Het zowat twaalf jaar geleden door de Britse Labour-premier Tony Blair doorgeduwde “New Labour” staat aan de rand van de afgrond. Op 23 mei verloor Labour bij een tussentijdse verkiezingen met groot verschil een parlementszetel in wat tot dan toe een Labour bolwerk was. Op 1 mei was premier Gordon Brown, een mede-oprichter van New Labour, al zwaar onderuit gegaan bij de gemeenteraadsverkiezingen, waarbij ook Groot-Londen verloren ging.
Blair zelf is aan de scha en schande ontsnapt door tien maanden geleden plaats te ruimen voor Gordon Brown. In de opiniepeilingen staat Labour momenteel met 24% op de derde plaats na de Conservatieven, 44%, en de Liberale Democraten (25%). De resultaten zijn slechter dan op de vorige dieptepunten van 1968 en 1983. Het ziet er bijzonder slecht uit voor Brown. De vraag is dan ook of hij nog de aanvoerder van Labour zal zijn bij de parlementsverkiezingen van 2010.
New Labour, het “gemoderniseerde” Labour, is in theorie nog altijd een sociaal-democratische partij, maar heeft inmiddels al heel wat op zijn kerfstok. Niet alleen trok het in 2003, samen met de Amerikanen, ten oorlog tegen Irak alhoewel de overgrote meerderheid van de Britten daar tegen waren – en er ook geen reden was voor de oorlog. Het lapte het non-proliferatieverdrag, dat voorziet in de geleidelijke afbouw van de kernarsenalen, aan zijn laars door zijn besluit om met kernwapens uitgeruste Trident-onderzeeërs van een nieuwe generatie in productie te brengen. Meer nog, het besliste ook dat Groot-Brittannië het recht heeft tot een zgn. “preventieve nucleaire aanval”. Met andere woorden, het land eigende zich het recht toe honderdduizenden mensen te gaan doden als het ergens een bedreiging meent te zien.
Maar dit alles is niet dé oorzaak van de zware nederlagen. Die licht dichter bij huis, nl. de anti-sociale politiek van New Labour en de slecht draaiende economie. Zo liet de regering-Brown vorig jaar een wet goedkeuren, waardoor de inkomstenbelastingen voor rijken en bedrijven nogmaals werden verlaagd, maar voor zowat 5 miljoen Britten flink werden verhoogd. Dit gebeurde door de laagste aanslagvoet van 10 pence per pond, zeg dus maar 10%, af te schaffen en te vervangen door een belasting van 20%. De belastingverlagingen voor de vermogenden moesten blijkbaar ergens “gecompenseerd” worden. Toen de zaak in april volop in de actualiteit kwam, naar aanleiding van een begin van revolte in Labour, beweerde Brown boudweg niet te hebben beseft dat de armen zoveel meer zouden moeten ophoesten. Van een afschaffing van de verdubbeling van de belasting voor de armen was echter geen sprake: het bedrag was nu eenmaal ingeschreven in de begroting… Brown beloofde wel een aantal “compenserende” maatregelen ten bedrage van 2,7 miljoen pond. Een schijntje vergeleken met de opbrengst van de belastingverhoging. Peanuts dus.
Even schaamteloos ging de regering-Brown ging te werk bij een hervorming van studiesubsidies die werden voorgesteld als bedoeld om meer studenten uit arbeidersmilieus naar de universiteit te lokken. De hervorming gaat in september in. Er is een bedrag van 165 miljoen pond voorzien om bij te dragen in de kosten voor onderhoud van studenten. Maar de Conservatieve “schaduwminister” voor de universiteiten rekende uit dat 90% van dat geld naar studenten uit de hogere socio-economische klassen zal gaan, hetzij 150 miljoen pond. Voor de arme studenten blijft er maar 15 miljoen pond over. De oorzaak? De inkomensdrempel om een subsidie aan te kunnen aan vragen werd verhoogd van 39.305 tot 60.000 pond.
New Labour heeft nogmaals duidelijk gekozen voor de vermogenden, en tegen de armen. En de laatste maatregelen zijn, samen met de vierkant draaiende economie, de traditionele Labour-aanhang in de arbeidersklasse uiteindelijk toch te veel geworden.
New Labour vormt geen uitzondering onder de partijen in Europa die zich “socialistisch” of “sociaal-democratisch” noemen. In de praktijk, soms ook in de theorie, hangen ze allemaal het neoliberalisme aan, dat in feite een terugkeer wil naar het 19de eeuwse “ideaal” van een kleine klasse superrijken en een massa armen – een ideaal dat ook het streefdoel van de Europese Gemeenschap is. Bij die keuze voor het neoliberalisme speelt de overweging dat er naar het “centrum” moet worden gekeken om goede verkiezingsresultaten te behalen. Dat leidt tot het merkwaardige fenomeen dat zowel liberalen, christen-democraten en sociaal-democraten in dezelfde kiezersvijver hengelen. Men kan zich de vraag stellen of het bestaan van die diverse partijen nog zin heeft. Zouden ze niet beter fusioneren tot één partij?
En de armen? Vergeet die maar, van geen tel. De politieke keuze voor de vermogendheden heeft al resultaten opgeleverd. Men kan bijna geen krant meer openslaan zonder te lezen dat er steeds meer wordt aangeschoven bij de voedselbanken, dat het aandeel van de lonen in het EU-inkomen lager is dan ooit, dat meer en meer mensen in de schulden geraken, dat één op vijf werknemers niet meer rond komt met zijn loon, dat de stijging van de prijzen van voedsel en huisvesting de armoede verhoogt, dat in België 15% (in Brussel bijna 25%) van de mensen arm is enz. Het rijke Duitsland gaat dezelfde weg op. Daar heeft de christen-democratisch-sociaal-democratische regering van kanselier Angela Merkel al bereikt dat al één op acht Duitsers in armoede leeft…
Dat alles is het gevolg van een bewuste politieke keuze. Het is dan ook potsierlijk een staatssecretaris voor de bestrijding van de armoede te benoemen: als die succes zou willen hebben dat zou hij/zij de sociaal-economische politiek van zijn regering ernstig moeten gaan veranderen. En dat kan natuurlijk niet. De benoeming is dan ook eerder een doekje voor het bloeden. Hetzelfde geldt voor de “milleniumdoelstellingen” om de armoede te serieus te verminderen tegen 2015. Een holle belofte, zand in de ogen: al van de jaren 1960 werden wereldwijde armoedebestrijdingsprogramma’s aangekondigd. Als die waren uitgevoerd dan was er al jaren geen armoede meer in de wereld. Ook de huidige zullen geen resultaat hebben. Integendeel, de stijgende energie- en voedselprijzen zullen er voor zorgen dat de armoede nog toeneemt.
De groeiende kloof tussen rijk en arm in Europa is niet alleen zichtbaar door het toenemende aantal armen, maar ook in de toename van de groep rijken en van hun fortuinen. Wat gemakkelijk te begrijpen valt: gewone loontrekkenden mogen geen “compenserende” opslag vragen voor de snel stijgende levensduurte, want dat is slecht voor de bedrijven, voor de competitiviteit, voor de uitvoer… De wettelijke beperkingen op de loonsverhogingen gelden echter niet voor wie hoog genoeg zit. Zo kan een topbankier een opslag van 70% krijgen, naast bonussen en andere voordelen. Dit terwijl het aandeel van zijn onderneming op de beurs flink achteruit boert, zijn bank een paar miljard euro verloor aan de “sub prime”-crisis in de Verenigde Staten en veel te veel betaalde voor de overname van een andere bank. Er is dus niet eens sprake van beloning voor geleverde prestaties.
Om die kleine groep nog rijker te maken gaat de regering van premier Yves Leterme verder met belastingverlagingen voor de rijken. En de armen? Die moeten belasting betalen, ook al kunnen ze dat niet. In België betaal je geen belastingen tot een jaarinkomen van 6.150 euro of een maandinkomen van 512,5 euro (vanaf 1 juli 6.400 euro of 533 euro per maand). Dit terwijl de Europese armoedegrens voor een alleenstaande op 822 euro ligt. Maar de belastingvrijstelling tot die grens optrekken gaat blijkbaar niet “om budgettaire redenen”. Met andere woorden, mensen die geen belastingen kunnen betalen moeten toch bijdragen om de belastingvermindering van mensen die wel kunnen betalen te financieren…
(Uitpers, nr 99, 9de jg., juni 2008)