Hieronder vindt u een bewerkte versie van een artikel van Hans Alters dat verscheen bij ‘foreign policy in focus’(1) over Obama’s eerste aanzet tot antwoord op de grote veiligheidsuitdagingen van het ogenblik.(GS)
Hoe de nieuwe ploeg Obama een en ander zou aanpakken was al een tijdje voorspeld. Met zijn belofte voor een nieuwe tijd van samenwerking wist vice-president Joe Biden op de veiligheidsconferentie van München begin februari 2009, bij de Europeanen de juiste snaar te bespelen. De breuk met de lijn Bush – je bent ofwel met ons ofwel tegen ons – werd duidelijk gewaardeerd. Maar eenmaal de schaduw van G.W. Bush zal zijn weggedeemsterd, zullen de Europeanen zich realiseren welk prijskaartje er aan Barack Obama’s multilateralisme kleeft. Net zoals de VS president zullen ook de Europese bondgenoten verplicht zijn duidelijk te omschrijven welk soort multilateralisme ze willen, en wat ze er willen voor opgeven. Meer dan gelijk welk ander dossier zal Afghanistan sneller dan gedacht het moment van de waarheid inhouden. Tegelijkertijd zullen de bondgenoten mede de NAVO-relaties met Iran gaan bepalen, en zullen ze meer verantwoordelijkheid moeten opnemen dan ze zelf ooit hadden verwacht.
Joe Bidens toespraak in München hield voor de aandachtige luisteraar toch ook een tweede niveau in. Zo zei hij: “De VS zullen eerlijk op zoek gaan naar de mening en de raad van de bondgenoten. We zullen samenwerken zoveel we kunnen, enkel als het echt moet zullen we onze eigen weg gaan.” Hoe kunnen we dit anders begrijpen dan het ‘à la carte multilateralisme’ van Bill Clinton? We leven echter in andere wereld dan in de jaren 1990 toen de VS op een toppunt van hun macht stonden. In 2009 liggen de kaarten helemaal anders: de oorlog in Afghanistan is helemaal geen succes voor het Westen, en de economische crisis brengt ons wellicht voor jaren in een zware recessie. Deze toestand is niet geschikt om nu eens te kiezen voor samenwerking en dan weer niet. De realiteit zal iedereen tot een pragmatisch multilateralisme dwingen.
Afghanistan
In München zei de speciale afgezant van president Obama voor Afghanistan, Richard Holbrooke: “Ik heb nog nooit zo’n rotboel gezien. De VS zijn nog nooit met een dergelijke situatie geconfronteerd geweest, ik denk dat het harder zal zijn dan Vietnam”. Natuurlijk moest hij een en ander negatief voorstellen opdat de Europeanen zich genoodzaakt zouden voelen meer troepen te leveren voor de oorlog in Irak. Maar hoe moet dat gebeuren als de Amerikaanse legertop kennelijk zelf zonder echte uitwegen zit voor de huidige missie in Afghanistan? Zelfs als het Pentagon met overtuigende plannen zou komen, is het niet zeker dat VS president Obama in april de bondgenoten zal kunnen overtuigen bij zijn eerste bezoek aan Europa naar aanleiding van de 60ste verjaardag van de NAVO.
Washingtons beste vriend, Londen, zit nu al zeven jaar volop in dezelfde oorlogsboot als de VS. Maar er wordt over een groeiende vertrouwensbreuk gesproken tussen de militairen van beide landen, aldus een dossier in “the Economist” van 29 januari 2009. In verband met ISAf (International Security Assistance Forces) in Afghanistan becommentariëren Amerikaanse soldaten hun Britse collega’s als ‘I Saw Americans Fight’. Beide legers volgen een andere aanpak. Londen schilderde reeds in Irak de Britse methode af als efficiënter dan de Amerikaanse manier (Britse soldaten patrouilleerden te voet in Basra, terwijl VS soldaten in hun pantservoertuigen erop uit waren tegenstanders te doden of gevangen te nemen). Een Brits officier zei het zo : “De Amerikanen voeren oorlog, wij voeren operaties uit”. Er is heel wat kritiek in militaire kringen van de VS over het feit dat de Britse defensie-uitgaven achterop hinken tegenover andere budgetposten, en er wordt openlijk de vraag gesteld of Londen zich nog wel kan of wel wil een eerste klasse leger permitteren, een zeemacht, een luchtmacht en een nucleaire afschrikking. Nu president Obama de Amerikaanse troepensterkte in Afghanistan verhoogt, verhoogt hij ook de druk op de Britten. Hoe zal de economische crisis dit dossier beïnvloeden?
Indien Londen ook maar één bataljon meer stuurt, is dat nog altijd beter dan Frankrijk of Nederland. Frankrijk is van oordeel dat het nu voldoende soldaten levert, na de extra 500 manschappen met de nodige helikopters die midden vorig jaar werden ontplooid. Duitsland zal zijn troepen wel tot na 2010 in Afghanistan houden, maar zal ze niet uitbreiden. De Duitse Minister van buitenlandse zaken, Steinmeier, wil een uitstapstrategie uit de Afghaanse oorlog. Vergeten we niet dat hij in september 2009 met Angela Merkel in confrontatie moet gaan bij parlementaire verkiezingen waarin deze onpopulaire oorlog zeker een rol zal spelen. Obama zal daar waarschijnlijk wel rekening mee houden en zijn vraag voor meer troepen uitstellen tot na deze verkiezingen. Maar ook de vraag om De Duitse troepen van het rustiger Noord-Afghanistan naar het woeliger zuiden over te brengen, is op dit ogenblik onbespreekbaar voor Berlijn.
Het ziet er dus naar uit dat het Afghanistan-dossier de grenzen van het trans-Atlantisch bondgenootschap zal bloot leggen. Mensenlevens op het spel zetten en veel geld uitgeven voor een militair avontuur ver van huis, zal moeilijk te verkopen vallen aan de bevolking in Europa, dat een zware economische crisis tegemoet gaat met stijgende werkloosheid, problemen voor de sociale zekerheid en miljarden voor de banksector. Het stijgend sociaal ongenoegen waarvan we al uitingen zagen in Athene, Parijs of Riga zal de buitenlandse engagementen van elke regering zeker verder onder druk zetten. De regering Obama zal niet anders kunnen dan met deze toestand rekening te houden wanneer ze haar verwachtingen formuleert voor de multilaterale benadering van het Afghaanse moeras.
Iran
De toekomstige relaties tussen de EU en de VS zullen in de praktijk dus bepaald worden door de noden die de oorlog in Afghanistan oproept. Dat is evenzeer het geval voor de relaties tussen de VS en Iran. Op 4 februari 2009 keek menig waarnemer verbaasd op toen gemeld werd dat de Party for a Free Life in Kurdistan (PJAK)- de Iraanse broederpartij van de Koerdische Arbeiderspartij, PKK – op de Amerikaanse terroristenlijst zal worden gezet. Deze stap die al jaren door Teheran werd gevraagd, is een heuse bocht van 180-graden in de Amerikaanse Midden-Oosten politiek. De vorige president G.W.Bush had de PJAK als een vitale bondgenoot gekenschetst en gebruikte deze partij – onder meer volgens Seymour Hersch – als tussenpersoon om Teheran te bevechten in Iraans Kurdistan. Met deze verrassende zet toont de regering Obama haar bereidheid om een allesomvattende dialoog op te starten met Teheran en het pad van ‘regime change‘ te verlaten. We moeten toegeven dat vice-president Biden deze geste zei te koppelen aan de Iraanse bereidheid om het nucleair verrijkingsprogramma op te schorten. Hoe we de vage uitspraken van Biden hieromtrent ook mogen interpreteren, klaarblijkelijk zoekt Obama naar een nieuwe koers in dit dossier.
De tijd is wellicht niet ver meer af dat Washington zich niet langer dergelijke dubbelzinnige of gemengde signalen kan veroorloven. Dat heeft alles van doen met de ontwikkelingen in Afghanistan. Een van de zwakke punten betreft de bevoorradingslijnen. De Khyberpas tussen Pakistan en Afghanistan vormt een van deze aanvoer-aders voor de bevoorrading van de NATO. Een Taliban-aanval op een belangrijke brug van deze Khyber Pas heeft onlangs aangetoond hoe wankel deze bevoorradingslijnen – die bij een troepenversterking nog belangrijker zullen worden – eigenlijk wel zijn. We zien dat Kirgizië tijdens een bijeenkomst in Moskou aankondigde de Manas luchtmachtbasis niet langer ter beschikking te stellen voor Amerikaanse luchttransporten vanuit het noorden. Tegelijkertijd biedt Rusland een doorgang aan over Russisch grondgebied voor niet-militaire bevoorrading. Dit is een duidelijke poging om controle te verwerven over de bevoorradingslijnen van Operation Enduring Freedom. De derde route, van de Pakistaanse haven Gwadar naar Kandahar loopt door Taliban-gebied. De enige andere optie voor de NAVO ligt dan in een recent geopende route tussen de Iraanse haven Chabahar naar Zaranj in Afghanistan.
Sommigen zullen deze denkpiste van samenwerking tussen Iran en de NAVO aanvoelen als zwaar bij de haren getrokken. Nochtans is dit precies wat NAVO-generaal John Craddock op 2 februari suggereerde: “De NAVO kan er niks op tegen hebben dat individuele lidstaten bilaterale akkoorden afsluiten met Iran voor de doorvoer van hun bevoorrading naar Afghanistan.” Het valt natuurlijk nog te bezien hoe dit in overeenstemming te brengen is met het bestaande sanctie-regime tegen Iran dat opgelegd werd omdat Teheran zijn verrijkingsprogramma niet opschort. Vergeten we ook niet dat Iran een van de grote supporters was toen de VS in 2001 het Taliban-regime ten val bracht.
Eigenlijk zouden de VS en Iran elkaar makkelijk moeten kunnen vinden op verschillende punten van gemeenschappelijk belang. Enerzijds hebben de VS Iran nodig om de combinatie Taliban – Al Qaeda te bevechten alsook voor de bevoorradingsroutes voor de NAVO-troepen in Afghanistan. Anderzijds heeft Iran de VS nodig om uit zijn isolement te geraken en om buitenlands kapitaal te kunnen aantrekken voor investeringen in de olie- en gassector. Indien de problemen in Afghanistan nog groter zouden worden zou president Obama wel ’s verplicht kunnen worden te kiezen tussen Rusland en Iran.
De oorlog in Afghanistan wordt steeds meer vergeleken met Viëtnam. Obama zou wel ’s beslissingen moeten nemen die iedereen een jaar geleden voor totaal onmogelijk zou hebben gehouden. De situatie in Afghanistan maakt pijnlijk duidelijk dat de het trans-Atlantisme vandaag onvoldoende is om de uitdagingen te kunnen beantwoorden, zoals het feit aantoont dat Europa de VS niet de militaire steun kan geven die Washington verlangt. Bijgevolg zijn de VS wel verplicht om naar andere partners uit te kijken voor samenwerking, zelfs naar de huidige tegenstrevers Rusland en Iran. In dit opzicht is een Clinton à la carte multilateralisme inefficiënt. De internationale toestand schept overduidelijk een noodzaak voor een pragmatisch multilateralisme.
(Uitpers, nr. 107, 10de jg., maart 2009)
Vertaling en bewerking: Georges Spriet
(1)
www.fpif.org, wiens directeur John Feffer vorig jaar te gast was op de vredesconferentie In De Markten