Kapitaalbezitters die hun kapitaal wegtrekken. Een rampzalige reorganisatie van het collectief vervoer in Santiago. En nieuwe uitingen van volksverzet. Het toont hoe amechtig het Chileens economisch “model” is geworden. Het “model” is manu militari aan het land opgelegd tijdens de dictatuur van Augusto Pinochet (1973-1990).
In de straten van Santiago merk je een nieuwe, diepe malaise. Bij de autobushaltes, in de metrostations, in volkswijken als La Victoria (een haard van verzet tegen de Pinochet-dictatuur), in de gangen van openbare ziekenhuizen, aan de schoolpoorten: overal hoor je uitingen van het nieuwe inzicht dat mensen hebben in de problemen van Chili. Je merkt er dat de mensen bewust zijn dat het “model” (waar politici van rechts en “links” nog op pochen) tekenen van uitputting vertoont. En dat ze weten wie daar verantwoordelijkheid voor draagt. Op vijftien maanden tijd hebben de problemen zich opgestapeld voor de regering van Michelle Bachelet. En van verscheidene kanten krijgt die het lastig.
Er waren de massale en felle protesten van scholieren tegen de onderwijswet die Chili van de dictator heeft geërfd. Die mobilisatie leidde ertoe dat het probleem van het winstprinciep in het onderwijs op de tafel werd gelegd. Over dat probleem weigert een goed deel van de presidentiële meerderheid vragen te stellen.
Het rumoer van de studentenbijeenkomsten was nog niet verstomd toen het opstarten van een privé-systeem voor collectief vervoer (Transantiago) een politieke crisis uitlokte die tot de instorting kan leiden van de Concertacion, de alliantie van christen-democraten en socialisten die het Chileens electoraal systeem beheert sinds Pinochet in 1990 uit de presidentszetel opstapte. Begin mei zwol de malaise nog aan door de moord op een bosarbeider door het karabinierskorps (gendarmerie). De moord gebeurde in het zuiden, in gebied van mapuches (afstammelingen van de oorspronkelijke Indiaanse bewoners), waar al het boze gevoel bestaat dat oude tradities wegkwijnen.
Voor het eerst sinds jaren tonen de politici zich bezorgd over de wending die de gebeurtenissen nemen. Er sijpelt water binnen in het bootje van het economisch “model”. In 2006, zo blijkt uit een recente studie van de economisten Orlando Caputo en Graciela Galarce van de universiteit van Chili, heeft de uittocht van kapitaal een record bereikt: 25 miljard dollar, of 17 procent van het bruto binnenlands product. De onderzoekers zeggen dat de Chileense economie “uitgeput” raakt en dat “alleen de bijdrage van de openbare mijnbouwonderneming Codelco een crisis kan voorkomen”. Met andere woorden, de openbare sector moet de toestand redden. Dat klink toch wel opmerkelijk in een land waar de elite de privé-sector zowat heilig had verklaard.
Het meeste vluchtkapitaal komt uit de mijnbouwsector, die heeft geprofiteerd van de de-nationalisatie van de koperindustrie. In de krant Clarin verklaarde vakbondsman Pedro Marin: “Codelco bezit 30 procent van de sector, de buitenlandse bedrijven 70 procent. Maar als het op belastingen aankomt, zien we het tegenovergestelde: Codelco brengt 70 procent in, tegenover 30 procent voor de buitenlandse bedrijven, ondanks hun winsten”. Waarnemers hebben de indruk dat de toestand van de economisch “model” aan een draadje hangt, niet van zijde, maar van koper. In 2003 was een pond koper nog 80 dollarcent waard, dit jaar loopt dat op tot 3 dollar. De toestand is zeer ernstig, zeker als je bedenkt dat de kapitaalvlucht in 2006 het equivalent was van 84 procent van de staatsbegroting. En als er niets gedaan wordt om kapitaalbezitters te beletten hun geld verder weg te trekken, dreigt dit de groei te stoppen.
Dan is er de kwestie van de Transantiago. Die is politiek zeer ernstig omdat ze de bevolking toont hoe pervers het “model” is. De regering heeft de omvorming van het chaotisch collectief vervoer in de hoofdstad aan privé-kringen toevertrouwd. Voor de Transantiago heeft men inspiratie opgedaan bij de Transmilenio van de Colombiaanse hoofdstad Bogotá: grote bussen rijden op aparte rijvakken, volgens hoofdlijnen en secundaire lijnen. Het systeem werd in februari ingewijd. En het werd een chaos. Er zijn bussen tekort, want de privé wil geen risico’s nemen. In de armste wijken, waar de zaak minder winstgevend is, komen de bussen gewoon niet aan, of zijn er enorme leemten. De mensen moeten kilometers lopen om een halte te vinden. Daar kunnen ze dan tot een uur wachten op de komst van een autobus. Duizenden mensen hebben hun baan verloren omdat ze te laat op hun werk kwamen. En de overvolle metro is onvoldoende.
De chaos bij het begin lokte enkele spontane manifestaties uit. Naarmate aan het licht kwam hoe erg de privé-ondernemers improviseerden en speculeerden volgde er verontwaardiging. De dienst maakt verlies (30 miljoen dollar alleen al in april) De regering besloot dan maar de privé-ondernemers te hulp te schieten. De efficiënte openbare metro werd gedwongen om geld te lenen aan de Transantiago. En de regering-Bachelet stelde het parlement voor om 290 miljoen dollar te lenen aan een privé-bedrijf dat erom bekend staat dat het zijn contractuele verplichtingen niet nakomt.
Zelfs volksvertegenwoordigers van de christen-democratie laken het feit dat de staat steun verleent aan “ondoeltreffende” privé-bedrijven. Ex-president Eduardo Frei, een neoliberale christen-democraat, heeft om de oprichting gevraagd van “een openbaar transportsysteem zoals dat in alle grote steden van de wereld bestaat”. Zo’n oproep was tot voor kort ondenkbaar.
Enkele weken geleden deelde een sector van de regerende Concertacion Democratica een document uit met de titel: “De alternatieven”. Daarin vraagt hij om de “rectificaties op het huidig ontwikkelingsmodel, aanpak van de ongelijkheden, en vooruitgang bij de opbouw van een integraal systeem van sociale zekerheid”. De aanhangers van de regering voelen hoe de bodem onder hun voeten wegglijdt.
Het document klaagt “zware problemen” aan “inzake onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting, milieubescherming”, enzovoort… Het document luidt de alarmklok over de “precaire kwaliteit van onze democratie” en bekritiseert “de enorme onrechtvaardigheden en ongelijkheden” in de samenleving. Het is bijna een manifest dat van de linkse oppositie had kunnen komen.
Het ziet er naar uit dat de protesten nu meer mensen in beweging zullen brengen dan de sectoren die altijd al gekant waren tegen het neoliberale beleid, zoals de Mapuche en de contesterende jongeren. Een symptoom van de nieuwe tijden is de langdurige staking van 7.000 bosarbeiders in het zuiden, die een worsteling hebben gewonnen met de machtige en verwaande leiders van de Angelini-groep, een van de sterkste van Chili. De arbeiders hebben de zware machines van het bedrijf gebruikt om verzet te bieden aan de gendarmerie. Dat heeft een dode en verscheidene gewonden geëist. Elk moment kunnen de protesten van arbeiders, bewoners van armenwijken, Mapuche en studenten samenvloeien.
(Uitpers, nr 88, 8ste jg., juli-augustus 2007)
Met dank aan auteur Raoul Zibechi, La Jornada en Réseau d’Information et de Solidarité avec l’Amérique Latine (Risal, www.risal.be).