Wie kan de link over muziek én maatschappij beter leggen dan de erudiete Fred Brouwers die met dit boek bewijst dat er in een gedreven melomaan ook een kritische socioloog kan schuilgaan? ‘Beethoven in de bunker’ past uitstekend in de reeks van maatschappijkritische publicaties die het uithangbord van uitgeverij EPO zijn.
Mozart met stalen helm
Ja, dat Hitler een grote, maar zeer selectieve klassieke muziekliefhebber was, is al lang veel langer dan vandaag geweten. De eerste die daar op een zeer intieme manier kon mee kennismaken was de Rus Lev Besymenski die in 1945 de geheime bunker van Hitler waarin hij zelfmoord pleegde, doorzocht, niet alleen als militair maar ook als melomaan. Hij griste een groot aantal 78-toerenplaten met zich mee van Hitlers vijf geadoreerde componisten: naast Wagner, Beethoven en Anton Bruckner waren daar ook Tsjaikowsky en Mozart bij. Vandaar: ‘Beethoven in de bunker’ en binnen handbereik van Hitler.
De muzikale keuze van Hitler strookte echter vaak niet met zijn politieke opvattingen. ‘Joden waren dan wel Untermenschen, maar wanneer ze mooi muziek maakten kon Hitler dat allemaal niet veel schelen.’ (p. 8) Bovendien werd de geprefereerde nazimuziek een militair uniform aangetrokken, wat Robert Stolz, de populaire componist die uitweek naar de VS, volgende boutade ontlokte: ‘Het lijkt wel alsof de nazi’s Mozart een stalen helm hebben opgezet, Schubert met een sabel hebben omgord en Johann Strauss prikkeldraad rond zijn nek hebben gewikkeld’.
Muziek en maatschappij
Wie vermoedt dat dit boek gaat over de persoonlijke muzieksmaak van Hitler, zoals de titel van ‘Beethoven in de bunker’ wel suggereert, komt echter bedrogen uit. De vondst van Lev Besymenski is echter maar een opstapje voor Fred Brouwers om een breder plaatje open te trekken. De voormalige vrt-journalist en melomaan Fred Brouwers verdiept zich in de houding die musici, componisten en uitvoerders, tijdens het naziregime hebben aangenomen. Op die manier herschrijft de erudiete auteur een stukje muziekgeschiedenis vanuit een politiek perspectief, waardoor musici worden beschreven respectievelijk als slachtoffer, rebel, maar ook als passieve of actieve ondersteuner van het naziregime. Ook kunstenaars moesten in die periode noodgedwongen kleur bekennen en via muziek werden zij daardoor op hun manier ofwel collaborerende oostfrontstrijders, ofwel verzetslui tot in de kampen toe of, zoals in veel gevallen, zigzaggende figuren die in de eerste plaats voor eigen overleven opereerden. Die verschillende houdingen van de musici maakten dat zij, zoals de ondertitel van dit merkwaardige boek aangeeft, vanuit nazi-perspectief ‘vereerd, verbannen of vergast’ werden.
Vereerd of verbannen
De ondertitel ‘Musici onder het nazisme’ dekt meer de lading van dit boek dat bestaat uit negentien portretten van componisten, dirigenten en uitvoerders. In de eerste categorie hoorden figuren thuis die voor hun trouw of steun aan het regime beloond werden en sommigen werden zelfs verheven tot een status die stukken hoger lag dan hun werkelijke artistieke waarde. Verzet tegen het regime, zoals dat bijvoorbeeld uitgesproken aanwezig was bij de Italiaanse dirigent Arturo Toscanini, maakte dat hij naar New York moest uitwijken. De Duitse pianiste en Beethovenvertolkster Elly Ney behoort zonder twijfel tot de eerste categorie. Brouwers noemt haar dan ook een rabiate Jodenhaatster. De gemeente Tutzing in Oberbayern, waarvan zij afkomstig was, heeft zich in 2009 van haar antisemitische uitlatingen en haar nationaalsocialistische overtuiging gedistantieerd en elke vorm van antisemitisme, racisme en mensenhaat veroordeeld. Ook de Belgische pianist-dirigent Paul Douliez, vader van Ivonne Lex, kwam na een socialistische periode in nazistisch vaarwater terecht en is in de collaboratie het verst gegaan. Hij werd lid van de Algemeene SS, de Vlaamse afdeling van de Schutztaffel, later van de Waffen-SS en trok ook als Kriegsberichter naar het Oostfront. Hij werd oorspronkelijk ter dood veroordeeld, maar werd, zoals veel collaborateurs, in 1951 al uit de gevangenis ontslagen. Ook de Oostenrijkse wereldberoemde dirigent Herbert von Karajan had heel wat boter op het hoofd. ‘Was hij een nazi of een meeloper?’ ‘Hoe verbrand was deze man die niet alleen op het rostrum schitterde, maar even flamboyant pronkte met zijn zelfgemaakte films, op zijn luxejacht of achter de knuppel van een straaljager? Dat vraagt Brouwers zich af en hij komt tot de conclusie dat hij geen overtuigde nazi was, maar dat hij wel maximaal profiteerde van zijn banden met de nieuwe orde om een superster te worden.
Muziek als verzet
Aan de andere kant was er natuurlijk ook een figuur als Hanns Eisler, de revolutionaire musicus, die zijn werk als componist, en in mindere mate als pianist en dirigent, onvoorwaardelijk in dienst stelde, vaak in samenwerking met Bertolt Brecht, van de arbeidersklasse en de antifascistische beweging. Hij legde zich toe op het schrijven van communistische koorwerken, revolutionaire cantates, marsen, filmdecors en toneelwerken allerhande. Ook de Pools-Joodse violist Bronislaw Huberman werd door de nazi’s als publieke vijand nummer 1 beschouwd. Hij was vlijmscherp in zijn veroordeling van de Duitse intellectuelen die hun nek niet durfden uitsteken. ‘Voor de hele wereld beschuldig ik jullie ervan, jullie Duitse intellectuelen, jullie niet nazi’s, om de ware schuldigen te zijn van al deze nazimisdaden en van de lamentabele afbraak van een groot volk die de hele wereld te schande maakt.’ Dat schreef hij in een open brief die in The Manchester Guardian verscheen.
Vergast
En dan zijn er natuurlijk de grootste slachtoffers van het naziregime: de Joodse musici die in de concentratiekampen terecht kwamen en die alleen hun muzikale talenten konden uitspelen. In Treblinka bijvoorbeeld waarin musici in leven konden blijven door klassieke muziek te spelen in het decor van een zogenaamde Joodse modelstad. Fred Brouwers voert de Roemeense dirigent en componist Rafael Schächter op die een heel orkest van Joodse muzikanten mocht dirigeren waarvan de meesten, zoals hij, Treblinka niet overleefd hebben. Vergast dus of dood gemarcheerd.
Vanitas en nazisme
In al de portretten waarin op zijn zachtst gezegd sprake was van een ambigue houding van de betrokken musicus ten opzichte van het nazisme – en dat waren de meesten – blijft Fred Brouwers zeer genuanceerd in zijn beoordeling. ‘Het blijkt zoveel jaren later moeilijk om de “meelopers’ tot de hel, de hemel of het vagevuur te veroordelen.’ (p. 41) Zo is het ook gegaan met de Nederlandse dirigent Willem Mengelberg die volgens hem geen rabiate nazi was, maar toch een sympathisant, grotendeels verblind door zijn eigen streven naar glorie. Vanitas vanitatum, o ijdelheid der ijdelheden. Die menselijke trek zal zeker ook meegespeeld hebben en zeker dan in de kunstwereld waar de ego’s meestal niet zo klein zijn.
‘Beethoven in de bunker’ gaat dus vooral over de eigen artistieke ambities en ego’s van ‘musici onder het nazisme’, maar dan geplaatst in een tijdgeest waarin de universele taal van de muziek verengd werd tot een propaganda-instrument voor het nationaalsocialistische gedachtengoed. Wie kan de link over muziek én maatschappij beter leggen dan de erudiete Fred Brouwers die met dit boek bewijst dat er in een gedreven melomaan ook een kritische socioloog kan schuilgaan? ‘Beethoven in de bunker’ past uitstekend in de reeks van maatschappijkritische publicaties die het uithangbord van uitgeverij EPO zijn.