Het beleid van de Pakistaanse president, Generaal Pervez Musharraf, heeft veel weg van dat van zijn voorganger Generaal Zia ul Haq. In de jaren tachtig kon de toenmalige militaire leider en zelfbenoemde president van Pakistan gebruik maken van de Amerikaanse vastberadenheid om de Sovjet-troepen uit Afghanistan te verdrijven om zijn internationale legitimiteit te vergroten en de economische vooruitzichten van zijn land te verbeteren. Vijf jaar na de terroristische aanslagen in New York en Washington is duidelijk dat Musharraf uit dezelfde trukendoos als zijn voorganger put.
Toen Generaal Pervez Musharraf in 1999 zijn geweldloze staatsgreep pleegde, stond Pakistan economisch aan de rand van de afgrond. De grootschalige corruptie en het feit dat slechts drie procent van de Pakistanen belastingen betalen, zorgden voor een economisch onhoudbare situatie. Het land had niet alleen af te rekenen met een begrotingstekort van meer dan zes procent van het nationaal inkomen, de export daalde ook aanzienlijk en de Pakistaanse migranten stuurden minder geld naar hun thuisland. Nog pijnlijker was de beslissing van de Wereldbank, het IMF en verschillende bilaterale donoren om na de Pakistaanse kernwapenproeven in 1998 de financiële hulp op te schorten en economische sancties op te leggen. Na de militaire coup van Musharraf werden die economische sancties nog verstrengd.
Zeven jaar later ziet de economische situatie er in Pakistan heel wat beter uit. Vorig jaar bedroeg de economische groei meer dan zeven procent en intussen is het begrotingstekort gehalveerd tot drie procent van het BNP (1). Volgens de Pakistaanse regering zijn deze goede resultaten volledig te danken aan haar efficiënte economische beleid. Maar hoewel de Pakistaanse premier Shaukat Aziz een deel van de eer toekomt, ligt de oorzaak van de vooruitgang vooral bij de plotse toename van buitenlandse financiële hulp in de nasleep van de aanslagen van 11 september 2001 en de daaraan gekoppelde opheffing van de economische sancties. De VS zijn veruit de grootste weldoener. Tussen 2002 en 2005 hebben de VS maar liefst 2,64 miljard directe steun aan Pakistan gegeven (2).
Met of tegen ons
Het regime van Musharraf plukt niet alleen economische vruchten. Door de Amerikaanse zijde te kiezen in de ‘oorlog tegen het terrorisme’, kon de Pakistaanse president zijn internationale legitimiteit aanzienlijk vergroten. Daags na de aanslagen van 11 september 2001 stelde Washington het regime in Islamabad voor een ultimatum. Ofwel was Musharraf met de Amerikanen, ofwel tegen hen. Hoewel Pakistan de Taliban in buurland Afghanistan al jaren steunde, liet Musharrafs antwoord niet lang op zich wachten en schaarde hij zich uitdrukkelijk achter de Amerikaanse plannen om Afghanistan aan te vallen, ondanks protest vanuit zijn militaire entourage. In één slag veranderde de status van Musharraf in het Westen van een militaire dictator, die onder internationale druk stond om zijn regime te democratiseren, tot een onmisbare bondgenoot die op veel steun kon rekenen van de VS en Groot-Brittannië.
Vijf jaar later geniet de Pakistaanse president nog steeds veel steun van Washington, zoals ook bleek toen de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Condoleezza Rice, tijdens haar bezoek aan Islamabad eind juni president Musharraf prees voor zijn krachtdadig optreden in de oorlog tegen het terrorisme (3). Tegerlijkertijd drong ze er bij de Pakistaanse leider op aan om volgend jaar democratische verkiezingen te houden. Maar echt veel druk lijkt de internationale gemeenschap voorlopig niet uit te oefenen op Islamabad. Waarnemers gaan ervan uit dat zolang Musharraf zich kan voordoen als een actieve speler in de strijd tegen de terroristen, hij in de gunst van de Amerikanen zal blijven staan.
Legeraanvoerder of president
De geplande verkiezingen van volgend jaar doen in Pakistan opnieuw vragen rijzen rond Musharrafs dubbele mandaat van legeraanvoerder en staatshoofd. De oppositie blijft erop hameren dat het volgens de grondwet onmogelijk is om de twee topambten te combineren en eist van Musharraf dat hij zijn functie van legeraanvoeder opgeeft indien hij aan een nieuwe ambtstermijn als president begint. Toen Musharraf na zijn staatsgreep in 1999 aan de macht kwam, beloofde hij plechtig dat het land niet langer dan drie jaar in militaire handen zou zijn.
Maar in 2002 besloot Musharraf een referendum te houden, waarin hij de bevolking de vraag stelde of ze hem tijdens de komende vijf jaar nog aan de macht wenste te zien. Hoewel Musharraf naar eigen zeggen met 98 procent van de stemmen tot president verkozen werd, bleek het referendum hem niet de legitimiteit te geven waarop hij gehoopt had (4). Zijn macht kwam nog steeds van zijn positie als legeraanvoerder. Daarom kondigde hij eind 2003 aan dat hij binnen een jaar afstand zou nemen van zijn legerfunctie. Zo hoopte hij ook de steun van de islamitische partijen te winnen die hij nodig had voor de grondwettelijke wijzigingen die hij plande door te voeren.
Bijna drie jaar later staat Musharraf nog steeds aan het hoofd van het leger en bereidt hij zich voor op een volgende ambtstermijn als staatshoofd. In juni kondigde de regeringspartij aan dat de presidentsverkiezingen in september volgend jaar zullen plaatsvinden, twee maanden voor de parlements- en provinciale verkiezingen (5). Zo is de weg vrij voor Musharraf om zichzelf als president op te volgen. De grondwet bepaalt namelijk dat de president verkozen wordt door het kiescollege dat samengesteld is uit het bestaande parlement en de provincieraden waarin Musharrafs Pakistan Moslim Liga (PML-Q) nu de meerderheid vormt.
Verwacht wordt dat de oppositiepartijen volgend jaar parlementszetels gaan winnen ten koste van de regeringspartij PML-Q, die sinds 2002 een coalitie vormt met de Patriotten, een splinterbeweging van de Pakistaanse Volkspartij (PPP) en de Muttahida Majlis-e-Amal (MMA), een alliantie van zes islamitische partijen die veel aanhang hebben in de bergachtige grensstreek met Afghanistan, de Noord-Westelijke Grensprovincie (NWFP). In de aanloop naar de verkiezingen zullen de twee belangrijkste oppositiepartijen, de PPP van de gewezen eerste minister Benazir Bhutto, dochter van de geëxecuteerde president Zulfikar Ali Bhutto, en de PML-N van de afgezette premier Nawaz Sharif proberen om andere partijen naar zich toe te trekken. De MMA staat bovenaan hun ranglijstje (6). De islamitische alliantie is verre van tevreden met Musharrafs beleid. De president heeft niet alleen zijn belofte gebroken om een einde te maken aan zijn militaire carrière. Ook zijn volgzaamheid aan de Amerikanen zorgt bij de MMA voor de nodige irritatie.
Bhutto en Sharif, die beiden in ballingschap leven, voerden begin mei hun anti-Musharrafcampagne op en ondertekenden in Londen het “Democratisch Handvest”, een manifesto voor het herstel van de democratie in hun thuisland. De twee oude politieke rivalen legden hiermee de strijdbijl neer en hoopten zo een stap dichterbij een verkiezingsoverwinning te komen. Of de twee partijleiders ook daadwerkelijk met verenigde krachten aan de verkiezingen gaan deelnemen, is nog lang niet zeker. Nochtans lijkt dat een belangrijke voorwaarde om de huidige machtsbalans te doorbreken. Musharraf, wiens populariteit een dieptepunt bereikt heeft, reageerde verbolgen op de ondertekening van het handvest en noemde het pact ‘ironisch’, aangezien de ondertekenaars tijdens hun regeringsperiode zelf ‘vijanden van de democratie’ waren (7).
Welke stabiliteit?
Het Westen laat de Pakistaanse president voorlopig grotendeels ongemoeid en stemt stilzwijgend in met Musharrafs zelflegitimering dat Pakistan blijvend nood heeft aan een militair regime om de stabiliteit in het land te bewaren. Economisch is Pakistan inderdaad gestabiliseerd, ook al heeft dat minder te maken met het Pakistaanse beleid dan met de toevloed aan Amerikaanse valuta. Politiek is de situatie echter veel minder stabiel. Bomaanslagen en etnisch geweld zijn bijna dagelijkse kost in Pakistan. Musharrafs gebrek aan interne legitimiteit heeft bovendien een bloedig staartje. Naast de gewelddadige separatische groeperingen in de zuidelijke provincie Baluchistan heeft het regime in Islamabad ook steeds meer af te rekenen met opstandige islamitische bewegingen die in verschillende hoeken van het land actief zijn. Het leger slaagt er maar niet in de opstandelingen in de Pakistaanse stammenregio’s in het gareel te krijgen en ziet zijn dodental in deze binnenlandse onlusten verder oplopen.
Ook het conflict in Kasjmir lijkt nog lang niet opgelost. Het is moeilijk in te schatten wat de precieze intenties van Musharraf zijn in de kwestie Kasjmir. Sommige waarnemers wijzen erop dat het aanhoudende conflict voor Islamabad een belangrijk element is om de fragiele eenheid van Pakistan te bewaren. Want nu de Taliban weer bezig is aan een opmars richting Kaboel, zijn bij de Pathanen in het grensgebied tussen Afghanistan en Pakistan de oude dromen van een Pathaanse eenheid ontwaakt. De strijd om Kasjmir helpt Pakistan als staatkundig-religieuze schepping samen te houden. Daarom kunnen toegevingen op het vlak van Kasjmir het regime in Islamabad zwaar kosten. Nochtans zijn kenners het erover eens dat geen enkele president zoveel initiatief heeft genomen in de kwestie Kasjmir als Musharraf, die in de periode voor zijn presidentschap evenwel een hevige tegenstander was van het vredesproces.
Een groot obstakel voor een vredesovereenkomst blijft het probleem van wat India het “grensoverschrijdend terrorisme” noemt. Sinds 1989, toen het conflict uitbrak in de marge van de Sovjet-terugtrekking uit Afghanistan, strijden militante moslimgroeperingen uit het Indiase gedeelte van Kasjmir gewapenderhand om de onafhankelijkheid van de regio of de aansluiting bij Pakistan.
De meest actieve en gewelddadige groep is Lashkar-e-Tayaba, die genoemd werd in de bomaanslagen van 11 juli in Mumbai en die volgens India ook achter de aanslag zat op het Indiase parlementsgebouw in Delhi in 2001.
Het is al lang bekend dat deze islamitische rebellen gesteund worden door de Pakistaanse geheime dienst ISI (Directorate for Inter-Services Intelligence) en dus onrechtstreeks door de Pakistaanse regering. Zolang militante groeperingen Indische doelwitten blijven bestoken, worden Musharrafs vredeswensen dan ook in vraag gesteld. Maar terwijl de Pakistaanse leider zich door zijn samenwerking met de VS genoodzaakt zag – zij het symbolische – maatregelen te treffen tegen militante groepen als Lashkar-e-Tayaba, blijft Musharrafs bewegingsruimte in deze zaak beperkt, onder meer door de grote populariteit die de bevrijdingsgroepen genieten onder de Pakistaanse bevolking (8).
Anti-terreurstrijd met een Janusgezicht
Sinds de val van de Taliban in Afghanistan in 2001 is er in Pakistan nog een front bijgekomen. Toen duidelijk werd dat Taliban-strijders en Al Qaeda-militanten een veilig onderkomen gingen zoeken in buurland Pakistan, zag Musharraf zijn kans om zich te profileren als trouwe Amerikaanse bondgenoot in de oorlog tegen het terrorisme en lanceerde hij een grootscheepse militaire campagne tegen de ongewenste bezoekers. Tienduizenden soldaten werden opgesteld in Zuid-Waziristan langs de noordwestelijke grens met Aghanistan. Terwijl Islamabad de operatie in Zuid-Waziristan een groot succes noemde, konden heel wat Taliban- en Al Qaeda-aanhangers ontkomen. Vaak vluchtten ze verder noordwaarts in de Noordwestelijke Grensprovincie of meer zuidwaarts tot in het al even onherbergzame Baluchistan. Volgens de Amerikaanse inlichtingendiensten zou ook Al Qaeda-leider Osama bin Laden zich nog steeds in een van deze gebieden schuilhouden.
De Pakistaanse president wordt vaak verweten niet ver genoeg te gaan in zijn strijd tegen de terroristen. Musharrafs hevigste criticus is de Afghaanse president Hamid Karzai. Hij stelt Pakistan deels verantwoordelijk voor de terugkeer van de Taliban in zijn land en hun gewapend verzet tegen de regeringstroepen en de buitenlandse interventiemachten. In februari raakte bekend dat het voormalig Taliban-regime jonge Pakistani ronselt om zelfmoordaanslagen te plegen in Afghanistan (9).
De Pakistaanse regering ontkent elke betrokkenheid bij de activiteiten van de Taliban in Aghanistan. Toch kan de aanwezigheid van enkele duizenden Taliban-strijders in de bergachtige provincies Baluchistan en de Noordwestelijke Grensprovincie moeilijk over het hoofd worden gezien. Bovendien kan Musharraf zich geen onvoorwaardelijke volgzaamheid aan de VS veroorloven. Al verscheidene malen ontsnapte de president ternauwernood aan een moordaanslag. Een groeiende streng religieuze en fel anti-Amerikaanse politieke beweging pleit voor een minder afhankelijke koers van de VS. Maar ook de vijandigheid van zowel de Afghaanse regering als de “warlords” van de Noordelijke Alliantie draagt bij tot Musharrafs tweesporenbeleid (10). Door de Taliban opnieuw te steunen kan een opmars van de Afghaanse “warlords” worden vermeden en zit straks misschien weer een bevriend regime in Kaboel.
(Dromen van) een regionale grootmacht
Het groeiend verzet van de Taliban-strijders in Afghanistan doet velen in Islamabad met heimwee terugdenken aan de tijd dat deze moslimfundamentalisten het voor het zeggen hadden in Kaboel. Toen Musharraf in 1999 aan de macht kwam, was de invloed van Pakistan over zijn buurland bijzonder groot. Met de val van de Taliban is daar abrupt een einde aan gekomen en vandaag zijn de relaties tussen Kaboel en Islamabad sterk vertroebeld.
Nu India nauwer begint samen te werken met de VS en zich voor zijn gasbevoorrading tot Iran dreigt te wenden, vreest Pakistan verder geïsoleerd te geraken in de regio. Om die isolatie af te wenden is Islamabad onder meer een grote voorstander van het Indische pijpleidingproject, dat Iraans aardgas via Pakistaans grondgebied naar India zou exporteren. Grote tegenstander van het project is uiteraard de VS, die Iran koste wat het kost deze exportopbrengsten willen ontzeggen. De Amerikaanse regering dreigde reeds met sancties indien India en Pakistan met dit project zouden verdergaan. In juli vorig jaar ging Washington zelfs akkoord om New Delhi te helpen bij de uitbouw van zijn civiele kernenergieprogramma. Dat India het non-proliferatieverdrag niet heeft ondertekend en geen nucleaire steun mag krijgen, doet volgens de regering-Bush niet ter zake.
Het Amerikaans-Pakistaanse bondgenootschap liep een flinke deuk op toen eind 2003 bekend raakte dat de Abdul Qadeer Khan – de ooit in Nederland opgeleide en werkzame atoomspion uit Pakistan – aan de basis stond van een nucleair smokkelnetwerk waarvan de omvang nog steeds niet ten volle bekend is. Musharrafs halstarrige houding in de zaak Khan deed Washington beseffen dat het Pakistan voortaan beter links laat liggen en dat het zijn heil beter bij India kan zoeken. Vriendschap met India betekent voor de VS niet alleen een belangrijke buffer en bondgenoot tegen de opkomende grootmacht China, het democratische India heeft ook een gigantisch economisch potentieel, dat gouden kansen biedt voor het Amerikaanse bedrijfsleven.
De toenadering van Washington tot New Delhi is voor Musharraf reden genoeg om zijn relaties te versterken met India’s oude rivaal en opkomende grootmacht, China. De twee Aziatische landen hebben reeds overeenkomsten afgesloten voor militaire en nucleaire samenwerking, maar afgaande van de massale investeringen die Peking het voorbije jaar in Pakistan ondernomen heeft, belooft het partnerschap vooral economisch te worden. China investeerde in 2005 naar schatting vier miljard dollar in buurland Pakistan, een stijging van 30 procent in vergelijking met 2003 (11). Afgelopen jaar tekende Islamabad maar liefst 22 handelsverdragen met Peking. Maar de grote voordelen die deze samenwerking voor Pakistan kan opleveren, dreigen snel weer verloren te gaan, indien de Pakistaanse regering er niet in slaagt de veiligheid te garanderen van de Chinese hoogopgeleiden die in Pakistan te werk gesteld zijn. Verschillende Chinese ingenieurs en andere werknemers werden in de voorbije drie jaar reeds het slachtoffer van doelgerichte aanvallen van zowel islamitische als separatische groeperingen die de Chinezen liever zien gaan dan komen. Blijkbaar delen lang niet alle Pakistanen Musharrafs droom van een regionale grootmacht.
(Uitpers, nr. 78, 8ste jg., september 2006)
Noten
(1) Asian Development Bank, ADB Pakistan Economic Update, 21 april 2005 http://www.adb.org/Documents/News/PRM/2005/prm-200505.asp,
(2) K. Alan Kronstadt, Congressional Research Service, Issue Brief for Congress: Pakistan–US Relations.
http://fpc.state.gov/documents/organization/42021.pdf.
Voor 2006 hebben de VS 797 miljoen dollar aan economische en militaire hulp voor Pakistan voorzien.
(3) Anne Gearan, “Rice Pushes Pakistan on 2007 Elections”, Washington Post, 27 juni 2006.
(4) Gareth Price, “With me or without me”, The World Today, Vol 62(7), juli 2006
(5) Sinds de beperkingen op politieke partijen in 1985 werden opgeheven, hebben een aantal Pakistaanse partijen zich de naam Pakistan Moslim Liga toegeëigend. In de parlementsverkiezingen van 2002 waren er vijf verschillende partijen die deze naam gebruikten. De grootste partij, de Pakistan Moslim Liga-Q (Quaid-e-Azam, ofwel ‘trouw aan de koning’, in dit geval aan Musharraf) won toen 69 van de 272 zetels. De partij van oud-premier Nawaz Sharif, de Pakistan Moslim Liga-N, veroverde 19 zetels.
(6) Nirupama Subramanian, “Pakistan debates democracy”, The Hindu, 25 mei 2006.
(7) Ibid.
(8) Owen Bennett Jones en Farzana Shaikh, “Pakistan’s foreign policy under Musharraf: between a rock and a hard place”, Chatham House: Asia Programme, ASP BP 06/01, maart 2006.
(9) Carlotta Gall, “Afghan attacks, tied to Taliban, point to Pakistan”, The New York Times, 15 februari 2006.
(10) Amir Mir, “Janus-faced counter-terrorism”, Asia Times On Line, 21 september 2005,
http://www.atimes.com/atimes/South_Asia/GI21Df02.html.
Zie ook Ahmed Rashid, “Islamabad’s lingering support for Islamic extremists threatens Pakistan-Afghanistan ties”, 23 juli 2003, www.eurasianet.org/departments/insight/articles/eav072303a.shtml.
(11) Owen Bennett Jones en Farzana Shaikh, “Pakistan’s foreign policy under Musharraf: between a rock and a hard place”, Chatham House: Asia Programme, ASP BP 06/01, maart 2006.