De strijd tegen het “internationaal terrorisme” loopt vijf jaar na 9/11 niet van een leien dakje, ook niet op het terrein waar die werd ingezet: Afghanistan. Kort na de aanslagen van 11 september begonnen de grootscheepse operaties om in Afghanistan Al Qaida en Osama Bin Laden uit te schakelen en om het Talibanbewind ten val te brengen. Al Qaida is verjaagd maar kreeg navolging, Osama Bin Laden is voor zover bekend evenmin uitgeschakeld en de Taliban maken het de internationale troepenmacht(VS en Navo) en het ‘nieuwe’ bewind in Kabul erg lastig. Over dat ‘nieuwe bewind’ valt trouwens ook weinig goeds te zeggen.
De Amerikaanse strijdkrachten hebben naar het schijnt sinds kort een nieuwe doctrine voor strijd op het terrein. In een handboek van 241 bladzijden leggen generaal David Petraeus en kolonel Conrad Crane uit dat het ook belangrijk is bij tussenkomst in een ander land dat de Amerikaanse militairen de aard van het conflict begrijpen. Die militairen moeten de motivaties, de sterke en zwakke punten van de tegenstander kennen en moeten zorgen de bevolking aan hun kant te krijgen. Enzovoort.
Dat handboek is duidelijk nog niet doorgedrongen tot de Amerikaanse militairen op het terrein in Irak, Afghanistan en elders. President Hamid Karzai maakt zich de jongste tijd vaak boos (of tenminste, hij geeft die indruk) op de Amerikaanse troepen in zijn land die bij hun operaties tegen de Taliban al honderden Afghaanse burgers hebben gedood. De “collateral damage”, de zijdelingse schade, is wel erg groot. Vooral de Amerikaanse luchtmacht bombardeert er duchtig op los en kijkt niet te nauw. Als men voldoende bommen gooit, zal men wel altijd enkele Taliban raken, lijkt het devies.
Close to anarchy
Of president Karzai echt boos is, kunnen we moeilijk uitmaken. Maar hij kan moeilijk nog naast de feiten kijken: ondanks de grote militaire middelen zijn die Taliban niet klein te krijgen, integendeel, ze hebben in grote delen van het land (zuiden, oosten en delen van het westen) het initiatief in handen. Hoe kan dat nu in een land waar diezelfde Taliban een zo achterlijk schrikbewind uitoefenden?
De Britse luitenant-generaal David Richards gaf zelf een deel van het antwoord tijdens een conferentie op het Royal United Services Institute in Londen op 21 juli. Richards, de hoogste Britse militair in Afghanistan en chef van de Navo-troepen, beschreef de toestand in dat land als “close to anarchy” met onder elkaar ruziemakende buitenlandse organisaties, met privé-veiligheidsdiensten die voor onveiligheid zorgen en met een grootscheepse corruptie die maakt dat de (beperkte) buitenlandse hulp zeker niet voor wederopbouw wordt aangewend.
Richards is bijna ongenadig. Hij had het over krijgsheren die de chaos in de hand werken omdat hun zaakjes, waaronder opiumproductie en handel, daar beter van worden. Hij sprak de Britse regering tegen die de inzet van Britse militairen o.m. verdedigde met het argument dat ze de opiumteelt zouden helpen uitroeien. We hebben andere katten te geselen, dat kunnen we pas later aanpakken, aldus Richards. Een andere Britse generaal, Sir Mike Jackson, was nog duidelijker: nu de opiumteelt aanpakken, zou contraproductief zijn… Intussen wordt in de grote opiumprovincie Helmand, de grootste bron ter wereld van opiumproducten, voor dit jaar een recordoogst voorspeld.
Noord-Atlantisch?
In Afghanistan zijn twee officiële militaire grootscheepse operaties bezig. “Enduring Freedom” is de Amerikaanse vechtmissie die Al Qaida en de Taliban moet uitroeien en zo het terrein effenen voor die andere missie, de “International Security Assistance Force” – ISAF – die orde en rust moet brengen om de wederopbouw mogelijk te maken. Deze laatste missie is sinds 1 augustus een operatie van de “Noord-Atlantische Verdragsorganisatie” – Navo.
Wat doet een Noord-Atlantische alliantie in Afghanistan? In de optiek van Washington – daarin gevolgd door talrijke Europese bondgenoten – moet de Navo wereldwijd gendarm kunnen zijn. Dat staat wel niet in het handvest van de Navo, maar daarvoor werd na 11 september 2001 artikel 5 van dat Handvest bovengehaald: een gewapende aanval op een van de lidstaten wordt opgevat als een aanval op alle lidstaten. En aangezien de aanvaller een gemondialiseerde terreurbeweging is, kan ook wereldwijd worden opgetreden. De Navo mist de boot van de globalisering niet.
Voorwendsel
Dat artikel 5 slechts een voorwendsel was, is met de ISAF onder Navo-bevel wel bijzonder duidelijk. Het gaat officieel niet meer om een lidstaat tegen een agressie ter hulp te snellen, het gaat nu in theorie om wederopbouw en stabilisering van een regime waarvoor onder meer Britse, Nederlandse maar ook Belgische militairen worden ingezet. Voor een operatie die dus in de verste verte niets met het handvest van de Navo te maken heeft. Maar daar liggen ze in Brussel (Evere én Wetstraat) allang niet meer wakker van. De Navo is een mondiale “ordehandhaver” en heeft geen legimitatie nodig.
Er zijn echter ook nog praktische bezwaren. Britse bevelhebbers op het terrein verklaarden aan de Britse Sunday Telegraph (6 augustus) dat de Britse militairen “aan de rand van totale uitputting zitten”. De operaties worden wel steevast als “succesvol” bestempeld, maar anderzijds blijkt dat die Taliban helemaal niet in het defensief zitten, maar integendeel hun invloed uitbreiden. In de eerste plaats omdat ze nogal wat steun krijgen onder grote delen van de bevolking.
Taliban springlevend
Hoe is zoiets nu toch mogelijk? Laten we even de nieuwe doctrine van de Amerikaanse strijdkrachten toepassen. De Taliban hadden tien jaar geleden hun snelle opmars te danken aan verscheidene factoren. Twee belangrijke: 1) de enorme logistieke steun van de Pakistaanse militaire geheime dienst die praktisch mee opmarcheerde en 2) de enorme afkeer bij de bevolking van het corrupte regime van de krijgsheren die vier jaar eerder met Pakistaanse, Saoedische en Amerikaanse steun de communisten hadden verdreven.
Nu, tien jaar later, kunnen de Taliban nog altijd rekenen op steun in Pakistan. De islamitische fundamentalisten zijn daar lang niet al hun machtsposities kwijt. Zeker, Musharaf is een bondgenoot van Washington in de strijd tegen het “internationaal terrorisme”, maar intussen zijn de vrienden van die terroristen diep ingeplant in de strijdkrachten en in de aan Afghanistan grenzende gebieden.
Het tweede: de afkeer bij de bevolking van de krijgsheren. Het zijn voor een groot deel diezelfde heren die in Kaboel weer de lakens uitdelen. Het zijn die krijgsheren en hun lokale partners die een belangrijk deel van de toch al zo schaarse buitenlandse hulp op zak steken.
Die buitenlandse hulp versterkt in de ogen van een groot deel van de bevolking de macht en het fortuin van krijgsheren van wie sommigen ook met opium hebben te maken. Er zijn gevallen bekend geraakt waarbij opiumtrafikanten worden opgepakt, maar na een telefoontje uit Kaboel weer vrijuit gaan – mensen uit de omgeving van ministers of zelfs van de president. Logisch dat de strijd tegen de opiumteelt en handel geen prioriteit is… Terwijl de Taliban in 2000 de opiumteelt zogoed als uitgeroeid hadden in een poging internationale strafmaatregelen te doen opheffen. Wat een hypocrisie van de westerse regeringen, waaronder de Belgische, om een regime te ondersteunen dat bij een deel van de bevolking heimwee naar de Taliban wekt. Zeker in gebieden waar de buitenlandse troepen de “vergissingen” opstapelen en met hun militair geweld al honderden burgers hebben omgebracht.
Mensenrechten?
Het regime van Karzai staat zo zwak, dat het zonder al die westerse militairen niet lang zou standhouden. Vandaar dan ook het argument dat die troepen er nodig zijn om de Taliban van de macht weg te houden en de bevolking te behoeden voor die moslimfundamentalisten. Voor wanneer troepen naar Saoedi-Arabië om de bevolking daar van die fundamentalisten te bevrijden?
Maar het regime in Kaboel zou van Afghanistan toch een moderne staat met respect voor mensenrechten moeten maken? In juni stelde de Afghaanse veiligheidsdienst een lijst op met allerlei onderwerpen waarover de media niet meer of zeer discreet mogen berichten. Onder de taboes: alle negatieve berichten die het moreel van de Afghaanse strijdkrachten en van de ISAF kunnen ondermijnen.
En bovendien keurde de Afghaanse regering de (her-)oprichting goed van een Bureau voor Deugd en Ondeugd, zoals dat onder de Taliban bestond. Het dagelijks leven van de vrouwen wordt met de dag weer moeilijker, zodat het verschil met de periode van het Talibanbewind steeds kleiner wordt.
Maar de Navo en de Belgische troepen zijn daar niet om die rechten te verdedigen. Ze zijn er om op koloniale wijze hun orde op te dringen. Wat is het verschil met de Sovjet-interventie van 1979 tot 1989, behalve dan dat de communistische regimes een iets progressievere inhoud hadden?
(Uitpers, nr. 78, 8ste jg., september 2006)