Samen met Duitsland ligt Nederland dwars tegen Europese plannen grenzen op te leggen aan de energieprijzen op de Europese gasmarkt. Waarom?
Van Duitsland kan je dit begrijpen. Duitsland was sterk afhankelijk van het Russisch gas, en wil nu de eigen bevoorrading veiligstellen door andere Europese lidstaten op de gasmarkt te overbieden. Maar Nederland?
Speeltuin
Nederland is het thuisland van de grootste Europese marktplaats voor gas: de Title Transfer Facility (TTF). Deze markt is twee keer zo groot als alle andere concurrerende beurzen in Europa samen. De TTF stuurt de Europese gasprijzen, omdat elders prijzen dikwijls gekoppeld zijn aan de TTF, en omdat aanbieders van gas naar de TTF komen als ze elders minder geld krijgen voor hun gas. De TTF is een speeltuin voor allerlei investeerders die met gas niets te maken hebben, behalve dat ze er graag aan verdienen.
De TTF kwam er omdat de vroegere monopolist Gasunie onder druk van de Europese Unie gedwongen werd de gasmarkt te liberaliseren. De TTF is nu in handen van enkele grote zakenbanken en vermogensbeheerders.
Maar deze TTF is virtueel. Gas dat er verhandeld wordt stroomt niet per se via Nederland. Nederland houdt er niet veel economische activiteit aan over. Het beursbedrijf zelf verdiende in 2020 23 miljoen euro aan transactievergoedingen, een leuk bedrag maar niet wereldschokkend.
Wat drijft dan de Nederlandse regering? Twee hypothesen blijven over. Ofwel is het de band met Duitsland – samen uit, samen thuis -, ofwel ligt het aan het neoliberale denken dat ingebakken is in het Nederlandse regime. Of, allicht, een combinatie van beide.