Het gaat niet goed met de SP. De nederlaag bij de gemeenteraadsverkiezingen kwam niet geheel onverwacht maar is hard aangekomen. Als enige politieke partij heeft de SP de afgelopen jaren consequent geageerd tegen het neoliberalisme. Nu dit model is vastgelopen, lijdt ze juist de grootste nederlaag in haar geschiedenis. Dat noopt tot discussie over het functioneren van de partij en haar koers.
De verkiezingsnederlaag is slechts één element. Op zich zijn verkiezingsuitslagen niet meer dan een indicatie van hoe een partij er voor staat, in hoeverre ze haar achterban weet te mobiliseren en kiezers aanspreekt. Een tegenvallend verkiezingsresultaat hoeft voor een partij geen ramp te zijn, zeker als die partij lange tijd de ene overwinning na de andere wist te boeken.
Maar het is duidelijk dat er van meer dan een (tijdelijke) electorale tegenslag sprake is. Dat blijkt niet alleen uit de slechte uitslag bij de verkiezingen voor het Europees Parlement vorig jaar en de voortdurende lage peilingen maar ook uit het teruglopend ledental van de partij. En het meest ernstige is dat terwijl de SP op alle vlakken gelijk krijgt in haar kritiek op het neoliberalisme, ze de grootste klap in haar bestaan krijgt.
In de analyses van de verkiezingsuitslag wordt veel gewezen op de algemene verrechtsing in Nederland. Nu is die verrechtsing er onmiskenbaar, zowel in de vorm van de opkomst van eerst Fortuyn en later Wilders, als in de verrechtsing van de traditionele partijen. Maar om de verrechtsing als oorzaak aan te wijzen van de groei van rechts en de verzwakking van links is niets anders dan een tautologie. De belangrijkste oorzaak van de verschuiving van de kiezersgunst ligt in de sterk gegroeide weerstand tegen de (oude) politiek in alle vormen. Het aantal mensen dat bij verkiezingen thuis blijft groeit gestaag; de populariteit van leidende politici is ongekend laag; het aantal leden van politiek partijen daalt en de bewegelijkheid van kiezers is groter dan ooit. Het gevoel dat ‘de politici’ er een zooitje van maken en ‘wij burgers’ niets te zeggen hebben is zeer algemeen.
De reden voor dit onbehagen is terug te voeren op de neoliberale politiek van de afgelopen decennia die met zijn liberalisering en privatisering heel veel van wat mensen bindt en vastheid geeft heeft vernietigd. Wat overblijft, is onzekerheid, verwarring en frustratie – en bevattelijkheid voor wie deze gevoelens weet te verwoorden en er een politieke stem aan weet te geven.
Anti-systeem partij
In de jaren negentig was de SP de tegenpartij bij uitstek. Terwijl de PvdA haar linkse veren afschudde kwam de SP op als de partij van het ongenoegen en verzet: verzet tegen de afbraak van de WAO, tegen de ongeremde marktwerking en tegen de uitverkoop van de verzorgingsstaat. Dat leidde tot een groeiende populariteit van de SP die tot uitdrukking kwam in het aantal Kamerzetels.
Die rol van anti-systeem partij is nu overgenomen door de PVV (Partij voor de Vrijheid). Samen met Pechthold van D66 en met steun van de andere partijen is Wilders er in geslaagd om niet de economische problemen en de sociale gevolgen daarvan, maar ‘de Islam’ en integratie centraal te stellen in het politieke debat.
Ook de andere partijen, die allemaal het neoliberalisme blijven omarmen, zijn er bij gebaat om de discussie niet te concentreren op de sociaal-economische problemen. De gigantische bezuinigingen als gevolg van de crisis – inclusief het redden van de banken – zullen immers, als het aan hen ligt, afgewenteld worden op de gewone burgers. Dat is een boodschap die deze partijen het liefst zo lang mogelijk onder de pet houden, in ieder geval tot na de parlementsverkiezingen.
De SP is er onvoldoende in geslaagd de neoliberale consensus te doorbreken en de economische en sociale problemen centraler op de politieke agenda te zetten. Daarmee verloor ze grond in het politieke debat en een deel van haar aanhang. Door een onduidelijke opstelling in het ‘integratiedebat’ en een weinig scherpe opstelling tegenover Wilders verloor ze ook kiezers aan D66 en Groenlinks.
Een belangrijk probleem is dat de omvang van de crisis voor de grote meerderheid van de mensen nog niet echt duidelijk is. De werkloosheid is toegenomen, maar nog niet massaal en is vooral beperkt tot flexibele werkers. De koopkracht houdt nog stand en de geweldige bezuinigen op de overheidsuitgaven moeten nog komen. Tegelijkertijd worden we overspoeld met verhalen dat de recessie achter ons ligt en de economie weer aantrekt. In deze situatie is er nog weinig sprake van verzet tegen de crisispolitiek, hoewel de schoonmakers laten zien wat actievoeren vermag.
In een dergelijke situatie heeft een linkse partij het moeilijk. Ze moet oproeien tegen de stroom, een stroom van ‘met zijn allen de schouders er onder’ en ‘als we gaan somberen gaat het helemaal slecht’. Om hier tegenwicht tegen te kunnen bieden en op langere termijn een alternatief naar voren te kunnen brengen is het van belang om zelf een duidelijk beeld te hebben van het karakter van de crisis. Daar lijkt bij de SP onvoldoende sprake van te zijn geweest.
De SP en de economische crisis
De crisis begon met de hypotheekcrisis in de VS om zich vervolgens over de hele wereld te verspreiden. In oktober 2008 bracht de SP een nota uit onder de titel: ‘De lessen uit de kredietcrisis’. Er werd gepleit voor nationalisering van banken die in de problemen komen, een nationalisatiewet en een parlementaire enquête naar de kredietcrisis. Er moest beter toezicht komen op de financiële sector, de macht van de aandeelhouders moest worden teruggebracht en de perverse bonuscultuur afgeschaft. Ook werd er gepleit voor het aanpakken van belastingparadijzen en een valutabelasting (Tobintax). Een ingrijpend hervormde IMF of een nieuwe financiële autoriteit zou de bevoegdheid moeten krijgen om een internationale reservemunt uit te geven als vervanging van de dollar en er moest gekeken worden of er niet weer een systeem van vaste wisselkoersen moest komen.
Alle dertig voorstellen uit deze nota hadden betrekking op het functioneren van de financiële sector: nergens werd duidelijk gemaakt dat de financiële crisis noodzakelijkerwijs over zou slaan naar de reële economie of werd er gepleit voor meer structurele veranderingen. Zelfs de nationalisatie van banken en financiële instellingen bleef beperkt tot instellingen ‘die in de problemen komen’. De nota liep uit op een pleidooi voor een terugkeer naar het Rijnlands model, zonder dat de vraag gesteld werd of een dergelijke terugkeer wel mogelijk was.
In de periode daarna is deze opstelling weinig veranderd. Natuurlijk, op een gegeven moment was de conclusie dat het spatten van de financiële zeepbel tot een wereldwijde crisis had geleid onontkoombaar, maar praktisch conclusies werden niet getrokken. De SP heeft zich sterk ingezet voor het behoud van de AOW op 65 jaar, maar deze strijd werd niet in een breder kader geplaatst. Wat ontbrak, was en is een plan van strijd tegen de crisispolitiek: voor behoud van werkgelegenheid, tegen afbraak van sociale voorzieningen, voor het verhogen van de belasting voor de rijken en bedrijven, voor nationalisatie van de financiële sector, voor een grondige omvorming van de economie in groene en sociale richting.
Interne discussies
Ook opvallend was het ontbreken van een discussie over de crisis en de gevolgen. Natuurlijk werden in allerlei organen meningen uitgewisseld, maar een algemene discussie in de gehele partij ontbrak. Met het uitbreken van de crisis hebben we met een andere maatschappelijke realiteit te maken dan daarvoor. Op die realiteit moet de partij zich instellen. Dat gaat niet vanzelf, daarvoor is een collectief proces van analyse en discussie noodzakelijk.
De SP staat er om bekend een partij van doeners te zijn, niet een discussieclub. Dat is een pré als er duidelijkheid en overeenstemming is over de algemene koers. Maar het keert zich tegen de organisatie als de tijden veranderen en de bakens verzet moeten worden. Natuurlijk moeten we in de SP niet naar een situatie zoals in de PvdA, waar iedere zogenaamde ‘partijprominent’ maar proefballonnetjes oplaat of het eigen gelijk probeert te halen. In een serieuze partij moet er intern de ruimte zijn, en de structuren bestaan, om inhoudelijke discussies te kunnen voeren. Op die manier worden de leden gestimuleerd om mee te denken over de koers van de partij en daar verantwoordelijkheid voor te dragen.
Een kruispunt
De komende maanden tot de verkiezingen van 9 juni zullen cruciaal zijn. Grofweg zijn er twee mogelijkheden. Of de partij weet zich opnieuw te profileren als de partij van verzet en de weigering van de bevolking om op te draaien voor de crisis. Of de partij raakt verder gevangen in de bestuurderslogica van meebeheer van een kapitalisme in crisis. In dat laatste geval zal het onderscheid met de PvdA steeds kleiner worden en zullen meer mensen een proteststem op Wilders uitbrengen. Ook electoraal zal de SP dan steeds minder aantrekkelijk worden.
In het eerste geval is er ook geen garantie dat de electorale positie op korte termijn hersteld kan worden. Als sociaal verzet tegen de crisismaatregelen beperkt blijft is de ruimte voor een partij die daar de uitdrukking van wil zijn ook beperkt. Maar met een dergelijke profilering ontstaat wel een betere uitgangspositie voor de langere termijn. Wat de uitslag van de verkiezingen op 9 juni ook zal zijn, en wat voor een regering er daarna ook gevormd zal worden, een ding is zeker: het zal een regering zijn die een ongekende politiek van bezuinigingen en sociale afbraak gaat voeren. De klappen voor de onderkant van de samenleving zullen nog harder zijn dan in de jaren tachtig van de vorige eeuw.
De SP heeft haar wortels in het verzet tegen de crisispolitiek in die jaren. Nu we met een nog veel ernstiger crisis worden geconfronteerd kan en moet ze die lijn doortrekken.
(Uitpers nr. 120, 11de jg., mei 2010)