De Nepalese koning Gyanendra heeft nog net – daartoe sterk aangemoedigd door zijn Indiase en Amerikaanse vrienden – tijdig begrepen hoe diep hij en de monarchie worden gehaat.
Het was bijna te laat. Toen hij op 21 april onder druk van de Verenigde Staten en India de “Zeven Partijen Alliantie” vroeg een eerste minister aan te wijzen, bleek al snel dat dit niet genoeg was. Hij moest uiteindelijk op 24 april het naar huis gestuurde parlement weer in allerijl bijeenroepen om te voorkomen dat hij in een Amerikaanse helikopter op de vlucht zou moeten gaan. De arrogante monarch heeft zich diep moeten vernederen om – voorlopig – aan nog erger te ontsnappen.
De Amerikaanse ambassadeur had de koning kort daarvoor inderdaad te verstaan gegeven dat hij best in een Amerikaanse helikopter zou stappen en vluchten. De dictator trachtte zich aanvankelijk met het beproefde middel, gewapenderhand, steunend op de legerleiding, te handhaven.
Onder druk van Washington en New Delhi deed hij op 21 april nog een poging om de monarchie te redden door aan de Zevenpartijen alliantie te vragen een premier aan te wijzen. Maar het verzet werd door dat manoeuvre alleen maar groter, volgens de oppositie kwamen verspreid over het land twee miljoen mensen op straat om de koning duidelijk te maken dat hij moest opstappen. Zelfs de Amerikaanse ambassadeur Moriarty maakte de vergelijking met de toestand in Saigon in 1975, toen de communisten al de stad waren binnengedrongen en de Amerikanen met helikopters in allerijl hun vrienden wegbrachten. Men kan hier ook een vergelijking maken met februari 1986 in Manila toen de Amerikanen dictator Marcos weghaalden. Maar waar Marcos de steun van de legerleiding was kwijtgespeeld, is dat in Nepal nog niet het geval.
Misrekening
Aanvankelijk verwelkomden de buitenlandse vrienden van de koning zijn “opening” van 21 april. Zij misrekenden zich echter. Op 23 april stuurden achttien politieke gevangenen een open brief aan de ambassadeurs van de VS, India, China (dat tot kort daarvoor de koning steunde) en de vertegenwoordigers van de VN. In die brief verbaasden ze zich over de positieve reacties van die landen op het manoeuvre van Gyanendra. “Dat is gebaseerd op een verkeerde interpretatie van de politieke werkelijkheid in Nepal en van het initiatief van de koning. Alhoewel goed bedoeld, vertraagt ge daarmee de vreedzame overgang naar democratie”, aldus de gevangenen. Ze wezen erop dat de koning daarbij zijn machtsgreep van 1 februari 2005 nog steeds verdedigde en de massabetogingen volkomen negeerde.
Enkele dagen later leek Gyanendra ineens te hebben begrepen dat zijn heerschappij op het spel stond en dat hier en daar zelfs militairen niet langer de legerleiding gehoorzaamden. Gyanendra moet het inderdaad in de eerste plaats van zijn leger hebben. De leiding van het ‘Koninklijk Leger’ is niet trouw aan regering of parlement, maar aan de koning. De wapens van dat leger zijn de voorbije jaren gul geleverd door de VS, het Verenigd Koninkrijk, India en België.
In 2002 zei toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel dat de Belgische wapens moesten dienen om in Nepal “de prille democratie” te verdedigen. In september 2002 verdedigen kopstukken van de paarsgroene regering die wapenleveringen met het argument dat maoïstische communisten daar de prille democratie wilden nekken. Toen waren nochtans verscheidene democratische vrijheden sterk beknot, op 4 oktober ontbond de koning zelfs het parlement. Rapporten van mensenrechtenorganisaties hadden het over massale willekeurige arrestaties, verdwijningen en moordpartijen door het koninklijk leger, onder rechtstreeks bevel van de autoritaire Gyanendra. De wapenleveringen werden onder meer verdedigd door Frank Vandenbroecke, Sp.a.
Radicalisering
De koning had de prille democratie op 1 februari 2005 nog wat verder genekt door alle macht naar zich toe te trekken. De grote buitenlandse vrienden van de koning waren er niet helemaal gerust in, zowel Washington, New Delhi als Londen drongen er bij Gyanendra op aan een vergelijk te zoeken met de alliantie van de zeven oppositiepartijen. Ze vreesden namelijk dat die partijen zouden ingaan op de voorstellen van de Maoïstische opstandelingen om front te vormen tegen de monarchie. Die Maoïsten controleerden intussen grote delen van het platteland. En al beweren sommige waarnemers dat ze er niet in slagen voet aan de grond te krijgen in de steden, toch bleek bij elke door de Maoïsten uitgeroepen staking dat die in de steden zeer goed werd opgevolgd.
Wat de vrienden van de monarchie vreesden, kwam uit. De Maoïsten konden militair niet worden verslagen, men kon ze dan maar beter in het politieke spel inschakelen. De Maoïsten sloten in november 2005 in India een akkoord met de Zevenpartijen Alliantie (ook wel afgekort tot SPA, Seven Party Alliance). Ze zouden samen campagne voeren voor een Grondwetgevende Vergadering die in de optiek van de Maoïsten een einde zou maken aan de monarchie.
De harde repressie tegen al wat oppositie is, leidde tot een radicalisering van de bevolking en zette de zeven partijen onder druk hardere standpunten in te nemen. Partijen die een compromis over machtsdeling met de koning zouden aanvaarden, zouden zichzelf buitenspel zetten.
Druk onderuit
Die zeven partijen zijn op zichzelf zeker niet zo radicaal. De twee belangrijkste zijn de Nepalese Congrespartij en de Nepalese Communistische Partij (Marxistisch-Leninistische Eenheid). Ondanks haar benaming was die laatste een gematigde partij die vanaf 1994 aan verscheidene regeringen deelnam. De Congrespartij wordt traditioneel beheerst door clans uit de hogere hindoekasten en is sterk op India gericht. Het zijn dus allesbehalve revolutionaire partijen, maar de druk van onderuit is groot.
De zeven partijen kunnen dat vooral door het gewicht van de Maoïsten niet zomaar negeren. Die Maoïstische CP raakt wel even in een moeilijke situatie nu de “bondgenoten” van de SPA de regering vormen. Maar de Maoïsten kunnen zeer makkelijk, bijv. met stakingen en blokkades, de druk opvoeren om tot een Grondwetgevende Vergadering te komen.
De Zevenpartijen Coalitie zit ook niet zo comfortabel. De steun van een deel van de bevolking aan die coalitie is zeer voorwaardelijk, de regeringen die ze vormden deden weinig of niets aan de fundamentele problemen van uitbuiting en onderontwikkeling, het handhaven van het status-quo en persoonlijke verrijking stonden wel hoog op hun agenda. Hun populariteit is zeer gering, het waren vooral Maoïsten die in de meeste steden de betogingen organiseerden. Voor veel Nepalezen, ook in de steden, is het maar goed dat de Maoïsten die partijen onder druk kunnen zetten.
India
Intussen tracht vooral New Delhi de Maoïsten verder te betrekken bij het proces naar een Grondwetgevende Vergadering, wat de Maoïstische leiding alleszins zegt te willen doen. De Maoïsten hebben daarbij hun houding tegenover India sterk gematigd, daar waar ze lang een nationalistische campagne tegen Indiase hegemonie voerden. De Maoïsten voorzagen in hun strategie trouwens een fase waarin ze het tegen Indiase troepen zouden moeten opnemen.
India staat voor een moeilijke keuze: de Nepalese Maoïsten moeten hoe dan ook bij de ontknoping van het koningsdrama betrokken worden al was het maar om te vermijden dat ze de macht volledig veroveren – want de radicalisering van een groot deel van de bevolking versterkt hun positie. Maar New Delhi is tegelijk beducht voor de waarslag ervan op de eigen binnenlandse situatie waar de Maoïsten in sommige deelstaten ook erg actief zijn. Want als de Maoïsten in Nepal na jarenlange guerrilla macht mogen uitoefenen, waarom niet in India?
(Uitpers, nr. 75, 7de jg., mei 2006)
Over Nepal zie ook Uitpers nr. 34 (okt. 02), 37 (jan. 03), 38 (feb. 03), 41 (april 03), 43 (juni 03), 47 (nov. 03), 51 (maart 04), 58 (nov. 04), 67 (sept.05)