Sommige mensen menen dat artificiële intelligentie onze hersenen zal aantasten, ons zal de-cerebreren. En dat deze artificiële intelligentie een symptoon is van het neoliberalisme dat de mens als subject te niet doet. Ze dwalen.
Onze hersenen en ons hele lichaam veranderen voortdurend, onder invloed van ons aards bestaan, ons werk en onze voeding.
Wat het neoliberalisme doet is onze samenleving veranderen door ons op een andere manier naar de wereld en naar de mensen te laten kijken, door essentiële maatschappelijke regels en praktijken – ‘van vroeger’ – te veranderen.
Hoe het begon
Het ging geleidelijk. Met een economisch programma van ‘stabilisering’ en ‘structurele aanpassing’ – in Europa de ‘regels van Maastricht’ – met ideeën over ‘vrije’ handel en privatiseringen. Met de deregulering van markten, inclusief de zogenaamde arbeidsmarkt. Met meer macht voor de financiële markten. Met nieuwe ideeën over begrotingen die ‘in evenwicht’ moeten zijn.
Die veranderingen maakten snel duidelijk dat hieruit een andere Staat zou ontstaan. Niet een zwakke Staat maar een sterke Staat op minder actieterreinen. Een staat die de consumentenrechten zou beschermen in plaats van de arbeidersrechten. Die de concurrentie op alle mogelijke gebieden zou bevorderen. Die de grenzen zou open stellen voor goederen en kapitaal van elders. Die alle schulden zou betalen in een permanent proces van onderschikking en sociale afbraak.
En zo kwam de derde component uiteindelijk naar boven. Hoewel er aanvankelijk geen consensus was over enige sociale dimensie kwam uiteindelijk toch de ‘armoedevermindering’ boven drijven. En het was duidelijk: arme mensen moesten geholpen worden, sociale bescherming kreeg geen plaats in de arme ontwikkelingslanden, in Europa werd het ‘making work pay’. Men ging zelfs zo ver om geleidelijk aan de concepten inhoudelijk aan te passen en armoedebestrijding de nieuwe naam van sociale bescherming te geven. Wat wij ‘sociale bescherming’ noemen, werd van de kaart geveegd, sociale en economische rechten kregen geen aandacht van de internationale financiële instellingen.
Natuurlijk was er verzet, bottom-up en top-down. Van mensen die werkloos en arm werden, van instellingen met een andere maatschappelijke visie, zoals het VN-Kinderfonds (Unicef) en de Internationale arbeidsorganisatie (ILO). Vandaar trouwens de naamsverschuiving. Maar de ‘armoedeval’ bleef een val. Men ging geloven dat men de armoede kon uitroeien zonder mensen bescherming te bieden tegen ziekte, werkloosheid en de oude dag, zonder gezondheidszorg en degelijk onderwijs, zonder openbare diensten.
We zijn nu meer dan dertig jaar verder en dat beleid heeft zijn werk gedaan, wereldwijd.
Verharding
Op 18 oktober 1986 werd voor het eerst in Frankrijk een collectieve uitwijzing gerealiseerd. 101 mensen afkomstig van Mali werden geboeid op een charter gezet en afgeleverd in Bamako. Het waren mensen zonder geldige papieren, enkele waren veroordeeld als drugsdealers.
Het was een enorm schandaal. Dagenlang stonden de kranten vol met boze commentaren op deze onmenselijke manier van doen. De actie was mogelijk omdat enkele weken eerder de Assemblée nationale een nieuwe wet had goedgekeurd die toeliet dat mensen zonder gerechtelijke procedure konden uitgewezen worden. Zo gezegd zo gedaan. Jarenlang werd naar deze inhumane behandeling van ‘illegalen’ verwezen.
Het is een schril contrast met de onverschilligheid waarmee duizenden mensen jaarlijks in de Middellandse Zee verdrinken. Een schip dat met een goede vijfhonderd mensen voor de Griekse kust ten onder ging, kreeg nauwelijks aandacht, laat staan officiële verontwaardigde reacties. We zijn het gewoon. Het zijn ‘zij’, niet ‘wij’.
We zien hetzelfde met de huidige rellen in Frankrijk. Niet voor niets wordt nu een speech van de rechtse President Chirac uit 2005 boven gehaald. Er waren toen ook hevige rellen omdat twee jongens op de vlucht waren voor de politie en zich verscholen in een electriciteitskabine. Ze werden geëlektrocuteerd. De verontwaardiging was groot en Chirac, alvast geen progressief, sprak verzoenende woorden tot de ‘kinderen van de Republiek’. Hij was verkozen met een stelling over de ‘fracture sociale’. Toen Chevènement het had over ‘l’ensauvagement’ werd hij boos terug gefloten.
Vandaag spreekt Emmanuel Macron, die links en rechts wilde verzoenen, over ‘dé-civilisation’, zijn politiemensen en sommige politici hebben het over ‘les hordes sauvages’, les ‘nuisibles’ … en andere puike woorden om aan te geven dat deze jongens geen deel uitmaken van onze samenleving.
Men noemt dit ‘verharding’ van de samenleving. Het heeft zeker te maken met de veralgemeende competitie, met racisme, met onverdraagzaamheid, met individualisme, met een culturele en identiteitsstrijd. Jawel. Het is uiteindelijk wel een klassenconflict in het kwadraat.
Het zat er aan te komen. Een analyse van het mondiale armoedediscours van de internationale instellingen twintig jaar geleden toonde erg duidelijk de richting aan. Verdwijnt de verzorgingsstaat, dan verarmen de middenklassen en je blijft over met een kleine rijke bovenklasse en een grote onderklasse van mensen onder en net boven de armoedegrens. Polarisering. Wie nog niet arm is geworden schopt naar beneden, want daar wil niemand terecht komen.
Een ander soort samenleving
En zo zijn we stapje voor stapje in een andere samenleving terecht gekomen. België doet het in dit model nog redelijk goed, maar ook wij gaan diezelfde richting uit. Met rechten die worden terug geschroefd, met minder pensioen, minder werkloosheidsuitkering, minder ziekteverzekering. Waar men niet meteen de rechten kan afschaffen, pakt men de mensen en hun statuut rechtstreeks aan, zie Delhaize, zie het platformwerk. Vakbonden worden aangevallen, met deurwaarders en kortgedingen. Het sociaal overleg gaat op de schop door een overheveling van bevoegdheden naar Vlaanderen. Herverdeling wordt een vies woord.
De verharding komt van een rechts zonder complexen en een links met té veel complexen. Zo zijn we, ongemerkt, van een keynesiaanse economie met sociaal pakt geëvolueerd naar een neoliberaal model, met competitie, met ‘gelijke kansen’.
In het rijke Brussel, de Europese hoofdstad en straks ook nog ‘culturele hoofdstad’ kan je geen vijftig meter lopen zonder een bedelaar of dakloze tegen te komen. Men ziet ze zelfs niet meer.
Integratie van illegalen? Het moet, zo stellen we, maar we doen het niet. Armoedebestrijding, we doen het, zeggen we, maar de resultaten blijven uit, vanzelfsprekend, want geld is er niet.
De rijken onttrekken zich aan de maatschappij, ze wentelen zich in een mondialisering die het moet hebben van een groeiende ongelijkheid, en meer en meer van ‘vijanden’. Files? We nemen de helikopter wel. Rellen? Repressie!
Nogmaals, in België is nog niet alles verloren. Maar het misprijzen voor mensen van mindere doen is er wel. De afbouw van rechten en van statuten, de verzwakking van de vakbonden, het is er wel. Kunnen we dat tegen gaan? Met actie? Of laten we alles in handen van hulpeloze sociaal werkers?