wat onder hen nu hun vroegere bezittingen terug. Die grond is intussen verdeeld onder kleine landloze boeren, die hem nu individueel of binnen een coöperatie bewerken. Binnen de onderhandelingen over het pact hebben de Sandinisten afgedwongen dat ook zij leden mogen aanwijzen in de bevoegde rechtbanken. Ze hopen zo een tegengewicht te vormen voor de machtige grootgrondbezitters. Zonder het pact was dat niet mogelijk geweest, zeggen ze. Beter een afspraak maken over machtsdeling, dan volledig uit de boot vallen, is de redenering. Maar als je ziet hoe dat in het parlement leidt tot een volledig wegcijferen van de sociale prioriteiten ???zoals bijvoorbeeld het uitwerken van een coherent beleid inzake voedselveiligheid- dan kun je je toch afvragen wat de Sandinisten daar nog zitten te doen.
De gemeenteraadsverkiezingen
Het ziet er dus naar uit dat de twee grote blokken bij de gemeenteraadsverkiezingen in november weer de koek onder elkaar zullen verdelen. Al spelen bij lokale raadplegingen natuurlijk nogal wat persoonlijke eigenschappen van de kandidaten mee. De zeer verschillende manier waarop plaatselijke verkozenen de heropbouw van hun gebied na de orkaan Mitch hebben aangepakt, zal onvermijdelijk een weerslag hebben op hun populariteit.
Al vrij vroeg tijdens deze campagne is er een poging geweest om die blokvorming te doorbreken. Dissidenten van beide kampen, samen met kleinere partijen van zeer uiteenlopende signatuur, richtten de Nicaraguaanse Democratische Beweging (MDN) op. Naar eigen zeggen wilden ze een ???derde weg??? zoeken, tussen de Liberaal-Constitutionele partij van Arnoldo Alemán en de Sandinisten van Daniel Ortega. Ze slaagden er moeiteloos in de handtekeningen te verzamelen die vereist zijn om aan de verkiezingen deel te nemen. Tot de oorspronkelijke MDN-partij, die hen gemakkelijkheidshalve haar naam had geleend, in mei besliste uit de alliantie te trekken en meteen ook al de handtekeningen met zich mee nam, want die waren natuurlijk op haar naam ingezameld. Al de andere partners van de ???derde weg??? stonden daar toen in hun hemd. Het was yeel te laat om opnieuw handtekeningen te gaan ronselen. Alleen de Sandinistische Vernieuwingsbeweging (MRS), waarin prominente Sandinistische dissidenten zitten, besliste op te komen en de historische figuur Dora María Tellez voor te dragen voor het burgemeesterschap van Managua. De initiatiefnemers van de ???derde weg??? mikken nu op de presidentsverkiezingen van volgend jaar, mogelijk rond de figuur van Generaal Joachín Cuadra, de – ex-Sandinistische – voormalige stafchef van het leger. Maar dat wordt wellicht nog lastiger, want dan wordt het optornen tegen de uiterst gepersonaliseerde campagnes van Alemán en Ortega. Alemán is nu al bezig heropbouwprojecten die er gekomen zijn dank zij het geld van de internationale gemeenschap, voor te stellen als persoonlijke verwezenlijkingen. En Daniel Ortega, die overleeft als een rots in de branding van het wijdverspreide ongenoegen over de Sandinistische periode; voor vele arme Nicaraguanen is hij nog altijd de redder des vaderlands.
Zit de kans erin dat de gemeenten , en dus de sociedad civil, er na de gemeenteraadsverkiezingen versterkt uitkomen? Dat is weinig waarschijnlijk. Er bestaat een pressie van de gemeenten op de centrale staat, maar vooral voor het verkrijgen van geld. Cirilio Otero staat aan het hoofd van een think tank die zelf gefinancierd wordt door buitenlandse niet-gouvernementele organisaties. Hij staat zeer sceptisch tegenover de slagkracht van de sociedad civil . Want die zit momenteel volledig in handen van buitenlandse NGO???s. Met ander woorden, zegt Otero, ze zit in een val. Want de logica van de NGO???s is vaak niet dezelfde als die van de andere sectoren, de geloofwaardigheid ook niet trouwens. De buitenlandse donoren staan zeer kritisch tegenover de politiek van president Alemán. Terecht natuurlijk, maar zij beslissen eigenmachtig waar de geldkraan dichtgaat en waar het manna wordt uitgestrooid. De organisaties van de sociedad civil zijn verweesd achtergebleven na de verkiezingsnederlaag van de Sandinisten, in 1990. De mensen waren het gewoon geworden te worden geraadpleegd,. Het mag dan al niet op de meest democratisch denkbare wijze zijn geweest, een zekere vorm van participatie was mogelijk. Er moet, zegt Cirilio Otero, worden gezocht naar andere sociale actoren, zoals vakbonden, religieuze organisaties, plaatselijke groeperingen. Maar die zijn er allemaal erg verzwakt uitgekomen. De Nicaraguanen, zegt Otero nog, leven nu in een zeer individualistische maatschappij. Er bestaat geen politieke visie op lange termijn. De meerderheid, zo weet hij zeker, wil niet dat de neoliberalen van Alemán aan de macht blijven, maar ze willen ook liever niet dat de Sandinisten terugkeren.
Welke politiek er in de toekomst moet worden gevoerd, daar zijn vele mensen in de diverse kampen het over eens: er moet geïnvesteerd worden in ontwikkeling: gezondheid, opvoeding, huisvesting, stadsveiligheid, werkloosheidsbestrijding, dat zijn de prioriteiten. Maar dat is slechts mogelijk als er een heel andere soort van politici komt, in de eerste plaats als de kwaliteit van de parlementsleden drastisch verbetert.
(Uitpers, oktober 2000)