Washington verloor de oorlog in Vietnam niet alleen op het Vietnamese terrein zelf, maar al evenzeer op het thuisfront. Met het groeiend aantal lijkkisten van Amerikaanse militairen, nam ook het verzet in de Verenigde Staten zelf toe. Vandaar dat ex-president George W. Bush beelden over lijkkisten uit Irak en Afghanistan uit de media trachtte te weren. Het baat niet, de cijfers zijn er over het toenemend aantal gesneuvelde militairen.
Zowel in de VS als in alle landen die aan de oorlog deelnemen, neemt de steun voor deelname af, des te meer omdat die oorlog op het terrein zelf ook al verre van een succes is. Maar van georganiseerd verzet is er voorlopig geen sprake, het thuisfront is nog niet echt een front.
In de VS is, volgens tv-zender CNN, 57 % van de bevolking tegen de oorlog gekant. Dat heeft te maken met het aantal gesneuvelde militairen, maar vooral met het gevoel dat het allemaal zo zinloos is.
Obama’s choice
De farce rond de Afghaanse presidentsverkiezingen heeft veel Amerikanen de ogen geopend. In Afghanistan gaat het niet om “democratie” maar om belangen. Voor Washington heeft Afghanistan vooral belang om zijn ligging, met zicht op Pakistan, Iran, China, Centraal-Azië. Democratie? Wat doen al die Amerikaanse troepen op en bij het Arabisch schiereiland om de democratie te vestigen in bij voorbeeld Saudi-Arabië? Ook de vele gevallen van
“collateral damage”, waarbij honderden burgerdoden blijven vallen, doen de twijfel aan de zin van die oorlog voeden.
De meeste Amerikanen zien het dus niet meer zitten en president Obama krijgt het steeds moeilijker om te verbergen dat hij geen uitkomst ziet. Obama heeft wel van “AfPak” (Afghanistan-Pakistan) een prioriteit gemaakt, hij wou toch veel meer troepen naar het Afghaanse strijdtoneel sturen. Nu zegt Nancy Pelosi, leidster van de Democraten in het Congres, dat er in de VS geen draagvlak is om meer troepen te sturen. Obama moet nu een vertrekstrategie uitwerken waarbij hij zo weinig mogelijk gezichtsverlies lijdt. De “afghanisering” van de oorlog… De aan gang zijnde “afghanisering” van de oorlog heeft echter zeer veel weg van de indertijd mislukte “vietnamisering” van de oorlog.
In Canada is het enthousiasme voor deelname aan de oorlog al lang minder groot, daar is de overgrote meerderheid tegen. Canada heeft 2.800 manschappen op het terrein; na 131 doden besliste de conservatieve regering toch maar om zich vanaf de zomer van 2011 grotendeels terug te trekken; er zouden wel een duizendtal “instructeurs” achterblijven in het kader van de “afghanisering”.
Europa
In Europa is de weerstand tegen deelname aan de oorlog ook snel groeiend. Bij de begrafenis van zes Italiaanse soldaten in Rome op 21 september, riep de menigte om “Pace” – vrede. Italië heeft 2.300 militairen in Afghanistan – 21 doden. De eis om alle soldaten vóór Kerstmis naar huis te halen, vindt zeer veel weerklank. De regering Berlusconi weet niet goed op welk been dansen. Berlusconi wil een trouwe bondgenoot van Washington zijn. Maar binnen zijn regering is er ook de uiterst-rechtse Lega Nord die oordeelt dat het niet aan buitenlandse troepen is om de Afghanen “democratie” op te dringen. Die populistische Lega voelt aan dat het verzet tegen de oorlogsdeelname heel groot is en dat er vooral bij haar achterban geen enkel begrip voor bestaat.
In Frankrijk, 3.100 militairen en 31 doden, is volgens peilingen twee derde van de bevolking ronduit tegen oorlogsdeelname. Nu president Sarkozy er echter alles voor doet om Frankrijk weer volwaardig in de Navo te integreren, heeft de regering geen oren naar de opinie van de meerderheid. De PS gaat niet verder dan het ‘uitspreken van twijfels’.
Zoals in Frankrijk, is ook in Duitsland alleen uiterst-links resoluut tegen deelname aan de oorlog gekant. “Die Linke” zijn voor een onmiddellijke stopzetting van Duitslands deelname (4.000 troepen in zogenaamd niet-gevechtszones), een mening die volgens peilingen door zes op tien Duitsers wordt gedeeld. De rest van de politieke wereld doet er liefst het zwijgen toe, ook de Groenen wiens vroegere voorman, Joschka Fischer, als minister van Buitenlandse Zaken een van de architecten was van het sturen van Duitse troepen in het kader van “vredesmissies”.
Dat verzet is nog toegenomen sinds het “incident” van 4 september in de provincie Kunduz. Een Duitse officier gaf opdracht tot zware bombardementen op een menigte die samengetroept was rond twee tankwagens met brandstof gekaapt door de Taliban. Daarbij vielen meer dan honderd doden, van wie de meesten burgers.
In het Verenigd Koninkrijk is ook al 60 % van de bevolking voor de terugtrekking van de Britse troepen – 9.000 in totaal. In de zomermaanden vielen er aan Britse kant 42 doden, wat het totaal op 216 bracht. Brown liet lekken dat hij nog vóór de Britse verkiezingen van volgend jaar graag wat troepen zou terugtrekken. Maar op Amerikaans aandringen worden alvast nog meer manschappen gestuurd “om de oorlog te afghaniseren”.
In Nederland, dat actief deelneemt aan de oorlog in de provincie Uruzgan, is er na 21 doden aan Nederlandse kant nog betrekkelijk weinig oppositie. Het verzet lijkt nog het grootst bij de militairen zelf waar de twijfel aan de zin van de oorlog groot is. De linkse SP, die principieel tegen de oorlogsdeelname is gekant, laat het onderwerp volledig links liggen, laat staan dat er sprake zou zijn van enige poging tot mobilisatie. De regering zelf is echter intern verdeeld over wat er moet gebeuren na het einde van de “opdracht” in Uruzgan. Op 1 augustus volgend jaar eindigt de “missie”. De christendemocraten willen verdergaan, weliswaar op een lager pitje, de sociaaldemocratische PvdA wil liefst geen vervolg, de Christen Unie het beperken tot opleidingen van Afghanen.
In België houdt de federale regering de schijn van consensus op. De PS blijft mooi achter die deelname staan waarvan ze een van de architecten was. Alleen vanuit Groen! en de sp.a – dankzij Dirk Van der Maelen – komt er scherpe kritiek op het onvoorwaardelijke oorlogsbeleid van minister Pieter De Crem. Zij zijn de enigen die de moed opbrengen om de uitzichtloosheid van die oorlogsdeelname aan de kaak te stellen. Maar van een echt debat over de Belgische deelname aan die oorlog is geen sprake. Er is een “opvolgingscommissie” met spreekverbod… Voor De Crem is er echter geen sprake van oorlog!
In geen enkel van de deelnemende landen leidt de afkeuring van die deelname echter tot actief verzet. Het feit dat die oorlog de deelnemende landen dit jaar naast de vele doden 100 miljard euro kost, wordt lijdzaam ondergaan. Het blijft een ver-van-ons-bed gebeuren, wat de meeste regeringen van de 42 deelnemende landen toelaat voorlopig gewoon verder te doen.
Maar op het terrein
Intussen wordt de toestand op het terrein zelf steeds benarder, zoals blijkt uit het gelekte rapport van Stanley McChrystal, opperbevelhebber van de Isaf, de internationale troepenmacht van Amerikaanse en Navo-militairen. Hij geeft toe dat de Isaf (International Security Assistance Force) de strijd om de “harten en zielen van de Afghanen” aan het verliezen is, dat de meeste Afghanen hun buik vol hebben van troepen die zich als bezetters gedragen.
De grote operaties die op initiatief van Obama werden gelanceerd, hebben de Taliban niet teruggedreven; integendeel, deze laatste behouden op alle vlakken het initiatief, ook in regio’s waar ze totnogtoe afwezig ware – zoals in het noorden. Terwijl ze steeds gevaarlijker toeslaan in Kabul zelf om zo duidelijk te maken dat het regime van Karzai ook de hoofdstad niet volledig onder controle heeft. Niet alle operaties zijn het werk van de Taliban, er bestaan ook lokale groepen die de buitenlandse militairen – in hun ogen en in die van de bevolking bezetters – bevechten. Er is vooral Hezb-i-Islami van Gulbuddin Hekmatyar, een bondgenoot van de Taliban.
De farce rond de presidentsverkiezingen heeft de weinige geloofwaardigheid van president Hamid Karzai nog verder aangetast, tot woede van de Amerikaanse gezant Holbrooke. De ruzie ging niet over de zege van Karzai, wel over het feit of die al in een eerste ronde dan wel in een tweede ronde zou komen.
Over de massale fraude bestaat wel geen enkele twijfel meer. Er zijn zelfs gevallen bekend geraakt waarbij Taliban (echte of vermeende) incidenten uitlokten om stembureaus te kunnen gesloten houden zodat de stembussen zonder enig toezicht konden worden opgevuld.
Pathanen en Tadzjieken
Die farce heeft wel de oude tegenstellingen tussen Pathanen en Tadzjieken aangewakkerd. Abdullah Abdullah, de verliezer, genoot vooral de steun van Tadzjieken, Oezbeken en andere groepen. Zelf is hij van gemengde afkomst, een Tadzjiekse moeder, een Pathaanse vader, maar in de ogen van de Pathanen “geen van ons”. De Pathaan Karzai moet het normaal van Pathaanse kiezers hebben. Maar het is vooral in de Pathaanse gebieden dat de – overwegend Pathaanse – Taliban sterk staan.
Die factoren kunnen best niet onderschat worden. Karzai heeft in provincies waar Pathanen in de minderheid zijn, vooral in het noorden, gouverneurs aangesteld die vroeger actief waren in de islamfundamentalistische Hezb-i-Islami (Islamitische Partij) van Hekmatyar. Deze laatste werkt al jaren samen met de Taliban en verscheidene aanslagen tegen NAVO-soldaten zijn het werk van zijn groep. Hekmatyar was jarenlang dé man van Washington en van de Pakistaanse militaire geheime dienst ISI en van Saudi-Arabië. Hij was de enige die van de Amerikanen Stinger luchtdoelraketten kreeg.
Hij heeft zeker in Pakistan en de Arabische wereld nog veel steun. Hekmatyar was ook degene die na de zege van de Modjaheddin in 1992 jarenlang vanuit de omgeving van Kabul de hoofdstad bestookte om er zijn rivalen, in de eerste plaats, Ahmed Massoed (een Tadzjiek) te verjagen. Abdullah behoort tot de clan van de “Pansjiri” (naar de Pansjirvallei) van Massoed, wat verklaart waarom manschappen van Hekmatyar in sommige gebieden Karzai een handje hebben toegestoken.
Het resultaat van de verkiezingsfarce is alvast dat het bewind in Kabul nog zwakker staat. Karzai zal naar verwachting nog meer dan tijdens de campagne de nationalistische kaart spelen, nog meer kritiek spuien op zijn Amerikaanse beschermers en nog meer praten over “nationale verzoening” met “gematigde Taliban”. Zijn sterkste troef: zijn buitenlandse beschermers hebben geen andere troefkaart.
(Uitpers, nr. 113, 11de jg., oktober 2009)